Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

We zetten een boom op

(Herrick, PD-self).

En? Staat-ie al, de boom in al zijn kerstpracht? Het is tenslotte kerstavond (Heiligabend).
Laten we eens een boom opzetten (plaudern, klönen) over de boom.

Nee, we gaan de klap­per­boom niet nog eens uitleggen – je kunt me de boom in! (du kannst mich mal gernhaben)

Nog niet overtuigd? Even de kat uit de boom kijken? (abwarten wie der Hase läuft)

Het gaat me om een paar idiomatische uitdrukkingen; die vormen tenslotte de sjeu (Reiz) van een taal. Ik noem er een paar, anders zou u door de bomen het bos niet meer zien (den Wald vor lauter Bäumen nicht sehen). In het Nederlandse taalgebied valt de appel niet ver van de boom, in het Duitse nicht weit vom Stamm.

Mijn botanische kennis is beperkt. Vraag me niet naar het verschil tussen een spar en een den (Fichte, Tanne). Wel weet ik dat de supermarktketen DE SPAR (intussen Edeka) slechts indirect met sparen van doen heeft: de -a is kort [spɑr] en het logo is niet voor niets een dennenboompje, een sparretje. De naam van deze van oorsprong Nederlandse onderneming is een acroniem van „Door Eendrachtig Samenwerken Profiteren Allen Regelmatig“.

Nou, als dat geen mooi motto voor het nieuwe jaar is!
Toch goed dat we even geboomd (plaudern) hebben.

Tags:

Der Beitrag wurde am Donnerstag, den 24. Dezember 2015 um 18:10 Uhr von Johanna Ridderbeekx veröffentlicht und wurde unter Idiom, Wortschatz abgelegt. Sie können die Kommentare zu diesem Eintrag durch den RSS 2.0 Feed verfolgen. Kommentare und Pings sind derzeit nicht erlaubt.

Kommentarfunktion ist deaktiviert