Het was een Sattelschlepper die maandagavond in Berlijn op de kerstmarkt aan de Gedächtniskirche inreed, zo werd tijdens de live-uitzending op ARD|Das Erste steeds weer herhaald.
Met een zadel heeft dat niet meer veel te maken: een zadel heb je op je fiets, of op je paard, en het is etymologisch verwant met zitten. De stam van zadel is terug te vinden in de Romaanse (bijvoorbeeld in het Frans une selle) en in de Slavische talen (bijvoorbeeld in het Russisch, седло [sedlo]). Aan het woord is in het Nederlands in de voorbije eeuwen weinig veranderd, zowel de huidige vorm als betekenis zijn in deze dertiende-eeuwse raad goed te herkennen (het helpt als je luidop leest):
Die giene is regte dwas die en part kopen wil inde besiet den bredel inde den sadel
Wie een paard wil kopen en alleen op breidel en zadel let, is echt dwaas. (een breidel is een teugel)
De betekenis van zadel verbreedde nog wel in de loop van de eeuwen: het is niet alleen een „oplegger“ op een paard, om het beter te kunnen berijden, maar op een fiets, tenslotte niet meer dan een stalen ros.
In het Duits kan je als het ware ook een vrachtwagen „zadelen“: der Sattelschlepper (ook afgekort tot der Schlepper) trekt der Sattelanhänger, een aanhangwagen die op een sleper gezadeld wordt. Het klinkt bijna poëtisch.
De Nederlandstalige media spreken op dinsdagmorgen van een truck, en gebruiken ook vrachtwagen en vrachtauto als synoniemen (D. der LKW of der Lkw, afkorting van der Lastkraftwagen).
Eén krant specifieert in een artikel over de gps-gegevens van het voertuig dat het om een „vrachtwagencombinatie (truck met trekker)“ gaat. Een trekker is echter synoniem van truck, bedoeld wordt een truck met oplegger.
Een oplegger?
Een zadel, dus.
Tags: Verkehr