Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

Nu inschrijven voor projectvoorstelling Dutch++

We hebben onlangs de officiële projectvoorstelling aangekondigd van Dutch++, het online leerplatform over taalvariatie in het Nederlands. U hebt nog een paar dagen tijd om u aan te melden: inschrijving is mogelijk tot 1 oktober via dit formulier!

Dasniegoed!

Collega Janneke Diepeveen schrijft ook voor het IVN-blog en natuurlijk bericht ze daar ook over projecten waarbij de FU betrokken is: Tasjedebij? Vreemd woord zeker? Welnu, zij legt het uit.

Bent u taalleerder, dan is u vast ook wel eens opgevallen dat het aantal woorden dat u uit Nederlandse monden hoort niet overeenkomt met wat geschreven zou moeten worden. Er wordt veel weggelaten of ingeslikt. De Vlamingen – als ze geen tussentaal maar Standaardnederlands spreken – doen dat veel minder. David van Reybrouck heeft met zijn optreden in Zomergasten ook indruk gemaakt met zijn prachtige, rijke Nederlands. „Zo mooi!“, hoorde ik van veel landgenoten, en ik ben het met ze eens. De Volkskrant schreef:

De spraakwaterval overspoelde de kijker een avond lang met fraaie beeldende frasen waarop Vlamingen soms het patent lijken te hebben. ‚Het dak van de democratie lekt.‘ ‚Je wortels moeten diep geankerd zijn om met je takken ver te kunnen reiken.‘ En: ‚Bergklimmen is yoga. Verticaal ballet.‘

Rembrandt: Die Entführung des Ganymed (Foto: Web Gallery of Art, Staatliche Kunstsammlungen Dresden Online Collection, PD)

De klinkers (Vokale) van Vlamingen zijn helder; Vlamingen diftongeren niet: een o is een o en niet een au (info – infau). En ze spreken (nogmaals, als ze geen tussentaal spreken) alle medeklinkers uit. Nederlanders laten die wel eens weg bijvoorbeeld de -t bij „dat“ en „niet“ (zie titel). Maar dat nie betekent nooit nooit (Dt: nie). Kunt u nog volgen? Kun-u nog volgen?

Wat heeft dat nou allemaal met de Rembrandt hier rechts te maken? Komt, komt… geduld!

Bij de uitgangen -us, -es, horen we een stomme -e; we horen eigenlijk geen verschil: Homerus, Ganymedes, Herodotus, kapsones…

Kees van Kooten analyseerde ooit op tv dit prachtige schilderij: De ontvoering van Ganymedes. Bij Rembrandt is dat geen schone jongeling maar een jochie dat, opgepikt door een adelaar, van schrik en bangigheid (Angst) plast (zeg niet dat Rembrandt geen gevoel voor humor had). Kees van Kooten doceerde:

Wat wil de schilder ons met dit werk zeggen?
Jongens en meisjes van Nederland, als zo’n vogel langskomt: ga nie mee dus!

Eine Hauptstadt nassauert

Wappen des Hauses Nassau (Foto: JohanIV, PD)

Das deutsche Verb nassauern dürfte im Sprachgebrauch eher auf dem absteigenden Ast sein (op zijn retour zijn – im Niederländischen ohne Pflanzenbezug). Dem etymologischen Wörterbuch zufolge geht nassauern zurück auf nass, aber nicht etwa im Sinne von feucht. Früher hatte nass auch die Bedeutung von „arm, ohne Geld, umsonst“, so sagt es der Kluge und fügt hinzu, das Verb nassauern sei eine „Scherzbildung zum Ortsnamen Nassau“. Wer nassauert, der lebt auf Kosten anderer, ist also ein Parasit oder Schmarotzer. Was genau das mit dem Städtchen Nassau an der Lahn zu tun hat, lässt sich wohl nicht erklären, ohne sich dessen Einwohner zum Feind zu machen.

Laten we nu van de hak op de tak springen (vom Hundertsten ins Tausendste kommen – hier bringt das Niederländische nun doch den sprichwörtlichen Ast unter). Dass das niederländische Königshaus der Nassauer auf Kosten anderer lebt, mag volkswirtschaftlich gesehen vielleicht stimmen. Ein solcher Vorwurf kommt aber in der Regel nur sehr eingefleischten Monarchiekritikern über die Lippen.

