Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

De stok

De tijden dat stoute (ungezogene) leerlingen er in de school met de stok van langs kregen (Prügel beziehen) zijn in onze contreien gelukkig passé.

Jan Steen: Schoolklas (Foto: ArtDaily.org, PD-Art)

Maar ook in de 17e eeuw waren er al leraren die het qua tucht en orde niet zo nauw namen en (letterlijk) een oogje dichtknepen: de schoolklas van Jan Steen (links) lijkt frappant veel op zijn spreekwoordelijke huishouden.

De stok heeft overleefd in talrijke uitdrukkingen. Ik wil er een paar noemen. Je kunt het aan de stok krijgen met iemand (aneinandergeraten). Je kunt ook iemand een stok (einen Knüppel) tussen de benen gooien of een stok in het wiel steken (in die Quere kommen). Er zijn verstokte vrijgezellen (eingefleischte Junggesellen) die je met geen stok het huwelijksbootje in krijgt (keine zehn Pferde bringen sie dahin).

Jean-Luc Dehaene (Foto: Michel Vuijlsteke, CC BY 2.5)

En dan hebben we nog de stok achter de deur (Druckmittel für den Notfall). Ik meen me te herinneren in een Franstalige Belgische krant over de toenmalige premier Jean-Luc Dehaene gelezen te hebben: il mène une politique du stok achter de deur. Mooi toch?! Dat is België op zijn best!

Wat nog?
U herinnert zich dat Hugo de Groot (Grotius) in een boekenkist uit gevangenschap ontvluchtte? Zoveel geluk was zijn tijdgenoot Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619), raadpensionaris van de Staten van Holland, niet beschoren (vergönnt). Hij werd terechtgesteld (hingerichtet). Maar we hebben nog het stoksken, waarop steunend Johan het schavot beklom.

Zo, dat was het voor vandaag.
Ik ben dan wel niet meer piep maar ook nog niet stok (piepjong, stokoud); op een doordeweekse dag ga ik toch graag met de kippen op stok (zu Bett).

Kenau en Wilhelmina

Vandaag twee vrouwen van statuur.

Kenau Simonsdr. Hasselaer (1526-1589) (Foto: Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, ref. 208799, CC-PD)

Kenau Simonsdochter Hasselaar (1526-1588/89)
Zij nam actief deel aan het verzet tegen de Spaanse belegeraars van Haarlem
(1572-1573). Over haar heldhaftige rol bestaan twijfels maar haar naam heeft in de Nederlandse taal overleefd: een kenau is een manwijf, een helleveeg (Satansweib).

De historica Els Kloek zet in haar boek Kenau en Magdalena de feiten op een rijtje en beschrijft in de epiloog Kenau als een strijdlustige vrouw: „Ze liet zich de kaas niet van het brood eten, streed tot het uiterste om haar gelijk te halen en was voor de duvel nog niet bang.“

Wilhelmina Drucker (Foto: bwsa, PD-Art)

Wilhelmina Drucker (1847-1925)
Ze werd ook de ijzeren Mina genoemd en was een feministe van het eerste uur. Zij streed voor het vrouwenkiesrecht, tekende voor algehele ontwapening en zette zich in voor zowel ongehuwde moeders als dienstweigeraars (Wehrdienstverweigerer).
In de jaren 70, tijdens de zogenaamde tweede feministische golf, speelde de naar haar genoemde actiegroep Dolle Mina een zeer belangrijke rol. Dolle mina werd een synoniem voor feministe of – afhankelijk van het oordeel van de spreker – ook voor wat in het Duits Emanze wordt genoemd.

De bekendste slogan van Dolle Mina was wel: Baas in eigen buik (recht op abortus).

Vier poten en een slurf

Het heeft vier poten en een slurf. Ra, ra (Du. rate mal) – wat is dat?

Mijn Duitse collega’s moesten glimlachen toen ze hoorden dat een spin acht poten heeft. ‚Wij stellen ons bij poten iets veel massievers voor‘, was de reactie. Een spin heeft in het Duits Beine. Zo raakten we aan de praat over de Duitse en Nederlandse benamingen van de ledematen (Du. Gliedmaßen) van dieren.

In de Duitse taal komt het er volgens ons op neer dat de meeste dieren Beine hebben, van insecten en vogels tot grotere dieren zoals koeien en paarden. Pfoten is een specifiekere Duitse benaming voor de uiteinden van ledematen die vergelijkbaar zijn met de menselijke hand of voet (zie Wikipedia). Kleinere zoogdieren zoals honden en katten hebben Pfoten, de hond geeft u een Pfötchen (Nederlands: pootje). Bij grote dieren, bijvoorbeeld beren, worden deze uiteinden Tatzen genoemd; bij tijgers ook wel Pranken.

