Nee, ik ga geen oude koeien uit de sloot halen (alte Geschichten wieder aufwärmen), Lockheed en zo. Maar het gaat me wel om het geld van voor 2002. In Nederland hadden we toen de gulden (fl 1,00 – fl staat voor florijn). Het is niet onwaarschijnlijk dat u in literatuur van voor 2002 ook de woorden rijksdaalder (een riks was een munt van fl 2,50) en stuiver (een munt van vijf cent) tegenkomt.
En dan hebben we nog het dubbeltje, het kwartje en het tientje.
U herinnert zich dat de diminutiefuitgang vaak gebruikt wordt om een telbaar substantief te vormen? Van het adjectief dubbel (twee stuivers) werd het substantief dubbeltje (munt van 10 cent) gemaakt. Een kwart gulden werd een kwartje (munt van 25 cent). Het tientje was vroeger een briefje (bankbiljet) van tien gulden en is tegenwoordig een briefje van tien euro.
Je kunt niet voor een dubbeltje (Groschen) op de eerste rij willen zitten, zegt de Nederlander, terwijl hij het zelf toch altijd weer graag probeert.
Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje – een spreekwoord dat Louis Davids (bepaald niet voor vakbondsleider in de wieg gelegd) tot een lied inspireerde.
En? Is het kwartje (Groschen) gevallen?
Euro, mark, gulden, peseta, cent, stuiver, drachme, dollar, frank, kwartje, pond, lire… het is allemaal geld: poen!
Een zanger van iets jongere datum maar ook al dood, Wim Sonneveld, zong:
Poen, poen, poen, poen
‚t zal je gedacht zijn wat je allemaal met poen ken doen….
Je hoort vaak zeggen dat geluk niet zo te koop is
Maar geld doet wonderen en vooral als ‚t een hoop is.
Nederlandse politici kennen dit refrein vanbuiten (auswendig). Barack Obama doet ook een duit (Heller) in het zakje (trägt sein Scherflein bei). Hij zegt dan wel money maar hij bedoelt poen. Kijk en luister hier maar eens!