11. Juli 2014 von Johanna Ridderbeekx
We hebben al een tijd geen aandacht meer besteed aan implicite transpositie (klik op de tag hieronder en u krijgt de desbetreffende bijdrages voorgeschoteld).
Vandaag hebben we het over de substantieven etter (Eiter; das Ekelpaket), de klier (Drüse; das Ekel) en de pest. U bent dus gewaarschuwd: dit wordt geen smakelijk verhaal.
Traanklier / Tränendrüse (Foto: Dunich, PD)
Laten we met de klier (Drüse) beginnen: een orgaan dat het produceren of transporteren van bepaalde stoffen als doel heeft: de schildklier, zweetklieren, traanklieren. Een klier is tevens iemand die je ongelofelijk op de zenuwen werkt (auf die Nerven geht). Van dit substantief is het werkwoord klieren afgeleid: iemand die in de les zit te klieren (trietzen) kun je wel achter het behang (Tapete) plakken (an die Wand klatschen).
Een etter is geen haar sympathieker: ein Ekelpaket. Leuk is dat het Duits ook zowel het substantief Eiter als het werkwoord eitern kent: als een wond ettert, komt er etter uit. Maar een Nederlander of zuiderbuur die ettert, zit te klieren!
De pest – een roman van Albert Camus: wereldliteratuur! Dit terzijde (nebenbei).
Pesten (of treiteren) betekent: iemand bewust mobben, trietzen, piesacken, quälen. De onvolprezen Van Dale geeft als vertaling ook nog: judassen – een naam die tot werkwoord transformeert!
Een klein verschil: klieren en etteren zijn intransitieve werkwoorden; ze hebben geen lijdend voorwerp (Akkusativobjekt). Het object van pesten, treiteren en judassen daarentegen lijdt wel degelijk (ganz bestimmt)!
Hebt u nu een beetje de pest in? (stinksauer sein)
Ja, ik geef het toe: ik ben een pestkop (Quälgeist). Eerlijk gezegd zou ik ook de pest hebben aan iemand die zoiets schrijft.
Tags: der menschliche Körper, implizite Transposition
Kategorie Idiom, Sprachvergleich, Wortbildung, Wortschatz | Kommentare deaktiviert für Wat een klier!
9. Juli 2014 von Janneke Diepeveen
Brazilië kreeg in de halve finale billenkoek van Duitsland, schreef Sporza.be gisteravond in een artikel over de indrukwekkende 7-1 overwinning van het Duitse elftal.
Billenkoek – Giorgio Conrad Strafe (Foto: Giorgio Conrad (1827-1889) – Kiefer Auktionen, PD)
Billenkoek? Een Nederlandse collega had er nog nooit van gehoord. Nochtans komt het woord volgens Prisma Handwoordenboek voornamelijk in Nederland voor – maar misschien niet in alle regio’s. De meeste Belgen waar ik het aan vroeg kennen het woord billenkoek, maar ze gebruiken het zelf niet. In billenkoek herkent u billen, waarover ik al eens een bijdrage heb geschreven. Nederlanders zeggen vaak billen of bips (Du. Popo) tegen het achterwerk (Du. Gesäß). Wat koek is, hoef ik u niet te vertellen (denk maar aan pannenkoeken en eierkoeken), al is er in de samenstelling billenkoek wel een bijzondere betekenis mee verbonden. Billenkoek is een schertsende benaming voor ‚een pak slaag voor de billen‘ (Du. eine Tracht Prügel). (Conservatieve?) ouders dreigen met billenkoek als zoon- of dochterlief zich misdraagt of ongehoorzaam is. Door de liefhebbers wordt billenkoek ook uitgedeeld in de slaapkamer. Helaas is billenkoek een serieus te nemen zaak in bepaalde culturen waar nog lijfstraffen worden opgelegd (zie bv. op Wikipedia).
In andere contexten, zoals het WK voetbal, behoeft billenkoek (gelukkig) geen letterlijke interpretatie. Het woord drukt dan vooral de vernedering uit (vernederen = Du. erniedrigen) die een elftal moet ondergaan, bijvoorbeeld als de tegenstander het ene doelpunt na het andere scoort. De titel van het hierboven genoemde artikel op Sporza.be luidde dan ook: Duitsland trakteert Brazilië op de ultieme vernedering.
