Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

Jan Boeman

Als u na Jan Gat denkt: alweer een stukje over Rotterdamse woordkunst – dan hebt u het mooi mis (dann liegen Sie falsch)!

Een boeman is in het Nederlands, net als in het Duits, ein Kinderschreck.

Typisches haus im Holländischen Viertel (Foto: Sybillesonne, CC-BY-SA-3.0)

De naam Jan Boeman viel in mijn college Nederlands voor gevorderden waar een student een overigens mooie presentatie gaf over het Holländische Viertel in Potsdam.

De architect van dit stukje „Holland“ in Brandenburg heet (nomen est omen) Jan Bouman: ou wordt namelijk net zo uitgesproken als au.

En Jan Bouman, geboren in de Amsterdamse Jordaan, heeft in deze contreien (Gegend) nog veel meer mooie architectuur neergezet.

Beestjes

Wonen in de kelderverdieping of het souterrain heeft zeker zijn voordelen. Je hoeft je verhuisdozen, meubels én de wekelijkse boodschappen geen trappen op te sleuren. Op warme zomerdagen is het er aangenaam koel. Je kunt door de kamer dansen zonder dat er een onderbuur klaagt dat je te veel lawaai maakt. Je betaalt een stuk minder huur (Du. Miete) dan je bovenburen (in Berlijn althans). En jíj hebt directe toegang tot de tuin. Maar er is een groot nadeel: de beestjes (Du. Tierchen) in die tuin hebben ook directe toegang tot jouw woning.

Lavendel, huismiddel tegen insecten en spinnen? (Foto: Service Communication ville de Digne-les-Bains, CC BY-SA 3.0)

Voor we zouden verhuizen praatte ik met een bevriende fysiotherapeute die haar praktijk in zo’n kelderverdieping heeft. Ze zei: „Het is prima, maar je moet wel tegen beestjes kunnen.“ Wijze woorden. Helaas, na een jaar kan ik er nog steeds niet aan wennen. Het ene beestje is al griezeliger (Du. gruseliger) dan het andere. Meestal komen ze ’s avonds tevoorschijn gekropen. Geloof me, het zijn gezelschapsdieren: ze komen met z’n allen op bezoek als ik alleen thuis ben. De oogst (Du. Ernte) van gisteravond: een duizendpoot (Du. Tausendfüßler), een zilvervisje (Du. Silberfischchen), twee oorwurmen (Du. Ohrwürmer, Ohrenkriecher), drie vette pissebedden (Du. Kellerasseln), diverse mieren (Du. Ameisen) en – last but not least – twee grote enge spinnen (het soort met knieën; een nachtmerrie voor iemand met arachnofobie).

Het gebrek aan trappenlopen compenseren wij ruimschoots met rondrennen met vliegenmeppers, keukenrol, handveger, stofzuiger en andere attributen – inclusief spuitbussen en gifkorrels, want huismiddeltjes zoals lavendel helpen niet. Ze leveren tenminste wel een prettiger plaatje op bij deze tekst dan de beestjes.

Haar

Glatze (Foto: böhringer friedrich, CC BY-SA 2.5)

Onlangs kreeg ik van een collega een paniekbrief die begon met de zin: Ik zit met de handen in het haar. (weder ein noch aus wissen) Nou heeft die collega een mooie rode krullenbol (Lockenkopf), dus aardig wat haar om in te grijpen wanneer het leven even niet meezit.

Vervolgens schoten me nog twee andere uitdrukkingen m.b.t. haar te binnen.
Niet naar de waarschuwingen van vrienden geluisterd en een mooie tweedehands auto op de kop getikt (ergattert) die na 6 weken de geest geeft: dan heb je spijt als haren op je hoofd (etwas unendlich bedauern). Dat zul je in de toekomst wel laten: geen haar op je hoofd die er aan denkt iets tweedehands aan te schaffen. (nicht im Traum…)

En waarom was ze in paniek, die collega?
„De kinderen! Ze eten me de oren van het hoofd!“ (die Haare vom Kopf)

Roomkaas

Als nieuweling in Duitsland leer je snel een paar culinare gewoontes. En nee, ik denk niet aan curryworst of zuurkool. Wel aan de gewoontes op het werk. ’s Middags samen warm eten, bijvoorbeeld, én zelfgemaakte taart meebrengen als je jarig bent.

Onlangs was ik jarig, en eingedeutscht als ik ben (of wil zijn), had ik taart gebakken.

Een frambozenkwarkcake was het, die zag er wel lekker en geslaagd uit, maar ik wou er graag nog een romig toplaagje bij. Daarvoor had ik toch ergens onlangs een recept gelezen? Waar? Oh ja, in het kinderbakboek van mijn dochter.