Auto in Nassau (Foto: PK)

Tatsächlich haben die Nassauer ihren Namen sogar sehr großzügig zur Verfügung gestellt. Nicht nur musste das Residenzstädtchen Nassau als Stammsitz einer adligen Familie sein Toponym hergeben, um den Herrschergeschlechtern mehrerer europäischer Länder zur Identifikation zu verhelfen – neben den Niederländern etwa auch den Luxemburgern. Zusätzlich übertrugen die niederländischen Monarchen den Namen auch auf die Siedlung, welche später einmal Hauptstadt der Bahamas werden sollte: Nassau. Ausnahmsweise hat dies nichts mit der niederländischen Kolonialgeschichte in der Karibik zu tun, denn die Bahamas waren vor ihrer Unabhängigkeit fast durchgehend britisch. Die Briten jedoch hatten im 17. Jahrhundert mit Wilhelm III. einen niederländischen Nassauer zum König, dem zu Ehren die Hauptstadt der Kolonie benannt wurde.

Den Landesnamen durften dagegen die Spanier stiften, die in den umliegenden Gewässern so ihre Schwierigkeiten mit der Navigation hatten und es baja mar, also „flaches Meer“ tauften. Die ebenfalls landschaftlich benannten niederen Lande hatten dabei nichts zu melden.

Neuerungen in unserem Blog

Liebe Leserinnen und Leser,

ab heute haben unsere Beobachtungen zur niederländischen Sprache einen neuen Beobachter. Philipp Krämer ist seit dem 1. September als wissenschaftlicher Mitarbeiter an unserem Institut tätig. Als gelernter Romanist verstärkt er unser Team mit Forschungsschwerpunkten im Bereich der Soziolinguistik und der Kreolistik. Mehr Informationen zu seiner Person finden Sie auf seiner Mitarbeiterseite auf NEON. In seinem ersten Beitrag zu unserem Blog beschäftigt er sich mit den Nassauern.

Bei dieser Gelegenheit möchte ich Sie auch gerne darauf hinweisen, dass wir seit einigen Tagen eine weitere Neuerung haben. Unter den Blog-Beiträgen gibt es jetzt die Möglichkeit, diese zu ‚liken‘ oder weiter zu empfehlen. Es würde uns freuen, wenn Sie davon regen Gebrauch machen.

Meriansborstel

Meriansborstel (Foto: Pethan Amelisweerd, CC-BY-SA-2.5)

Een borstel is in het Duits eine Bürste – maar we gaan het niet over borstelen (bürsten) hebben.

Maria Sibylla Merian (1646-1717) heeft voor zover ik weet slechts een bescheiden bijdrage aan de Nederlandse taal geleverd: de meriansborstel, een vlinder (hier links in rupsvorm) die in het Duits Buchen-Streckfuß heet. Bovendien heeft ze haar naam gegeven aan een streek in het oosten van Suriname: het Meriangebied – toch bijzonder voor de dochter van een Zwitsers-Duitse uitgever.
De naam Merian doet waarschijnlijk Duitse belletjes rinkelen (reisgidsen). Ook sierde haar portret de briefjes van 500 DM, maar die zult u niet zo vaak in de hand hebben gehad.

M.S. Merian: Surinaamse pijlstaartvlinder (PD)

Welnu, Maria Sibylla was als kind al dol op rupsen (Raupen) die ze verzamelde om de metamorfose tot vlinder te kunnen bestuderen. Haar grote teken- en schildertalent kwam haar van pas bij het vastleggen van wat ze ontdekte. Insecten zouden haar haar leven lang blijven fascineren en ze zou ze ook blijven tekenen.

Omstandigheden leidden ertoe dat Maria Sibylla zich in Amsterdam vestigde en daar werd haar nieuwsgierigheid gewekt naar de insectenwereld van Suriname. In 1699 stapte ze op de boot naar Paramaribo om vervolgens in het regenwoud haar dorst naar kennis (Wissensdrang) te lessen (stillen). Daar kon ze ook haar tekenlust botvieren (frönen). Een en ander resulteerde in het boekwerk Metamorphosis insectorum surinamensium, dat in 1705 in Amsterdam verscheen. Klik eens op bovenstaande link en blader zelf door dit gedigitaliseerde boek, alleen al vanwege de prachtige afbeeldingen. En zo onbegrijpelijk is dat zeventiende-eeuwse Nederlands ook weer niet.

Wat is er aan de hand?

Aan een hand zitten vingers: de duim, de wijsvinger, de middelvinger, de ringvinger en de pink. En omdat dat samen vijf vingers zijn, betekent geef me de vijf: geef me je hand. In de Van Dale las ik de vertaling: reich mir die Flosse, Genosse. Ik heb dat nog nooit gehoord, maar vind het wel mooi.

