Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

Versieren

We hebben in deze decembermaand de kerstboom versierd. Dat wordt stofzuigen in januari!
Is uw dochtertje of zoontje jarig, dan wordt de woonkamer versierd (schmücken, dekorieren) met allerlei, ook zelfgemaakte, slingers. En deze bewaarengel (Schutzengel) hangt boven haar/zijn bedje.

Charles Filiger: Bewaarengel met slinger (Gemälde von Charles Filiger, 1892. CC-PD-Mark)

Voelt u zich alleen dan probeert u misschien een mannelijke dan wel (of) vrouwelijke partner te versieren  (aufreißen, anbaggern). Hierbij dient opgemerkt dat versieren in mijn oren veel beschaafder, ja speelser, klinkt dan het Duitse aufreißen of anbaggern.

De Freie Universität bezuinigt (spart) waar ze maar kan, ook aan verwarmingskosten, maar ik heb bijtijds voor mijn kamer een extra radiator weten te versieren (organisieren). Ik zit er dus letterlijk warmpjes bij. Dat heb ik met die leuke conciërge (Hausmeister) geritseld (deichseln).

Een goede gevel (Fassade) (ver)siert het huis: dat krijgt u te horen als u toevallig een opvallend reukorgaan hebt.

En herinnert u zich Lodewijk nog? Die man die er een handje van had alles voor heel even te lenen – en die uiteindelijk (maar veel te laat) toch alles terugbracht? Dat hij er een bloemetje en een fles Cuvée XII Apostelhoeve bijdeed, siert hem (das ehrt ihn).

Der Beitrag wurde am Samstag, den 27. Dezember 2014 um 11:10 Uhr von Johanna Ridderbeekx veröffentlicht und wurde unter Allgemein, Idiom, Sprachvergleich, Wortschatz abgelegt. Sie können die Kommentare zu diesem Eintrag durch den RSS 2.0 Feed verfolgen. Kommentare und Pings sind derzeit nicht erlaubt.

Kommentarfunktion ist deaktiviert