Giraf, met lange benen of poten? (Foto: GIRAUD Patrick, CC BY-SA 3.0)

Of het nu spinnen, honden, beren of tijgers zijn, in het Nederlands hebben ze allemaal poten. Het ‚uiteinde‘ heeft geen aparte benaming. Alleen bij roofdieren onderscheiden we klauwen (zie Wikipedia). Overigens hebben ook veel meubelstukken en voorwerpen in het Nederlands poten, denken we maar aan tafel, stoel, bed. Zelfs een bril heeft poten (zie commentaar bij een eerdere post over pootjes).

In de Nederlandse taal heeft – behalve de mens – eigenlijk alleen het paard benen. Het paard wordt als ‚edel dier‘ beschouwd, daarom heeft het ook een hoofd (andere dieren hebben een kop). Eventueel hebben de giraf en de zebra ook benen – terwijl een muilezel en een ezel in elk geval poten hebben. Volgens onze taalintuïtie althans, want zoals u wel gemerkt hebt, zijn wij geen deskundigen op het gebied van dierlijke anatomie…

Dat in het Duits zelfs de olifant Beine heeft, vinden mijn Belgische collega en ik bijzonder komisch. Wij stellen ons bij benen elegantere ledematen voor dan de brede, robuuste exemplaren van een olifant. Olifanten hebben poten! Als u weet dat slurf de Nederlandse benaming is voor Du. Rüssel, dan kunt u nu het raadseltje aan het begin van deze bijdrage oplossen.

Fluit

Abraham van Beijeren: Stilleven met blokfluit (Foto: geheugenvannederland.nl, PD)

Op 13 augustus van dit jaar is Frans Brüggen, gepassioneerd blokfluitist en dirigent, overleden.

Laten we dus eens bij de fluit en het fluiten stilstaan.

Naast de blokfluit kennen we de dwarsfluit (Querflöte) en het fluitje van de scheidsrechter. Iedereen fluit (pfeift) wel eens een deuntje (Melodie). De directeur van het Institut für Deutsche und Niederländische Philologie begint zelfs fluitend aan zijn werkdag zodat (bijkomend voordeel) we altijd horen wanneer de baas in huis is.

Het Nederlands en het Duits komen aardig dicht bij elkaar met fluiten en flöten in de uitdrukkingen: daar kun je naar fluiten (dat is weg, dat zie je niet meer terug) en flöten gehen. Deze Duitse uitdrukking kunnen we overigens ook vertalen met naar de maan gaan of naar de haaien gaan – maar de woorden maan en haai vallen buiten het kader van deze blogpost.
Dat interesseert u geen fluit (nicht die Bohne)? Sorry!

Het fluitketeltje mag niet ontbreken: dat is een ketel (Pfeifkesssel) die als het water kookt, fluit. Het is tevens een gedicht van Annie M.G. Schmidt (Astrid Lindgren is de Annie M.G. Schmidt van Zweden).

Of ik niet een link naar muziek van Frans Brüggen heb? Dat is een fluitje van een cent (kein Problem, ein Kinderspiel): hier!

Zingt u ook zo graag?

Nee, wees maar niet bang, er komt geen link naar Drs. P.
Ik heb een verhaal uit de oude doos (aus der Mottenkiste) en de zanger heet Robert Long. In de jaren 70 zong hij Het leven was lijden, een lied waarin hij de onmogelijkheid tot liefhebben in een streng gereformeerd milieu bezong. Daarin komt de zin voor: Ik mocht naar de kerk maar ik kon nooit eens zingen.

Condoom (Béa on fr.wikipedia, PD-self)

Wat bedoelde Robert?
Robert zinspeelde op een uitdrukking die toen nog gebezigd werd. Voor het zingen de kerk uitgaan staat voor coïtus interruptus, een toentertijd niet ongebruikelijke methode om ongewenste zwangerschap te voorkomen.

Waar die uitdrukking vandaan komt? Niet uit de katholieke hoek in elk geval: katholieken zingen de hele H. Mis door. Maar in de gereformeerde dienst staat het Woord, de preek centraal. En dat terwijl de gelovigen blijkbaar het liefst een paar mooie psalmen zouden zingen. Een en ander wil overigens niet zeggen dat de katholieken na de zondagsplicht niet ook voor het zingen de kerk uitgingen.