Tijdens dit WK is billenkoek al een paar keer aan de orde geweest. Zo kreeg Zwitserland ermee te maken: De nummer zes van de wereld kreeg billenkoek van Frankrijk, dat met liefst 5-2 won (Voetbalprimeur.nl, 21 juni).
Wij zijn alvast benieuwd of het Nederlands elftal vanavond billenkoek zal geven aan de Argentijnen – of zelf billenkoek zal krijgen.
Tags: Belgien, der menschliche Körper
Kategorie Idiom, Niederlande, Sprachvergleich | 2 Kommentare »
7. Juli 2014 von Truus De Wilde
Nieuwe werkelijkheid, nieuwe taal. Het is een ijzeren wet, een wet dus die altijd geldt. Denk aan de nieuwe woorden die ontstonden toen de ruimtevaart een hoge vlucht nam, denk aan de woorden die sinds de doorbraak van de computer aan het Nederlands zijn toegevoegd.
En denk aan het WK 2014. Bij het INL (Instituut voor Nederlandse Lexicologie) hebben ze de voetbalwoorden van 2014 verzameld in een Sambavoetbalwoordenboekje.
Staat u me toe even op te merken dat het vaak creatieve nieuwe Nederlandse woorden zijn? En dat het dus nog wel lijkt mee te vallen met dat Engels dat het Nederlands overvleugelt? En, oh ja, er zijn ook nieuwe Duitse woorden in het Nederlands opgenomen (Außenbahnspiel en Gastgeberbonus).
Zijn er eigenlijk veel woorden uit het Duits in het Nederlands opgenomen? Een – vrij ruim opgevat – overzicht is te vinden op Wikipedia. De spellingregel voor substantieven die uit het Duits worden overgenomen is:
Zelfstandige naamwoorden die aan het Duits zijn ontleend, schrijven we in het Nederlands met een kleine letter.
Daarom de casselerrib en de heimat, die woorden zijn ingeburgerd in het Nederlands. Als de woorden de waarde van een eigennaam hebben (zoals bij Endlösung), of als ze nog niet geïntegreerd zijn in de taal (zoals bij Gastgeberbonus) krijgen ze een hoofdletter.
Dat de schwalbe in het Nederlands, en in het Nederlandse elftal, volledig ingeburgerd is, is na dit WK ook duidelijk. De (al dan niet) schwalbe van Robben was wereldnieuws.
Tags: Belgien
Kategorie Idiom, Niederlande, Wortschatz | Kommentare deaktiviert für Samba en brazuca
5. Juli 2014 von Johanna Ridderbeekx
Jan Modaal (Otto Normalverbraucher) kreeg ooit dankzij de christen-democatische politicus Onno Ruding tante Truus aan zijn zijde.
Een collega-politicus van de PvdA, Rick van der Ploeg, tegenwoordig hoogleraar aan de VU, introduceerde de tanteagaathregeling.
Wie is tante Agaath?
Mogelijkerwijs een suikertante (± Erbtante) van genoemde polticus. Zij mocht haar naam geven aan een fiscaal aantrekkelijke regeling ter ondersteuning van startende bedrijfjes.
Hebt u wat spaargeld opzijgelegd (auf die hohe Kante gelegt) en wilt u meer weten, dan vindt u hier meer details.
Bedenk het tragische lot van Mathilde Karamazov!
Ten slotte tante Betje, de enige tante die letterlijk in de Nederlandse taal thuis is, om niet te zeggen, huist. Een tante betje is een stijlfout. Wanneer na de voegwoorden (Konjunktionen) en, maar, want ten onrechte inversie wordt toegepast, noemen we dat een tante betje.
Voorbeeld: Met genoegen deel ik u mee dat u een prijs hebt gewonnen, en hoop ik dat u bij de prijsuitreiking aanwezig bent (zie link).
Mijn lievelingstantes, vraagt u?
De zussen Karamazov: tante Constanze en tante Mathilde!
