Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

Knikkebollen en knipperbollen

Wat is het substantief, wat het werkwoord?

Laten we met de bol beginnen. Als geometrische vorm is de bol in het Duits een Kugel (driedimensionaal). Desondanks kent het Duits slechts een Blinklicht, ook als het eigenlijk om een Blinkkugel gaat. De Nederlander onderscheidt fijntjes tussen knipperlichten en knipperbollen. Daar staat tegenover dat iemand die met de ogen tegen de zon in knippert, in het Duits kan blinzeln, zwinkern en in Noord-Duitsland zelfs plinkern – maar niet blinken dus! Blinken doen die Duitse snelheidsduivels annex bumperklevers (Drängler) op Nederlandse snelwegen en Belgische autostrades – en dat vinden we niet aardig. Zit er een leuk meisje, een leuke jongen in de metro, blinzelt en zwinkert de Duitser alweer; de Nederlander knipoogt. Hier hebben dus weer een mooi voorbeeld van impliciete transpositie. Elkaar knipoogjes geven is sich anblinzeln/anzwinkern of sich zublinzeln/zuzwinkern.
Je knippert met de ogen als het zonlicht te scherp is, als er een vuiltje in je ogen zit of ook als je moe begint worden.

Maar we hadden het over de bol. Hiermee kunnen we ook speels een hoofd aanduiden: hij heeft het hoog in zijn bol (hoch hinauswollen), een knappe bol (intelligenter Junge), het is hem in zijn bol geslagen (er ist nicht ganz richtig im Oberstübchen). Met je hoofd (je bol) kun je neeschudden en jaknikken. Een jaknikker is een Jasager of Abnicker.

Jaknikker bij zonsondergang (Hrald, CC-BY-3.0)

Gaat het echter om die jaknikkers waarmee in het land van de ondergaande zon delfstoffen uit de bodem worden gehaald, dan spreken we in het Duits van Erdölpumpenböcke (Van Dale) of Tiefpumpen. Hoorde ik daar iemand Murmeln zeggen? 

Mooie associatie: Murmeln (knikkers) zijn glazen Kugeln die tegen elkaar botsen of knikkeren. En de knikker heeft weer met de bol gemeen dat hij als synoniem voor het hoofd gebruikt kan worden. Denk aan die man met die mooie kale knikker.

Waar waren we gebleven?
Als je moe bent, begin je met je ogen te knipperen en je hoofd, je bol dus, knikt af en toe weg. Dan zit je lekker te knikkebollen! (immer wieder einnicken)


Al schrijvende vroeg ik me af waar het woord knickerbocker (uitspraak: nikkerbokker) eigenlijk vandaan komt. Ik citeer de Dikke Van Dale:

genoemd naar Diedrich Knickerbocker, het pseudoniem waaronder de schrijver-journalist Washington Irving (1783-1859) ‘A History of New York from the Beginning of the World to the End of the Dutch Dynasty’ (1809) publiceerde, en waarin hij de draak stak met de vroegste Nederlandse kolonisten in Amerika, die in zijn boek werden afgebeeld met een kniebroek.

Met iemand de draak steken betekent sich über jemanden lustig machen.
Foei Diedrich! Een pak voor je bocker!

Tags: , ,

Der Beitrag wurde am Dienstag, den 1. Dezember 2015 um 08:44 Uhr von Johanna Ridderbeekx veröffentlicht und wurde unter Etymologie, Idiom, Sprachvergleich, Wortschatz abgelegt. Sie können die Kommentare zu diesem Eintrag durch den RSS 2.0 Feed verfolgen. Kommentare und Pings sind derzeit nicht erlaubt.

Kommentarfunktion ist deaktiviert