We hebben al een tijd geen aandacht meer besteed aan implicite transpositie (klik op de tag hieronder en u krijgt de desbetreffende bijdrages voorgeschoteld).
Vandaag hebben we het over de substantieven etter (Eiter; das Ekelpaket), de klier (Drüse; das Ekel) en de pest. U bent dus gewaarschuwd: dit wordt geen smakelijk verhaal.
Laten we met de klier (Drüse) beginnen: een orgaan dat het produceren of transporteren van bepaalde stoffen als doel heeft: de schildklier, zweetklieren, traanklieren. Een klier is tevens iemand die je ongelofelijk op de zenuwen werkt (auf die Nerven geht). Van dit substantief is het werkwoord klieren afgeleid: iemand die in de les zit te klieren (trietzen) kun je wel achter het behang (Tapete) plakken (an die Wand klatschen).
Een etter is geen haar sympathieker: ein Ekelpaket. Leuk is dat het Duits ook zowel het substantief Eiter als het werkwoord eitern kent: als een wond ettert, komt er etter uit. Maar een Nederlander of zuiderbuur die ettert, zit te klieren!
De pest – een roman van Albert Camus: wereldliteratuur! Dit terzijde (nebenbei).
Pesten (of treiteren) betekent: iemand bewust mobben, trietzen, piesacken, quälen. De onvolprezen Van Dale geeft als vertaling ook nog: judassen – een naam die tot werkwoord transformeert!
Een klein verschil: klieren en etteren zijn intransitieve werkwoorden; ze hebben geen lijdend voorwerp (Akkusativobjekt). Het object van pesten, treiteren en judassen daarentegen lijdt wel degelijk (ganz bestimmt)!
Hebt u nu een beetje de pest in? (stinksauer sein)
Ja, ik geef het toe: ik ben een pestkop (Quälgeist). Eerlijk gezegd zou ik ook de pest hebben aan iemand die zoiets schrijft.
Tags: der menschliche Körper, implizite Transposition