Tags: Drs. P
Kategorie Niederlande, Wortschatz | Kommentare deaktiviert für Drie tantes
3. Juli 2014 von Janneke Diepeveen
Schooltassen in Duitsland (Foto: Alfred Sternjakob/Immanuel Giel, CC BY-SA 3.0)
Het duurt nog even voor in Berlijn de school weer begint, maar toch zie ik overal al schoolspullen in de winkels (mogen de kinderen niet eerst van hun vakantie genieten?). Even denk ik dan aan mijn eigen schooltijd, die op talig vlak een uitdaging was – zeker in het begin. Mijn Nederlandse ouders gaven mij een schooltas (Du. Schulranzen) mee voor mijn mappen en een etui (Du. Federmäppchen) voor mijn schrijfgerei (Du. Schreibzeug). Maar mijn Belgische klasgenootjes kwamen naar school met een boekentas vol kaften en zij bewaarden hun schrijfgerief in een pennenzak. En terwijl ik voor de gymles (Du. Schulsport) mijn gymspullen had meegekregen, kwamen zij met turngerief naar de turnles (turnsloefen niet vergeten!).
Tijdens de eerste schooljaren schreven we met potlood (Du. Bleistift) of een vulpen (Du. Füllfederhalter). In de Belgische pennenzak zat geen gum (Du. Radiergummi) maar een gom. Dat zijn in het Nederlandse taalgebied vormvarianten, zo ook kauwgom/kauwgum (al kauwden wij in de regio Antwerpen liever tuttefrut). Voor de potloden was er een (punten)slijper (Du. Anspitzer), die bij ons ook scherper werd genoemd. Voor de vulpen hadden we natuurlijk vullingen nodig, die bij mijn Nederlandse moeder patronen heetten.
Tintenkiller (Foto: Eusebius (Guillaume Piolle), CC BY 3.0)
Essentieel tijdens de hele schooltijd was de tintenkiller (Du. ook Tintenlöscher), waarmee je blauwe inkt (Du. Tinte) kon wissen (Du. löschen) en er met de geïntegreerde viltstift overheen schrijven. Tintenkiller is de merknaam waaronder het Duitse bedrijf Kreuzer deze stift op de markt bracht. Het is in België en Duitsland een soortnaam (Du. Gattungsname) geworden, zoals (vermoedelijk in half Europa) Tipp-Ex dat is voor correctievloeistof. Een ander, in België gebruikt eponiem is de bic, een spreektaalwoord voor balpen (Du. Kuli), genoemd naar de Franse producent BIC.
De ‚Belgische‘ woorden voor schrijfgerei bracht ik als schoolmeisje mee naar huis en zo was taalvariatie in ons gezin al vroeg een thema. En het blijft me fascineren. Ik heb bijvoorbeeld al die jaren nooit geleerd hoe een tintenkiller in Nederland heet (toen hij op de markt kwam, waren mijn Nederlandse ouders al lang van school af – net als m’n Nederlandse collega-blogger). Is het een inktwisser? Een wisstift?
Tags: Belgien
Kategorie Niederlande, Sprachvariation, Sprachvergleich, Wortschatz | Kommentare deaktiviert für Tintenkillers en ander schrijfgerief
2. Juli 2014 von Johanna Ridderbeekx
Niemendal betekent: niemand, niets.
Dit blog is een niemendalletje, het mag geen naam hebben (es ist nicht der Rede wert). Ik wil slechts op twee vorige blogs reageren. Aan Open en bloot wil ik graag een niemendalletje van een bikini (Van Dale) toevoegen: dat is dus bijna geen bikini, ergo veel naakt.
Als niemendalletje mag men ook een onbeduidend (anspruchslos) romannetje kwalificeren.
In een ander blog kwamen de woorden schoteltje (Untertasse) en vliegende schotel voor. Een schotel is bovendien een Schüssel: de gerechten werden in grote schotels opgediend.
Van het substantief schotel is het werkwoord voorschotelen (van Tisch het werkwoord auftischen) afgeleid. Dat werkwoord kan zowel in letterlijke (ze kregen stamppot voorgeschoteld) als in figuurlijke betekenis gebruikt worden: de studenten kregen allerlei wetenswaardigs maar ook baarlijke (blühender) onzin voorgeschoteld.
Aan de rijsttafel (Foto: C.H. Japing – Tropenmuseum of the Royal Tropical Institute (KIT), CC-BY-SA-3.0)
Stel, u wordt door een bevriende Hollander uitgenodigd voor een hapje en een drankje. Als lezer van onze blogs, weet u wat u dan te wachten staat (erwartet).
