Droogkast is zo’n typisch voorbeeld van een woord dat je in overzichten van Belgisch-Nederlands taaleigen tegenkomt. Het is een Vlaams woord voor ‚machine om was te drogen‘ dat Nederlanders hilarisch vinden. Zij zeggen zelf droogtrommel, droogautomaat of wasdroger (vgl. Du. Wäschetrockner). Welnu, ik moet dringend zo’n machine aanschaffen, want op een gewoon droogrek (Du. Wäscheständer) wordt de was in mijn souterrain niet droog.
Behalve het rijtje Nederlandse samenstellingen hierboven is er nog een woord met een Franse herkomst: de centrifuge (Du. Wäscheschleuder, Trockenschleuder; klik hier voor de uitspraak). De was centrifugeren (Du. schleudern) verwijst naar de techniek van het drogen door snelle ronddraaiing. En nu mogen de Nederlanders nog eens lachen, want sommige (oudere) Vlamingen noemen dat (droog)zwieren en hun generatie deed dat met een droogzwierder.
Toen mijn Nederlandse moeder nog maar net in België woonde, maakte ze een praatje met de buurvrouw. Na een poosje beëindigde die het gesprek met de mededeling dat ze zou gaan zwieren. Mijn moeder dacht dat de Vlaamse buurvrouw zich lekker zou gaan uitleven op de dansvloer en wenste haar veel plezier. In werkelijkheid zou die arme buurvrouw zich netjes van haar huishoudelijke taak kwijten (Du. sich einer Aufgabe entledigen)…
Tags: Belgien