Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

Wereldnederlands in Almere (1/2)

Een van de boeken die momenteel op mijn nachtkastje liggen is de roman Weerwater van Renate Dorrestein (2015). Een toevallige vondst in een boekenwinkel, meegenomen zonder dat ik wist wat ik in handen had. Ik ben geen literatuurcriticus, dus ergens tussen “snert!” en nobelprijs zal het wel liggen.

Het verhaal is vrij simpel, een klassieke eindtijd-setting: na een mysterieuze ramp wordt de hele wereld vernietigd. Alleen de stad Almere blijft over – uitgerekend deze stad zonder geschiedenis die uit het niets is gebouwd waar honderd jaar geleden nog water was. De rest van de wereld wordt door een dodelijke mist opgeslokt. Enkele duizend mensen, vooral vrouwen, moeten in bijna middeleeuwse toestanden een nieuwe maatschappij creëren.

De Almeerders moeten opnieuw leren voedsel te planten en te verwerken, water uit bronnen naar huis te slepen en zonder electriciteit te leven. Op filosofisch niveau is dit een interessant experiment: kan de mens vandaag nog in zulke omstandigheden overleven? Ik vind uiteraard een andere vraag even spannend: wat zou in zo’n situatie met de taal gebeuren?

De skyline van Almere, daarachter een grijze, apocalyptische mist. (M. Ahsmann, CC-BY-SA 4.0)

Niet lang na de ramp wordt er een maatregel genomen die op taalkundig niveau vrij interessant is. Iedereen in Almere heeft familieleden verloren, de mensen kennen elkaar niet. Daarom worden er toevallig nieuwe families samengesteld met een “clanhoofd”. De mensen mogen hun namen behouden, maar elk lid van de familie krijgt er een nieuwe achternaam bij. Als familienamen worden typische planten uit de omgeving gekozen: koolzaad (dt. Raps), braam (dt. Brombeere), daslook (dt. Bärlauch) enz. De namen moeten zo neutraal mogelijk zijn om niemand te kwetsen, te begunstigen of uit te sluiten. Er worden geen fantasienamen verzonnen, er worden geen gewoonlijke familienamen “gerecycled”, er wordt niet gewoon voor de namen van de clanhoofden gekozen. Er worden ook geen toevallige woorden gebruikt – niemand gaat “postzegel” of “verlengsnoer” heten (allemaal dingen die de mensen in de postapocalyptische wereld niet meer nodig hebben, die dus gerust als namen gebruikt zouden kunnen worden, al is het maar als herinnering aan een beter verleden). Een naam moet blijkbaar een naam zijn, en namen van planten hebben een poëtische kracht. Ze moeten de samenleving een beetje de idylle teruggeven die ze door de ramp kwijtgeraakt zijn. Misschien zorgen ze zelfs voor veiligheid in een gemeenschap waar ieder zichzelf het naast is. Een man genaamd Aalbes (dt. Johannisbeere) zal je moeilijk als gevaar beschouwen.

Iemand een naam geven is uit taalkundig perspectief altijd een bijzondere handeling – wat betekent het als iedereen, de hele wereldbevolking, opeens in een doelgerichte maatregel een nieuwe naam krijgt? De familienamen die we vandaag kennen zijn immers min of meer toevallig onstaan, soms met zonderlinge resultaten – denk ook aan de krasse mevrouw Naaktgeboren of aan de journalist Thijs Niemantsverdriet. Namen doen iets met mensen. Hoe verandert je identiteit als gevolg van zo’n maatregel? Het is een bewuste keuze als je na het huwelijk de naam van je partner aanneemt, maar de Almeerders krijgen hun nieuwe namen door een loterij toegewezen. De roman biedt een aantal mogelijke antwoorden aan over wat het betekent als je “een Koolzaad” bent of “een Braam”.

Het idee van een erg kleine, afgesloten maatschappij levert nog meer taalkundige vragen op die in het boek niet aan bod komen. Bijvoorbeeld: gaat het Standaardnederlands het in deze situatie volhouden? Is Almere de geboorteplaats van het nieuwe “Wereldnederlands”?

(Wordt vervolgd)

Tags:

Der Beitrag wurde am Donnerstag, den 24. November 2016 um 11:10 Uhr von Philipp Krämer veröffentlicht und wurde unter Allgemein, Niederlande, Wortschatz abgelegt. Sie können die Kommentare zu diesem Eintrag durch den RSS 2.0 Feed verfolgen. Kommentare und Pings sind derzeit nicht erlaubt.

Kommentarfunktion ist deaktiviert