Onze Taal verwijst bij de uitdrukking van de prins geen kwaad weten naar een niet nader genoemde stadhouder van onbesproken gedrag (unbescholten). En er waren vijf prinsen van Oranje stadhouder in de Republiek. Dat ga ik dus niet uitpluizen (ausforschen).
Als iemand van de prins geen kwaad weet, is hij doodonschuldig of in hoge mate argeloos (± unschuldig wie ein neugeborenes Lamm) leert Van Dale, of – en dat is waarschijnlijker – hij doet alsof.
Hoe en wanneer deze uitdrukking de huidige betekenis aangenomen heeft, is niet bekend.
Ik denk bij deze zegswijs in de eerste plaats aan de Duitse prinsen-gemaal (prins-gemaal is een titre de courtoisie voor de echtgenoot van een „regerende“ koningin) die het Koninkrijk der Nederlanden heeft gekend. Van 1898-1948 was Wilhelmina koningin. Ze werd opgevolgd door Juliana en deze op haar beurt in 1980 door Beatrix. De prinsen-gemaal aan hun zijde waren Hendrik van Mecklenburg-Schwerin (buitenechtelijke kinderen) en Bernhard (NSDAP) van Lippe Biesterfeld (Lockheed).
Beatrix huwde onder grote protesten van het volk (rookbommen en zo: PROVO) in 1966 (oweia, een Duitser! dacht men toen nog) Claus van Amsberg – maar van deze prins geen kwaad.
Dat waren geen van allen sprookjesprinsen dus, en witte paarden: ho maar! (Fehlanzeige) Maar wees eerlijk: hoeveel kikkers of kikvorsen (Frösche) hebt u al vergeefs (vergeblich) gekust?
Ik ken echter iemand, een voormalige studente, die lang geleden in de Nederlandse bibliotheek van de FU een boek over kikkers (meer speciaal over de etymologie van kikker-kikvors-vorst-fürst-frosch) zocht en uitgerekend daar (etymologisch een beetje in de war) in onze student-assistent (Nederland – kikkerland) een heuse kikvorst vermoedde… Ze kuste, et voilà: de prins van Aauwerk.
Daar kwamen twee pronte (knackig, keck) kikvorstjes van.
En ze leefden nog lang en gelukkig! Kwaak.
Tags: Geschichte, royalty