Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

De bal, de bol en de kogel (II)

Wat doen Berlijners op een zomerse namiddag? Ze gaan naar de ijssalon en bestellen drei Eiskugeln! Een Nederlandstalige ijsboer zou raar op zijn neus kijken als iemand drie ijskogels zou willen. Een Nederlander of  Belg bestelt drie bolletjes (De Surinamer is dol op schaafijs, maar daarover een andere keer).

Het Duitse woord Kugel verwijst naar de vorm waarin het ijs geserveerd wordt. Dat gebeurt in het Nederlands met het woord bol. De bol of het bolletje is die Kugel (iets wat rond is). Wanneer je iemand over zijn bol aait (streichelt), dan is dat een hoofd. Je kunt op school een bolleboos (in allen Fächern der Beste) zijn en het daarom hoog in je bol hebben (eingebildet sein). De aardbol is die Erdkugel. De bol (Kugel) en de kubus (Kubus / Würfel) noemen we ruimtelijke figuren.

Bartholomeus van der Helst – Gerard Andriesz. Bicker (Foto: www.rijksmuseum.nl, PD-Art)

Een blik op het adjectief bol is de moeite waard. Van Dale geeft als vertaling: rund (bolle wangen), aufgebauscht (de zeilen staan bol: die Segel bauschen / blähen sich auf) en konvex (een bolle lens). Het tegenovergestelde van het adjectief bol is hol (hohl, leer, konkav). Sommige mensen hebben holle, ingevallen, wangen. Een hollebolle gijs is ein nimmersatter Dickwanst (Van Dale).

Deze hollebolle gijs is overigens een spruit (Spross) van de familie Bicker. Meer over deze familie kunt u in dit boek lezen.

(Wordt vervolgd)

Tags:

Der Beitrag wurde am Dienstag, den 18. Februar 2014 um 10:37 Uhr von Johanna Ridderbeekx veröffentlicht und wurde unter Allgemein, Wortschatz abgelegt. Sie können die Kommentare zu diesem Eintrag durch den RSS 2.0 Feed verfolgen. Kommentare und Pings sind derzeit nicht erlaubt.

Kommentarfunktion ist deaktiviert