De gastheer leidt u echter naar een feestelijk gedekte dis (Tisch) en daarop is een heuse Indische rijsttafel uitgestald: tientallen schaaltjes, schotels met lekkers.
Wedden dat u ogen als schoteltjes opzet?
Tags: Diminutiv, implizite Transposition
Kategorie Idiom, Sprachvergleich, Wortschatz | 5 Kommentare »
30. Juni 2014 von Truus De Wilde
Laten we er geen doekjes om winden (kein Blatt vor dem Mund nehmen): als je geen kleren aanhebt, dan ben je bloot. Of naakt. In het Nederlands zijn die twee woorden eigenlijk synoniem. In bepaalde uitdrukkingen is vaak slechts één van de twee varianten mogelijk. Laten we de naakte feiten (die nackten Tatsachen) even van nabij bekijken.
Theo van Doesburg: Knielend naakt – Kniender Akt (PD)
Zonder kleding ben je bloot en sta je in je nakie (informeel) of in je blootje. Je hebt wel kleren aan als je een blote jurk (D. ein Kleid mit tiefem Ausschnitt) hebt, maar daarbij laat je wel nog veel bloot zien. Dat is bij een adamskostuum niet het geval, dan heb je niks aan. In blote boekjes of blootblaadjes vind je bijzonder veel mensen in adamskostuum. Het boekje zélf is natuurlijk niet bloot, wél de mensen die erin staan. Er wordt dus een woord dat met het boekje te maken heeft gebruikt om het hele boek te beschrijven – dat is een metonymie.
Slakken of honden hebben natuurlijk nooit kleren aan, toch bestaan er naaktslakken en naakthonden (ook: naakte slak, naakte hond). Bij hen ontbreekt een typische eigenschap, het slakkenhuisje respectievelijk de vacht.
Veel mensen geven zich op sociale media helemaal bloot, hun zielenleven ligt er als het ware open en bloot bij (D. unverhüllt). Of het dan automatisch de naakte waarheid is, laat ik in het midden (D. sei dahin gestellt). Slapen in de open lucht is erg bijzonder, je slaapt dan onder de blote hemel. Of dat ook op een naaktstrand (D. FKK-Strand) kan, weet ik niet.
Er zijn veel vaste uitdrukkingen met bloot in beide talen. Denk aan met zijn blote handen (D. mit bloßen/blanken Händen) of met het blote oog iets waarnemen (D. mit bloßem Auge etwas wahrnehmen).
Interessanter zijn uit het blote hoofd (D. aus dem Kopf, aus dem Gedächtnis), en op je blote knieën iemand danken (D. auf (den) Knien danken) en met de billen bloot moeten (D. Farbe bekennen müssen) omdat het „naakt“-element in het Duits hier ontbreekt.
Merk op: In geen van die gevallen kan je bloot vervangen door naakt. In vaste uitdrukkingen wordt de synonymie tussen naakt en bloot opgeheven.
Kategorie Idiom, Wortschatz | 1 Kommentar »
28. Juni 2014 von Johanna Ridderbeekx
Is dat correct Nederlands? Wij zijn het in dezen NIET met elkaar eens.
Missen is een transitief werkwoord, d.w.z. het heeft een lijdend voorwerp (Akkusativobjekt). Je kunt de trein missen (verpassen), maar ook je collega, je liefste, of je liefste collega missen (vermissen). En als iemand die je nodig hebt, er niet is, dan mis je die persoon (vermissen) of die persoon ontbreekt (fehlt).
Maar niet: hij mist.
Ik werd meteen door Matthias Hüning op mijn vingers getikt: ik vind dat intransitieve gebruik wel acceptabel, vooral wanneer je nog wat context toevoegt: (we praten al de hele tijd over een taalkundige vraag, maar niemand weet het antwoord) Er mist hier een linguïst.
De taaladviesdienst meldt dat missen als intransitief werkwoord (in de betekenis fehlen) door veel (Nederlandse) taalgebruikers geaccepteerd wordt. Een zin als Er mist een linguïst zou acceptabel zijn.
Dat vind ik dus niet – evenals overigens Van Dale (daarin staat deze betekenis niet eens als voorlopig vermeld) en de Nederlandse Taalunie.