Bagel met roomkaas (Foto: National Cancer Institute, PD)

Helaas. Het kinderbakboek komt uit Nederland, en ik niet. Het recept luidde ongeveer zo: voor een romig toplaagje meng je poedersuiker en citroensap met roomkaas. Wat is roomkaas? Is het Frischkäse of Quark, dat heb ik bij de hand. Of nog iets anders? Geen idee, echt niet – dus doe ik wat we willen dat de studenten ook doen als ze het niet weten: ik zoek het snel even op in Van Dale.

Helaas brengt me dat niet verder: Butterkäse, Rahmkäse, Sahnekäse. Dat ken ik niet, en heb ik al zeker niet in de koelkast staan. Dan maar improviseren met een mengsel van de Frischkäse en de Quark.

Een snelle zoektocht op het internet levert dan, als ik op mijn bureau ben, foto’s: roomkaas is wat ik ken als Frischkäse. En hoe we dat in België noemen? Geen idee. Het bekende merk Philadelphia twijfelt ook en verkoopt zichzelf als zachtfrisse zuivelspread in Nederland en is in België een verse kaasspecialiteit.

Ik ben duidelijk nog niet eingedeutscht als het om zuivelproducten gaat. Toch hopen dat de collega’s het lekker vinden.

Berlinerbol en andere koek

Berliner / Pfannkuchen (Foto: Rainer Zenz, CC BY-SA 3.0)

Afgelopen weekend vierde het revuetheater Friedrichstadt-Palast zijn dertigjarige jubileum in het gebouw aan de Friedrichstraße in Berlijn. Bij dit feestje werd meteen een wereldrecord gevestigd: de langste rij ooit van een typisch Berlijnse lekkernij (5555 exemplaren); zie deze foto. Woordvoerder André Puchta licht toe: „Der Berliner kommt aus Berlin und wir gehören zu Berlin und so passt das am besten zu Berlin“. Zo werd hij meteen ontmaskerd, zoals de Tagesspiegel opmerkte, want echte Berlijners noemen deze zoete, gefrituurde bollen namelijk niet Berliner maar Pfannkuchen. Dat verklaart waarom diezelfde echte Berlijners de controverse rond John F. Kennedy’s beroemde uitspraak uit 1963 wegwuiven. Er circuleren in het Duitse taalgebied overigens nog andere namen dan Berliner/Pfannkuchen, bijvoorbeeld Krapfen. De regionale verspreiding van deze namen is prachtig weergegeven op een kaart van de Universiteit Augsburg. (De naam Krapfen is overigens ook in gebruik voor wat in Nederland bekend is als oliebol – maar dat is stof voor een andere blog.)

Van Dale en Wikipedia geven Berlijnse bol en berlinerbol als Nederlandse benamingen voor de Duitse Berliner (en ook voor de regionale benaming Pfannkuchen). In Vlaanderen bestaat ook nog de uit het Frans overgenomen naam boule de Berlin. Opgelet: in de Lage Landen worden alle genoemde bollen meestal verkocht met een vulling van vanillepudding of banketbakkersroom (Du. Puddingsahne) – zoals in dit Vlaamse recept. De echte Berlijnse exemplaren zijn daarentegen meestal gevuld met vruchtenmoes en bedekt met een laagje poedersuiker of glazuur (Du. Zuckerguss). Op feestdagen worden ze ook met bijzondere vulling aangeboden zoals advocaat (Du. Eierlikör) of, als je pech hebt, mosterd (Du. Senf).

Eierkoeken (Foto: Pudding4brains, PD)

In tegenstelling tot de Berlijnse Pfannkuchen is de Nederlandse pannenkoek geen gefrituurde bol, maar een platte, dunne, oprolbare, in de pan gebakken koek, hetzelfde als een crêpe. Een bijzonder dun en licht pannenkoekje wordt ook flensje genoemd. Overigens, laat u niet verwarren, maar een eierkoek is andere koek (Du. etwas ganz anderes): een ronde, zachte, luchtige koek die plat vanonder is en bol vanboven (al bestaan er andere regionale interpretaties).

En hiermee is de koek op (Du. Schluss mit der Vorstellung).

Bofkont

Lies Hontelez ist gerade dabei, sich eine komplette Aussteuer zusammenzukaufen, denn sie will ausziehen. Das ist an sich natürlich nicht ungewöhnlich. Frau Hontelez ist allerdings schon 89 Jahre alt. Sie hat keine Lust mehr auf ihr Altenheim und will wieder selbständig wohnen. Und weil ihre Gesundheit das noch zulässt sagt sie: „Weet u wat ik ben: een bofkont.“

Der Journalist Frank van Wijck fügt in seinem Blogbeitrag über Frau Hontelez hinzu: „Dat laatste woordje verraadt haar leeftijd, want niemand zegt nog ‘bofkont’ tegenwoordig.“ Ich weiß nicht, ob das stimmt; mir kommt das Wort gar nicht so archaisch vor, und bei Google und Twitter findet man auch jede Menge neuere Belege für seine Verwendung.