In de tweetalige Van Dale lees ik de vertaling: ± vorher aussteigen. Ja, in die betekenis zou u deze uitdrukking nog kunnen gebruiken.

Über ‚Würfel Zucker‘ und ‚rode wijn vlekken‘

WürfelzuckerWenn auch ein Satz wie „Ich hätte gerne drei Würfel Zucker“ völlig okay ist, so gilt als Name für diese Würfel doch die Zusammensetzung Würfelzucker. Es sind diese Zusammensetzungen, über deren Getrenntschreibung sich nicht nur die Gemüter der Sprachkritiker erhitzen, sondern auch ’normale‘ Sprecher (beispielsweise auf Twitter).

Bereits vor über zehn Jahren hat sich Der Spiegel über diese ‚Sprachseuche‘ aufgeregt. Und seit 2004 gibt es die Website Deppenleerzeichen, auf der über falsch verwendete Leerzeichen gelästert wird (übrigens auch über den Würfel Zucker). Geholfen hat es wenig.

Das niederländiche Pendant zur Deppenleerzeichen-Website ist Signalering Onjuist Spatiegebruik (spatiegebruik.nl), auch aktiv auf Twitter. Viel aktiver als das deutsche Pendant — vielleicht, weil die Verwendung von Leerzeichen in Komposita im Niederländischen noch stärker um sich greift als im Deutschen? Das ist zumindest mein Eindruck, allerdings ohne dass ich den mit irgendwelchen Zahlen oder Untersuchungen belegen könnte. Wo kommt der Trend her? Allgemein wird ein Einfluss des Englischen vermutet. Beweisen lässt sich das aber nur schwer, zumal es um ein altes Phänomen geht. So kann man in der Wikipedia nachlesen, dass beispielsweise Luther in seiner Bibelübersetzung die Nominalkomposita durchgängig mit Leerzeichen geschrieben hat. Die Normierung (Zusammenschreibung) kommt erst später, nach einer langen Phase der Variation.

Spatiegebruik.nl organisiert auch jedes Jahr eine kleine Abstimmung über ‚De onjuiste spatie van het jaar‘. 2013 hat die Überschrift Haagse rechters laten Maxima portretten verwijderen ‚gewonnen‘. Da wohl doch nicht gemeint war, dass Maxima irgendwelche Portraits entfernen soll, hat die Redaktion von Bruno.nl daraufhin übrigens die Überschrift korrigiert (Maxima-portretten).

Es gibt aber durchaus Zweifelsfälle. So werden viele Kombinationen von Adjektiv und Substantiv, für die wir im Deutschen eine Zusammensetzung verwenden, im Niederländischen als Wortgruppe verwendet: der Rotwein ist de rode wijn, der Dickdarm ist de dikke darm usw. Was passiert jetzt, wenn man diese Bezeichnungen in Zusammensetzungen verwendet? Auf Deutsch ist das einfach: die Rotweinflasche, der Rotweinfleck, die Dickdarmentzündung, der Dickdarmoperation. Aber auf Niederländisch?

De rodewijnvlek, rode wijnvlek, rode-wijnvlek, rode-wijn-vlek, rode wijn vlek? De dikkedarmontsteking, dikke darmontsteking, dikke-darmontsteking, dikke-darm-ontsteking, dikke darm ontsteking? Kommt anscheinend alles vor, wobei die Variante mit dem Leerzeichen nach dem Adjektiv recht beliebt zu sein scheint, also rode wijnvlek und dikke darmontsteking. Die Getrenntschreibung ist aber ebenfalls frequent: rode wijn vlek, dikke darm ontsteking. Und manchmal findet man auch beide in einem Text: „Hoe verwijder je rode wijn vlekken? — Bestrooi de rode wijnvlek met keukenzout.“

Foto aus dem Beitrag auf spatiegebruik.nl

Nach den offiziellen Regeln, die Zusammenschreibung für Zusammensetzungen fordern, sind wohl beide Varianten falsch. Und auf spatiegebruik.nl wird dann auch die Blokker-Werbung für rode wijnglazen kritisiert (müsste rodewijnglazen sein). Im täglichen Gebrauch scheint es aber bei den Schreiber/inne/n des Niederländischen eine beträchtliche Unsicherheit zu geben.

Ist ja auch nicht so ganz einfach. Versuchen Sie doch mal eine Zusammensetzung mit saurer Regen zu machen. Oder mit grüne Welle (die Grüne-Welle-Schaltung (??) der Ampeln).

Laat je niet kisten!