Een andere collega vertelde me trouwens dat ze deze uitdrukking vroeger niet mocht gebruiken van haar Nederlandse moeder: geen goed Nederlands want het zou een Belgische vertaling zijn van het Franse il manque…
Wat zou Ludo Beheydt hiervan vinden?
Prof. dr. Ludo Beheydt, taal- en cultuurwetenschapper aan de Université catholique de Louvain, decennialang een enthousiasmerend en inspirerend collega en uit de gemeenschap van neerlandici extra muros niet weg te denken, is eind mei van dit jaar toch met emeritaat gegaan…
Ludo mist. So’n Mist!
Daarover zijn we het volkomen met elkaar eens.
Kategorie Grammatik, Sprachvariation, Sprachwandel | 1 Kommentar »
27. Juni 2014 von Janneke Diepeveen
Borden of schotels (Foto: Egan Snow, CC BY-SA 2.0)
Terwijl de meeste mensen gisteravond naar de WK-wedstrijd van Duitsland zaten te kijken, liep ik door de Ikea. Ik had kleine bordjes (Du. Teller) nodig die zouden kunnen dienen voor gebak of voor onder een kopje (Du. Tasse). Uiteindelijk heb ik zes witte schoteltjes gekocht. In het Duits wordt een schoteltje voor onder een kopje logischerwijs Untertasse genoemd. Diezelfde logica bestaat ook in de Belgisch-Nederlandse spreektaal. Het Vlaams Woordenboek vermeldt de ondertas met het volgende voorbeeld: Mag ik een ondertaske, want mijn tas koffie is aan ’t lekken. Van Dale legt een relatie met het Franse sous-tasse; een benaming die overigens ook in Vlaanderen voorkomt ter aanduiding van het schoteltje. Niet alleen in Vlaanderen maar ook in het zuiden van Nederland (bv. Limburg) is tas de normale benaming voor een kop (en een kopje wordt dus taske genoemd). Dit woord is ook ontleend aan het Frans. In de rest van Nederland kan een tas alleen maar als ‚draagtas, zak‘ geïnterpreteerd worden (Du. Tasche).
En die fliegende Untertasse? Inderdaad, dat is een vliegende schotel.
Tags: Belgien
Kategorie Niederlande, Sprachvariation, Wortschatz | Kommentare deaktiviert für Ondertas
26. Juni 2014 von Johanna Ridderbeekx
Joost mag weten waarom die vrolijke Frans de pijp aan Maarten geeft.
In deze zin zitten drie uitdrukkingen die niet zo makkelijk te vertalen zijn (tenzij u de Van Dale bij de hand hebt).
Zilveren lepel (Tropenmuseum, CC BY-SA 3.0)
Er is geen eenduidige verklaring voor de uitdrukking Joost mag het weten (weiß der Kukuck / Geier). Joost, een heel gebruikelijke voornaam in Nederland, is de duivel. Het woord zou afgeleid zijn van het Javaanse dejos dat wederom afstamt van het Portugese deus – god dus. Aangezien op Java hiermee een Chinese, dus heidense, godheid werd aangeduid, was voor de Hollander de stap naar de betekenis duivel snel gezet.
Pijp (Tropenmuseum, CC-BY-SA-3.0)
Joost mag weten waarom Frans de pijp aan Maarten geeft. De pijp is in dit geval een Duitse Löffel. Frans geeft de pijp aan Maarten: er gibt den Löffel ab, er stirbt. Een variant is de pijp uitgaan (hopsgehen vertaalt Van Dale).
Van iets latere datum is de betekenis: opgeven (aufgeben): de Belgische wielrenner Jurgen Van den Broeck kwam in Italië ten val: „Hij gaf de pijp aan Maarten en keerde de volgende dag terug naar België, …“.
De vrolijke Frans uit de voorbeeldzin is misschien een wielrenner die blij is dat hij naar huis kan – Joost mag het weten! Oorspronkelijk is het Bruder Lustig uit het gelijknamige Grimmsprookje: vergelijk de Nederlandse en de Duitse wikipediapagina.
Kategorie Idiom, Sprachvergleich, Wortschatz | Kommentare deaktiviert für Joost, Frans en Maarten