Over het in een vorige blog behandelde werkwoord ritsen lezen we in De Vries’ Nederlands Etymologisch Woordenboek: ‘een rits maken; rijten, scheuren’ < nhd. ritzen, ofschoon het niet uitgesloten is, dat het evenzo naast rijten gevormd is als splitsen naast splijten.
Maar er is nog een andere rits, een woord dat ontleend is aan het Engelse ridge (dat bergrug / bergkam betekent): de schelpenrits (Kalkrücken).
Het is een Surinaams-Nederlands woord waarmee een rug van zand en schelpen (Muscheln) wordt bedoeld. Dit heeft met name betrekking op de kuststrook van Suriname. Hier een geologische kaart. Het noorden van Suriname is een waterrijk, modderig gebied (er zijn geen zandstranden). Door een samenspel van zee en rivieren hebben zich banken van zand en schelpen gevormd: schelpenritsen. Deze ondergrond zorgt voor een goede afvloeiing van het regenwater (niet onbelangrijk in het tropische regenseizoen). De straten van het historische centrum van Paramaribo lopen over zo’n rits. Ook het Surinaamse Groningen is op een schelpenrits gebouwd. (Dank aan EM)