Een kaasschaaf hoort in elke Nederlandse uitzet (Aussteuer). De kaasschaaf hoort ook bij de Nederlandse cultuur: de kaasschaaf hanteren betekent: nach dem Rasenmäherprinzip verfahren.
Schaven betekent in het Vroegnieuwnederlands ‘glad maken’ [1660; WNT], in het Duits: schaben maar ook hobeln (vergl. Käsehobel). Een houtbewerker schaaft (hobelt) bij het leven (auf Teufel komm raus).
Iemand die in het Nederlands beschaafd is, is zo gehobelt dat hij in het Duits zivilisiert genoemd mag worden. Iemand die beschaafde manieren heeft, noemen we in het Duits zivilisiert. De beschaving is die Zivilisation: alle scherpe kantjes zijn ervan af: men weet hoe het hoort.
Van het Duitse hobeln is uiteraard het woord ungehobelt afgeleid; in het Nederlands: ongeschaafd (ungehobelt) – maar ook onbeschaafd (unzivilisiert), lomp of ongelikt. Zo is een ongelikte beer: ein ungehobelter Klotz, ein Grobian.
En een ungehobelte Straße? Een onbeschaafde, een ongeciviliseerde straat?
I wo! (geenszins)
We hobbelen in een jeep over een Schotterpiste in het zuidwesten van Afrika, meer speciaal in de buurt van Swakopmund. De bestuurder (Namibiër van Duitse herkomst) verontschuldigt zich: Eine ungehobelte Straße! – Eine solche Straße sollte doch jeden dritten Monat gehobelt werden!
Zo is dat!
Tags: Afrika