Hand (Mariana Ruiz Villarreal, PD)

Met de vertalingen van Van Dale ben ik toch niet altijd tevreden (zie Jan Steen en de Hempels). Als een vriendin verschrikkelijk veel te doen heeft, dan ga ik graag een handje helpen. Ik pas dan een uurtje op de kinderen en doe een paar boodschappen. Als een Duitser iemand unter die Arme greift (vertaling Van Dale), dan verkeert de betreffende in grotere nood en is de hulp bijgevolg dringender nodig en vermoedelijk van andere aard. Iemand unter die Arme greifen betekent voor mij: iemand helpen om het hoofd boven water te houden.

Lang voordat ze kunnen praten, krijgen Nederlandertjes na een bezoek bij oma en opa van hun ouders te horen: zeg maar dag met het handje. En dan zwaaien ze vrolijk naar hun lachende grootouders. Deze uitdrukking vergeten ze hun leven lang niet meer maar de betekenis ervan ondergaat een kleine metamorfose. Op oudere leeftijd uitgesproken betekent zeg maar dag met het handje: vergiss es; das wird nicht stattfinden; das siehst du nie wieder.

Een handje van iets hebben betekent: sich auf etwas verstehen.
Heeft Lodewijk de geleende boormachine niet teruggebracht? Ja, daar heeft hij een handje van (das sieht ihm ähnlich). Ik wacht nog steeds op mijn voicerecorder die hij vorig jaar voor „heel even“ kwam halen. Als Lodewijk iets leent, zeg dan maar dag met het handje!

Ik zal voor je duimen (die Daumen drücken) dat dat met Lodewijk toch nog in orde komt.

Wilt u nog iets over de pink weten?
Toen Lodewijk met de boormachine, de voicerecorder, een grote bos bloemen en een fles Cuvée XII Apostelhoeve voor onze deur stond, moesten we toch (bijna) even een traantje wegpinken.

Wat een Nederlandse uit haar duim zuigt, saugt eine Deutsche aus den Fingern.
Niets aan de hand dus! (alles in Ordnung, kein Problem)

De Groote Oorlog

De Eerste Wereldoorlog (1914-1918) wordt in België vaak de Groote Oorlog genoemd en in de hele periode 2014-2018 in Europa herdacht. Mijn collega wees er al op dat deze oorlog in België massaal herdacht wordt. Vandaag een paar aanvullingen.

Dodengang, Diksmuide (Foto: LimoWreck, CC-BY-SA-3.0)

Let u eerst ’ns even op de spelling van groote: de officiële spelling van begin twintigste eeuw, de spelling De Vries – Te Winkel, wordt aangehouden als men vandaag over deze oorlog spreekt (meer over spelling op deze pagina van Neon). Het westfront van deze Eerste Wereldoorlog lag voor een groot deel in België en liep vast in de loopgraven aan de IJzer (over hoofdlettergebruik en -spelling van de ij, zie hier).

Vaak wordt gezegd dat de Eerste Wereldoorlog aan Nederland voorbijging, alsof de neutraliteit van Nederland ervoor zorgde dat de oorlog daar niet of nauwelijks werd waargenomen. Aan dat beeld wordt nu gesleuteld, onder andere met een tentoonstelling. In september opent een tentoonstelling met als titel Tusschen twee vuren (ook hier weer de ‚oude‘ spelling in tusschen) in Huis Doorn.

Waarom ‚tussen twee vuren‘? (D. zwischen Baum und Borke) Nederland probeerde neutraal te blijven, tussen Duitsland en Groot-Brittanië.  De tentoonstelling wil aantonen dat neutraliteit niet per se afzijdigheid inhoudt. Er kregen bijvoorbeeld heel wat vluchtelingen onderdak in Nederland en de troepen werden gemobiliseerd (wat dan weer voor problemen zorgde bij de achterblijvers, aangezien veel jonge werkkrachten weg waren).

Waarom in Huis Doorn? Na de Eerste Wereldoorlog vlucht de Duitse keizer Wilhelm II naar Nederland. Hij krijgt uiteindelijk de toestemming om in Nederland te blijven en koopt het Huis Doorn, dat hij naar zijn wensen laat verbouwen. Hij blijft tot zijn dood in 1941 in Huis Doorn wonen. Na zijn dood is de tijd er blijven staan en het geeft vandaag een prachtig beeld van de negentiende-eeuwse hofcultuur. Zo staat het in elk geval in de foldertjes die we kregen. Tijd om eens op studiereis te gaan…

Mazzeltof

Woorden met „mazzel“ (geluk) komen alleen in Nederland voor…, schreef mijn collega in het derde commentaar op haar blogpost.

