Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

Schreinern, tischlern en gewoon timmeren

De moeder van mijn beste vriendin op de Limburgse kleuterschool en vervolgens op de lagere school heette Schrijnwerkers. Deze naam kwam in die contreien wel vaker voor – maar eerlijk gezegd, had ik toen geen idee wat een schrijnwerker (Schrein? Schrank?) was. Natuurlijk wist/voelde ik dat ik de Hollandse -ij in een Limburgse -ie kon veranderen; en de sch- in sj-: de sjrien: dat klonk al bekender… tenslotte was ik katholiek: dat was een re­li­kwieën­kast­je.

Het licht begon pas echt te schijnen toen ik wat meer vertrouwd raakte met het Duits. Een schrijn is: einer Truhe oder einem Schrank ähnlicher Behälter aus Holz meist zum Aufbewahren von kostbareren Dingen, Reliquien o. Ä (Duden). Die kende ik dus uit de (katholieke) kerk. Vervolgens drong de betekenis meubelmaker tot me door.
In de Dikke lees ik dat een schrijnwerker een wer­ker in fijn hout, ma­ker van fijn kas­ten- en meu­bel­werk= meu­bel­ma­ker is. Een timmerman doet het gewone houtwerk: raamkozijnen (Fensterrahmen), deuren, spanten (Dachstühle)…
Mijn opa was timmerman.

opa3Maar goed, de schrijnwerker: ik heb de indruk dat dit woord in het actuele Nederlandse Nederlands nauwelijks nog wordt gebruikt: iemand is meubelmaker, maar geen schrijnwerker. Ook een Tischler is een meubelmaker. Gelukkig heb ik een Vlaamse collega die me vertelde dat voor haar een schrijnwerker een volkomen normaal woord is; diens werkplaats wordt schrijnwerkerij genoemd.

Googelend vond ik inderdaad alleen schrijnwerkerijen met een .be-adres. Blijkbaar hangt de connotatie (gevoelswaarde) van schrijnwerker/timmerman mede af van het dialect (Vlaams, Limburgs, Brabants) in een bepaalde streek.

Overigens maakte mijn opa ook mooie dingen van hout, in de 30 jaar na zijn pensioen. (Foto) Hij was een ambachtsman (Handwerker) met een timmermansoog (gutes Augenmaß).

Tot slot
Ik ken iemand – die doet onderzoek, schrijft goed doortimmerde (solide, fundiert) artikels, geeft colleges, blogt, zit bij discussiefora en hij geeft interviews (radio, tv en de dagbladpers), kortom: iemand die flink aan de weg timmert (erfolgreich auf sich aufmerksam machen).

Der Beitrag wurde am Mittwoch, den 5. Juli 2017 um 17:01 Uhr von Johanna Ridderbeekx veröffentlicht und wurde unter Etymologie, Idiom, Sprachvariation, Sprachvergleich, Wortschatz abgelegt. Sie können die Kommentare zu diesem Eintrag durch den RSS 2.0 Feed verfolgen. Kommentare und Pings sind derzeit nicht erlaubt.

Eine Reaktion zu “Schreinern, tischlern en gewoon timmeren”

  1. Mariet Mulders

    Hallo Hannie,

    Heel erg leuk om te lezen! Schrijnwerkers vind ik een mooie achternaam.
    Ik heb het stukje geprint om mijn vader te laten lezen.
    Ik wist niet dat je opa timmerman is geweest. Mijn vader zal dat nog wel weten.
    Ook nog bedankt voor je felicitaties t.g.v. mijn verjaardag en een hele mooie zomervakantie.

    Groetjes,

    Mariet Mulders