Da sterben sie nun dahin, unsere Hintergrundslebensbegleiter…, schreef een vriendin eind vorig jaar naar aanleiding van het overlijden van Udo Jürgens en Joe Cocker. Ze spreekt geen Nederlands; anders had ik geantwoord: je haalt me de woorden uit de mond!
Laat ik hier eens herinneren aan twee nog levende sterren, van wie de ouderen onder ons waarschijnlijk nog een deuntje (Melodie) mee kunnen neuriën (summen). De jongeren zij erop gewezen dat in de loop van de jaren 50 van de vorige eeuw veel Italianen hun heil in Noord-Europa (Nederland, België, Duitsland) zochten. Ze werden aanvankelijk vooral in de mijnen van tewerkgesteld. Hoewel deze „gastarbeiders“ quasi uitgenodigd waren, werden ze niet bepaald gastvrij onthaald (aufgenommen).
In België streken twee Italiaanse families neer; de een in het Waalse kolendistrict (Kohlerevier) van Mons/Bergen, de ander in het kolendistrict van Genk. Twee zoons, nog in Italië geboren, maakten tot over de taalgrens, ja tot over de Belgische grens furore.
Van Salvatore Adamo (linksboven) vindt u van alles en nog wat (alles mögliche) op het net. Maar kent u het lied Dolce Paola? Dat zong hij voor Paola Ruffo di Calabria, toen nog prinses, nu koningin van België (rechts). Is ooit eerder een koningin zo bezongen? Veel Belgen kregen er vraagtekens van in hun ogen.
Rocco Granata (hij heet echt zo!) groeide in Vlaanderen op. In 1960 speelde hij met o.a. Rex Gildo, Rudolf Platte en Trude Herr in de film Marina.
Mooi ook zijn met heus Vlaams accent gezongen Nederlandstalige liedjes zoals Zomersproetjes (Sommersprossen) – ieder sproetsje is een kusje waard.
In 2013 maakte Stijn Coninx een film over Rocco Granata’s eerste jaren in België en hij schetst daarmee ook een beeld van de vaak erbarmelijke woon- en werkomstandigheden van deze eerste generatie arbeidsmigranten. De film heet Marina.
Tags: Belgien, Kultur, royalty