Dat verbaasde me zodanig dat ik een klein onderzoekje startte. Daarbij heb ik de wikipedialijst van Jiddische woorden aan een (klein) aantal Belgen en Nederlanders voorgelegd met de vraag: wat kent u (niet)? Wat kent u als Nederlands Nederlands (NN)?

Rembrandt: Het Joodse Bruidje, detail (Web Gallery of Art, PD)

Mazzel vonden de meeste Belgen inderdaad een NN-woord; evenals smeris (Polizist) en ramsj overigens. En inderdaad vinden we ook in het Prisma-woordenboek bij deze en de meeste onderstaande woorden de toevoeging NN.

Welke woorden kennen Nederlanders maar de Belgen niet?
Daar ga je! (in de betekenis van proost!) Ik herinner me die uitdrukking uit mijn studententijd. In het Duits zou ik het vertalen met Na, denn!
Ook woorden als gajes (Gesindel), goochem (gewieft, pfiffig), misjpooche (Mischpoche, Sippschaft), penoze (Unterwelt, Milieu), sjoege (Ahnung) en tinnef (Tinnef, Plunder) kende mijn handvol Belgische proefpersonen niet. Mesjogge is daarentegen bekend, zij het als NN.

Opmerkelijk vond ik wat een Belgische collega (graecist) me vertelde: hij kende het woord kapsones (Sperenzchen, Wichtigtuerei) niet van huis uit maar uit het Grieks (καψόνι)! Heeft u meteen een (Jiddisch) woordje Grieks geleerd! Dat is mooi meegenomen!
Mazzeltof! (Glückwunsch!)

Is dat nou vreemd? Ach, welnee! (aber nein doch) Voor hoeveel Nederlanders zou eindgeneriek een prachtig maar onbekend woord zijn geweest voordat David Van Reybrouck dat op de Nederlandse tv introduceerde? Ik zou ze de kost niet willen geven! (letterlijk: ich würde sie nicht füttern wollen, so viele sind es) Ik ken alle bovengenoemde woorden maar ik gebruik ze zelden of nooit. Ze zijn te Hollands gekleurd, te Amsterdams (Mokum), en ik kom van beneden de Moerdijk (aus dem südlichen Teil der Niederlande). Maar Misjpooche hoort in het Duits, hier in Berlijn, dan weer wel tot mijn actieve woordenschat.

Hebt u in de bijdrage Oud geld op de tekst van het lied Poen geklikt? Beissie (dubbeltje), heitje (kwartje), joetje (briefje van 10 gulden), meier (briefje van honderd gulden) en gozer (kerel, vent)  zijn van Jiddische oorsprong.

Eindgeneriek, vraagt u? Dat is de aftiteling (Abspann) van een film.
Hebt u, tussen haakjes (dies nebenbei), ook zo’n hekel aan bioscoopgangers die bij de eindgeneriek opstaan, met veel misbaar (Lärm) spullen bij elkaar rapen, jassen aandoen en luid pratend vertrekken? – Dat dacht ik al.

Nou, de mazzel! (mach’s gut)

Marco trekt zijn plan

Marco van Basten (Foto: https://www.postproduktie.nl, CC-BY-2.5, via Wikimedia Commons)

Zijn plan trekken is een uitdrukking die in Nederland en België wordt gebruikt. Volgens het vertaalwoordenboek van Van Dale is de Duitse vertaling seine eigenen Wege gehen. De Nederlandse trainer en voormalig profvoetballer Marco van Basten staat bekend als iemand die graag zijn eigen gang gaat:

Onverstoorbaar, dat is Marco van Basten. On-ver-stoor-baar. Laat ze maar roepen om andere spelers, de fans. Laat ze maar onderzoeken doen, Maurice de Hond en zijn makkers. Laat ze maar schrijven, de columnisten. Hij trekt zijn plan. Hij zei het zelf nog, vorige week: ‚Ik wil graag ongestoord en onverstoord werken.‘ (Volkskrant.nl)

Het vertaalwoordenboek noemt bij zijn plan trekken nog een ‚Belgisch-Nederlandse‘ interpretatie: Du. sich retten, sich zu helfen wissen. Specifiek in het financiële domein wordt dat: Du. über die Runden kommen. Deze interpretaties vindt u hier achter elkaar:

‘Nee, ik heb het hier goed’, herhaalt hij. ‘Ik heb een appartement en ik trek mijn plan. Ik kan best mijn eigen potje koken. (Het Nieuwsblad)

Ben momenteel aant werk en heb niet veel over van mijn loon maar ik trek mijn plan. (JuridischForum.be)

Dergelijke voorbeelden, met de betekenis ‚ik red me wel‘, komen volgens mij inderdaad vooral in België voor. Maar ik durf te beweren dat de betekenis ‚zijn eigen gang gaan‘, zoals in het citaat over Van Basten, voornamelijk voorkomt in het Nederlands-Nederlands. Daarbij past de vaststelling van mijn collega dat zijn plan trekken in Nederland typisch het woordje eigen bevat, dus: zijn eigen plan trekken. Voorbeelden:

Dat weerhoudt hem er niet van een wedstrijd van Ajax mee te pikken als hij daar zin in heeft. Even met eigen ogen bekijken hoe het Frank de Boer en Pieter Huistra in hun eerste seizoen als hoofdcoach vergaat. Van Basten trekt zijn eigen plan, onverstoorbaar en met de rug recht. Zo kan het dus ook. (Voetbal International)

Echt leiderschap betekent risico’s nemen, je niet op de verkiezingsstrategen richten maar je eigen plan trekken. (de Volkskrant)

Zijn eigen plan trekken, mét eigen, is volgens mij helemaal niet gebruikelijk in België, maar daarover zeggen de woordenboeken Van Dale en Prisma niets. In Van Dale krijgt deze uitdrukking wél de markering ’sport‘ (hm, heeft Marco van Basten daar iets mee te maken?). Echter, het tweede citaat hierboven laat zien dat ze ook voorkomt in andere contexten, bijvoorbeeld in de politiek.

Mag u op basis van het voorgaande concluderen dat Marco van Basten een plantrekker is (Belgisch-Nederlands)? Nee, dan slaat u de bal mis. Iemand die zijn (eigen) plan trekt is niet noodzakelijk een opportunist of profiteur.

Oud geld

Nee, ik ga geen oude koeien uit de sloot halen (alte Geschichten wieder aufwärmen), Lockheed en zo. Maar het gaat me wel om het geld van voor 2002. In Nederland hadden we toen de gulden (fl 1,00 – fl staat voor florijn). Het is niet onwaarschijnlijk dat u in literatuur van voor 2002 ook de woorden rijksdaalder (een riks was een munt van fl 2,50) en stuiver (een munt van vijf cent) tegenkomt.

En dan hebben we nog het dubbeltje, het kwartje en het tientje.

Prins Bernhard (Foto: Eric Koch / Anefo (Nationaal Archief), CC-BY-SA-3.0)

U herinnert zich dat de diminutiefuitgang vaak gebruikt wordt om een telbaar substantief te vormen? Van het adjectief dubbel (twee stuivers) werd het substantief dubbeltje (munt van 10 cent) gemaakt. Een kwart gulden werd een kwartje (munt van 25 cent). Het tientje was vroeger een briefje (bankbiljet) van tien gulden en is tegenwoordig een briefje van tien euro.

Je kunt niet voor een dubbeltje (Groschen) op de eerste rij willen zitten, zegt de Nederlander, terwijl hij het zelf toch altijd weer graag probeert.
Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje – een spreekwoord dat Louis Davids (bepaald niet voor vakbondsleider in de wieg gelegd) tot een lied inspireerde.

En? Is het kwartje (Groschen) gevallen?
Euro, mark, gulden, peseta, cent, stuiver, drachme, dollar, frank, kwartje, pond, lire…  het is allemaal geld: poen!

Een zanger van iets jongere datum maar ook al dood, Wim Sonneveld, zong:

Poen, poen, poen, poen
‚t zal je gedacht zijn wat je allemaal met poen ken doen….
Je hoort vaak zeggen dat geluk niet zo te koop is

Maar geld doet wonderen en vooral als ‚t een hoop is.

Nederlandse politici kennen dit refrein vanbuiten (auswendig). Barack Obama doet ook een duit (Heller) in het zakje (trägt sein Scherflein bei). Hij zegt dan wel money maar hij bedoelt poen. Kijk en luister hier maar eens!

En voor wie nog niet genoeg heeft: hier de historische versie en de volledige tekst.