Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

Alle drei die unmöglichen Erklärungen

Ik heb een theorie: lidwoorden zijn ooit ontwikkeld om het leren van een vreemde taal moeilijker te maken. Ook al is het Nederlands voor Duitstaligen nogal makkelijk te leren en andersom – als het niets kost, deugt het niet. Daarom moet het Nederlands ook voor Duitstaligen voldoende moeilijk zijn zodat ze hun buurtaal waarderen. Vandaar het verschil tussen het-woorden en de-woorden, de verschillende verbuigingen van adjectieven na bepaalde en onbepaalde lidwoorden (een groen huis – het groene huis), en in de tegenovergestelde richting de vier naamvallen en drie geslachten van het Duits.

Maar het wordt nog ingewikkelder. Soms moet je zelfs weten of je in het Nederlands überhaupt een lidwoord kan of moet plaatsen. Stel dat ik wil verhuizen. Ik pak mijn spullen in dozen en ik laat er een vallen. Ik open de doos:

Alle drie glazen zijn kapot.

S. Viinamäki, CC-BY-3.0

Alle drei Gläser sind kaputt.

Deze structuur is mogelijk in het Duits en in het Nederlands. Maar het Nederlands heeft nog een tweede mogelijkheid die in het Duits niet bestaat:

Alle drie de glazen zijn kapot.

*Alle drei die Gläser sind kaputt.

In plaats van het lidwoord kan je hier ook een andere determinator zetten. Dat kan ook in het Duits, maar de volgorde is dan juist omgekeerd:

Alle drie mijn glazen zijn kapot.

Alle meine drei Gläser sind kaputt.

Alle drie die glazen zijn kapot.

Alle diese drei Gläser sind kaputt.

Deze zinnen zijn door de moedertaalsprekers op onze afdeling allemaal goedgekeurd. Maar wat als ik een grote doos laat vallen, met meer glazen erin?

Kapotte glazen zijn ook kunst, bv. bij Willem C. Heda. (PD)

Alle zes de glazen zijn kapot.

Alle negen de glazen zijn kapot.

Alle zevenentwintig de glazen zijn kapot.

Alle honderd de glazen zijn kapot.

Of zelfs:

Alle negen mijn glazen zijn kapot.

Alle zevenentwintig die glazen zijn kapot.

Alle honderd onze glazen zijn kapot.

Mogelijk of niet? Mijn twee getuigen zijn het niet eens met elkaar. Voor één collega kan het allemaal, voor de andere collega wordt het heel erg vreemd voor getallen boven de drie. Taaladvies, Taaltelefoon en Onze Taal zeggen dat ook: bij kleine getallen is de vorm mét lidwoord gebruikelijker dan die zonder, bij grote getallen wordt het lidwoord minder vaak gebruikt. Alle drie de adviespagina’s zijn vrij voorzichtig met hun formuleringen. Ze zeggen niet dat alle zevenentwintig de glazen niet kan. Maar voor veel moedertaalsprekers ligt er blijkbaar een natuurlijke grens bij ongeveer drie of vier.

Hoe komt dat? Je zou aan fonologische redenen kunnen denken. Woorden voor hoge getallen zijn meestal vrij lang en hebben erg ingewikkelde aneenschakelingen van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. Als je daarna nog een onbeklemtoond lidwoord hebt, wordt het ritme misschien moeilijker te realiseren. Maar als dat zo is, zou je kunnen verwachten dat alle honderd de glazen beter is dan alle negenennegentig de glazen want honderd is betrekkelijk minder complex dan negenennegentig. Dat lijkt niet het geval te zijn. Voor collega A zijn die twee zinnen prima, voor collega B zijn ze allebei onmogelijk.

Collega B stelt voor dat alle drie de glazen nog dicht bij allebei de glazen ligt en daarom mogelijk is, terwijl een hoger aantal niet meer bijzonder duidelijk op deze vaste formule lijkt. Niet zo gek. Maar waarom is alle zevenentwintig de glazen zonder meer mogelijk voor collega A?

Een semantische verklaring misschien? Een bepaald lidwoord gebruiken we om uit een grote hoeveelheid dingen een kleinere hoeveelheid uit te kiezen die al bekend is: het glas is van alle glazen ter wereld datgene waarover ik het wil hebben. Door alle te gebruiken wordt de beschikbare hoeveelheid echter beperkt: er is een onbekende hoeveelheid glazen in de wereld. Uit deze onbekende hoeveelheid kies ik er een bekende uit, bv. drie of zeven of zevenentwintig. Over precies dit aantal glazen wil ik in het vervolg spreken. Ik wil beklemtonen dat ik het in mijn uitspraak over de hele hoeveelheid heb: alle drie of alle zevenentwintig glazen die ik eerder uit de onbekende hoeveelheid van alle glazen heb gekozen. Maar bij een grote hoeveelheid is het aantal al heel precies bepaald door een erg specifiek telwoord dat waarschijnlijk niet toevallig gekozen is en niet de betekenis heeft van ‘enkele’ of ‘een klein aantal’ dingen. Als ik dus alle met zevenentwintig heb gecombineerd, dan is dit al tamelijk duidelijk bepaald. Met alle drie de glazen daarentegen kan ik nog eens beklemtonen dat de drie glazen daadwerkelijk de complete hoeveelheid voorwerpen zijn waarover ik mijn uitspraak doe.

Deze verklaring is uiteraard vergezocht. Je zou waarschijnlijk ook net het tegendeel kunnen beweren: bij een grote hoeveelheid is het beter om nog eens te beklemtonen dat juist dit het volledige aantal is waarover ik het wil hebben.

Met andere woorden: tot nu toe zijn alle drie de verklaringen onbevredigend. Maar misschien zijn er nog andere mogelijkheden die ik niet heb bedacht.

Der Beitrag wurde am Mittwoch, den 10. Januar 2018 um 10:00 Uhr von Philipp Krämer veröffentlicht und wurde unter Allgemein, Grammatik, Sprachvergleich, Syntax abgelegt. Sie können die Kommentare zu diesem Eintrag durch den RSS 2.0 Feed verfolgen. Kommentare und Pings sind derzeit nicht erlaubt.

Kommentarfunktion ist deaktiviert