Studenten hebben soms de gewoonte een woord op te zoeken en de eerste de beste vertaling te nemen. Zo vertelde me ooit een student dat hij in zijn kamer een kist had waarin hij overdag zijn lakens en plafonds opborg!
Slik!
Plafond is in het Duits Decke maar Decke is ook deken. De jongeheer had een dekenkist (Truhe), waarin hij zijn beddengoed (Bettzeug) bewaarde.
Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig, al zeg ik het zelf.

En omdat het woord nu toch gevallen is: de kist.
Wat altijd hilariteit oproept, is het woord doodskist. In de Duitse taal heet dat plechtig een Sarg. In deze context zou het woord Kiste oneerbiedig klinken. Een Kiste (van hout getimmerd) gebruik je om spullen in weg te pakken, bij een verhuizing bijvoorbeeld, hoewel daarbij Kartons (dozen van karton) ook een grote rol spelen. Het Nederlandse woord zerk betekent: Grabplatte.

Maar laten we bij de kist blijven.

Boekenkist van Hugo de Groot (Foto: Niels, CC-BY-SA-2.0)

De bekendste Nederlandse kist is wel de boekenkist waarin de internationaal vermaarde rechtsgeleerde Hugo de Groot (Grotius) op 22 maart 1621 Slot Loevestijn verliet. Daar werd hij namelijk gevangen gehouden omdat hij in de strijd tussen remonstranten (de rekkelijken) en contraremonstranten (de preciezen) tot de kant van de remonstranten werd gerekend, en stadhouder Maurits van Oranje (zoon van Willem) behoorde tot het conservatieve, precieze kamp – vandaar!

Hugo las veel en kreeg de boeken per kist op Loevestijn aangeleverd. Ik meen dat het zijn vrouw was die op het idee kwam dat hij zich in die boekenkist naar buiten zou kunnen laten smokkelen. Zo gezegd, zo gedaan. En het lukte! Hugo ontkwam en vluchtte naar Frankrijk.

De historische kist (foto) kunt u tegenwoordig op Slot Loevestijn bezichtigen. Hoe die uiteindelijk daar weer is beland, is mij niet geheel duidelijk.

Welke lering trekken we uit de lotgevallen van Hugo de Groot (Grotius)?
Laat je niet kisten! (Lass dich nicht unterkriegen!).

Spannend

Arnhem at night (Foto: Robert221, CC BY-SA 3.0)

Het adjectief spannend wordt in het Nederlands en in het Duits gebruikt. Wat Nederlandstaligen en Duitstaligen allemaal terecht spannend vinden, zijn detectives (Du. Krimis) en (finales van) wedstrijden. Maar ik stel hier op de afdeling sinds jaren vast dat Duitstalige studenten of collega’s het woord spannend in het Nederlands gebruiken in contexten waarin ik als moedertaalspreker dat niet zou doen. Bijvoorbeeld: ‚Berlijn is een spannende stad‘ of ‚ik vind taalkunde erg spannend‘. In die gevallen zou ik kiezen voor de alternatieven boeiend, interessant of fascinerend. Maar wat blijkt? Via Google vind ik wel degelijk treffers voor ‚een spannende stad‘ op Nederlandse websites: niet alleen New York en Tokio, maar ook Arnhem en ’s Hertogenbosch blijken bijzonder spannend te zijn. En dat taalkunde spannend is, heeft ook een zekere professor Roberta D’Alessandro op de Universiteit Leiden ontdekt.

Ligt het aan mij? Reageer ik hier in de Duitse neerlandistiek overgevoelig op Nederlands-Duitse contrasten en subtiliteiten? Mogelijk. Maar er zou wel eens iets heel anders aan de hand kunnen zijn. Het gebruik van het Nederlandse woord spannend is aan het verschuiven. Dat signaleert Marc van Oostendorp in Neder-L. Hij noemt twee centrale betekeniscomponenten van spannend, ‚verhoogde aandacht‘ en ‚onzekerheid over de afloop‘, en stelt vast dat die in de nieuwe gebruikscontexten sterk zijn afgezwakt. Zo sterk dat spannend in sommige contexten bijna synoniem is geworden met leuk (bv.: ‚Persoonlijk bloggen is soms best wel spannend‚). En dat werpt een heel ander licht op mijn overpeinzingen hier in Berlijn. Misschien klopt het helemaal niet dat veel Duitstaligen per ongeluk Duitse betekenissen op het Nederlandse spannend overdragen. Misschien doen zij mee met recente ontwikkelingen in de Nederlandse taal die ik, moedertaalspreker ver weg van het moederland, nog helemaal niet had opgemerkt.

