Duitse titel? Nederlandse titel?
Van eind juli tot midden oktober zijn er in Berlijn geen colleges: dat is de collegevrije periode. Het wetenschappelijk personeel kan in deze periode vakantiedagen opnemen. Er is dus altijd wel een collega pleite (weg, ervandoor) en daarom wordt er ook onregelmatig voor het blog geschreven. Een blik op etymologiebank.nl leert dat we hier weer eens te maken hebben met een aan het Jiddisch ontleend woord (Hebreeuws pəlēṭā ‘redding, vlucht’). Pleite gaan kan zowel ervandoor gaan (abhauen) als bankroet gaan betekenen (dan is het geld pleite). Een mooi synoniem voor pleite zijn is platzak zijn.
De Duitse taal kent de eerste betekenis niet, de tweede des te beter. Ook mijn Vlaamse collega kende pleite in de betekenis ervandoor niet, kwam ze me vertellen.
Voor Pleitegeier hebben we geen adequate vertaling: dreigend bankroet, zegt Van Dale… nou ja.
Ik associeer nog even door als het mag (mit Verlaub). Een Geier is een gier, een mooie vogel trouwens maar hij heeft zijn naam te danken aan het feit dat hij op zijn prooi (Beute) aast (azen op = gieren nach): waar aas ligt, verzamelen zich de gieren (wo Aas ist, sammeln sich die Geier).
En dan zijn we bij het woordveld: begeren, begeerte (Begierde, Gier, Verlangen), gierig (begierig, geizig), gierigaard (Geizhals). En alweer schurken het Nederlands en het Duits gezellig tegen elkaar aan (sich lustvoll reiben), dit keer zonder gemeenschappelijke Jiddisch-Hebreeuwse wortels.
De lange, hete zomer is voorbij, de collega’s zijn terug van weggeweest, de wind giert weer rond het huis (heulen, pfeifen)… en ik?
Nou, ik ga pleite, aju (adieu) en de mazzel!
Tags: implizite Transposition