Dat is natuurlijk allemaal heel erg boeiend, interessant en fascinerend. Maar ik hoop dat sprekers met Duits als moedertaal én moedertaalsprekers Nederlands ook eens over de alternatieven nadenken voordat ze weer eens iets spannend vinden.

De pees

Geen pees (Sehne) zo bekend als die van de snelvoetige Achilles, de dapperste, vlugste en schoonste der Griekse helden.

Stervende Achilles (Foto: Alinea, PD-self)

De pees waarom het hier gaat, bevindt zich in de hiel (Ferse), de achilleshiel om precies te zijn. En waarom een giftige Trojaanse pijl in deze hiel onze snelvoetige held fataal werd, kunt u bij Homerus nalezen maar ook hier.

Wij vervolgen met het werkwoord pezen.
Ik heb wel eens een Berlijner horen zeggen: … und da bin ick um die Ecke jepest: in snelle vaart de hoek om dus. Als ik me verslapen heb, pees ik ook op de fiets naar de universiteit. Een Nederduits woord?
Pezen kan bovendien hard werken (schuften) betekenen: ik heb behoorlijk gepeesd voor dat examen. En – u herinnert zich misschien dat het woord peeskamer al eens viel – het betekent ook (vulgair) geslachtsgemeenschap hebben.

Etymologisch gezien staat mijn verhaal (pezen/pesen is van pees afgeleid) een beetje op losse schroeven (auf schwachen Füßen). Op de etymologiebank lees ik dat pezen weliswaar van pees (oorspronkelijk het uiteinde van een spier) komt; het DWDS leidt het Duitse pesen echter af van het Engelse to pace. Dat verklaart waarom ook een Zuid-Duitse vriendin dit werkwoord kende. De Duden meldt: Herkunft ungeklärt.

Was toch mooi geweest als de Nederlandse pees grensoverschrijdend tot pesen geëvolueerd was.

Ekster

Een paar dagen geleden zat ik heerlijk op het balkon bij een Nederlandse vriendin die in het groene zuidwesten van Berlijn woont. Terwijl we daar zaten, kwam een roodborstje (Du. Rotkehlchen) nieuwsgierig bij ons kijken. Even later werd het verjaagd door een voorbijvliegende zwart-witte vogel. „Ekster in het Nederlands, Elster in het Duits. Dat moet toch een vergissing in het alfabet zijn!“, zei mijn vriendin. Dat verschil is inderdaad merkwaardig en daarom wil ik hier eens een blik werpen op de etymologie van de naam van deze vogel, die wetenschappelijk Pica pica heet.

Ekster (Foto: Arpingstone, PD)

De etymologische woordenboeken suggereren dat de ekster genoemd is naar zijn scherpe snavel of spitse staart. Het eerste deel van de naam is waarschijnlijk gevormd uit het Proto-Germaanse element *agi-/aga- dat ‚puntig‘ (Du. spitz, scharf) betekent. Het tweede deel zou terug kunnen gaan op het Proto-Germaanse element *-str-. In middeleeuwse Nederlandse teksten zijn bijvoorbeeld de vormen egestre, aecstren en aexter aangetroffen, waarin we de hedendaagse Nederlandse naam ekster herkennen. In het Duits daarentegen is er blijkbaar al in een vroeg stadium een -l- ingevoegd. In Oudhoogduits materiaal (vóór 1100) is de vorm agalstra aangetroffen. Daarop gaat (via verdere ontwikkelingen) het moderne Duitse Elster terug.

Bijna nog interessanter is de Engelse naam magpie voor deze zwart-witte vogel. Volgens een etymologisch woordenboek gaat het pie-gedeelte (via het Oudfrans) terug op de Latijnse naam pica. Dan zijn we weer bij de wetenschappelijke naam Pica pica en die heeft, net als ekster, etymologisch iets met ‚puntig‘ te maken. Mag is afgeleid van de vrouwennaam Margaret, die spreekwoordelijk gebruikt wordt voor een eigenschap die vooral aan vrouwen wordt toegeschreven: veel babbelen (Du. schwatzen). De ekster staat inderdaad bekend als een vogelsoort die gemakkelijk kan leren praten.

De eigenschap van ‚babbelen‘ komt trouwens ook terug in allerlei Nederlandse dialectbenamingen voor de ekster, zoals een kalle of een Anneke. Babbelen, een typisch vrouwelijke eigenschap? Die middag op het balkon hebben m’n vriendin en ik in ieder geval het cliché bevestigd.