Junge mit bof (‚Mumps‘) (Foto: Heinrich Weingaertner, CC BY-SA 3.0)

Bofkont bedeutet ‚Glückspilz‘. Man kann sich nun fragen, wie es denn an diese Bedeutung gekommen ist, denn seine beiden Bestandteile legen diese Bedeutung nicht direkt nahe. Ein bof ist eine lautmalerische Bezeichnung für einen dumpfen Schlag (wie das Deutsche ‚Bums‘). Ein Schlag kann zu einer Schwellung führen, und das ist wohl – so die etymologischen Wörterbücher – das Motiv dafür gewesen, dass das Wort auch für andere Arten von Schwellungen verwendet wurde. Insbesondere bezeichnet es eine Kinderkrankheit (Ziegenpeter, Mumps).
Dass sich aus dieser Ausgangslage dann im 19. Jahrhundert die Bedeutung ‚Glück‘ entwickeln konnte, die man auch im zugehörigen Verb boffen (‚Glück haben, Schwein haben‘) findet, zeigt wieder einmal, dass die Wege der Sprachgeschichte manchmal recht verschlungen sein können.

Ebenso bemerkenswert ist die Geschichte des zweiten Elements von bofkont.
Das Wort kont bedeutete ursprünglich ‚Vagina, weibliches Gechlechtsteil‘ (mittelniederländisch conte) und diese Bedeutung hat bzw. hatte es auch in seinen Äquivalenten in anderen germanischen Sprachen (vgl. beispielsweise noch Englisch cunt). Im Niederländischen hat es dann aber die Bedeutung ‚Hintern, Po‘ angenommen, und mit dieser Bedeutungsentwicklung steht das Niederländische in den germanischen Sprachen ganz alleine da.

Wie dem auch sei: ausgehend von der Po-Bedeutung wird kont dann jedenfalls auch metonymisch (pars pro toto) zur Bezeichnung von Menschen verwendet, vor allem in Zusammensetzungen wie eben bofkont. Andere Beispiele sind mopperkont (jemand der ständig nörgelt), draaikont (jemand der sich immer mit dem Wind mitdreht, ein Opportunist) oder twijfelkont (jemdand der ständig zweifelt).

Dat bekt lekker!

In de blogs Kritiek en Boycotten heeft Matthias Hüning op het verschijnsel ‘impliciete transpositie’ gewezen. Het substantief politiek kan adjectief worden: de politieke partij. Van het substantief boycot wordt het werkwoord boycotten gevormd.

Ik voeg daar vandaag een paar lichaamsdelen aan toe.

Het werkwoord ogen betekent eruitzien: dat oogt mooi!
Neuzen
(sich umschauen, schnüffeln, stöbern): Hij zit altijd in boeken te neuzen. En als iemand naar huis beent, dan gebruikt hij zijn benen en gaat met ferme tred huiswaarts. De pols is zowel das Handgelenk als der Puls. Polsen betekent vorfühlen, nachfragen.

Kent u het werkwoord jatten? Mijn fiets is gejat (geklaut). In het Duits is meteen duidelijk dat het werkwoord van het substantief Klaue is afgeleid. Jatten zijn in het Nederlands ook handen: Blijf met je jatten van me af! (Hände weg!) Jat is ontleend aan het Jiddische jad, dat weer uit het Hebreeuws komt.

Ein eine in den Wolken schwebende Frau zärtlich küssender Putto (Foto: Dr. Fischer Kunstauktionen, PD Art)

De bek (Schnabel, Maul, Schnauze) wordt ook als synoniem voor mond gebruikt: Hou je bek! Hij viel op zijn bek.

Het werkwoord bekken betekent dat iets lekker in de mond ligt: Dat bekt goed! (een mooie reclametekst bijvoorbeeld; of zo’n tedere kus van een putto – rechts)
In het Duits kan men van Maul een werkwoord maken maar dat Duitse maulen (mopperen) bekt niet zo lekker. Iemand die goed gebekt is, is goed van de tongriem gesneden (zungenfertig).

Een vogel zingt zoals hij gebekt is.
Waarom eigenlijk niet: er singt wie er geschnabelt ist?

Werk ze!

Wij hebben op de afdeling de goede gewoonte om samen te lunchen. Gesterkt door een warme maaltijd (nee, hier geen boterhammen!) keren we even later terug naar onze werkplek. En voor we weer aan de slag gaan, zegt er meestal wel iemand bemoedigend: „werk ze!“ (Du. frohes Schaffen!). Ik zeg dat niet. Mijn Belgische collega’s ook niet. Of het ons aan arbeidsmotivatie ontbreekt? Of gunnen we mekaar geen succes of plezier bij het werken? Nee hoor. De informele uitdrukking werk ze! is in België gewoon niet gebruikelijk. En eet ze! (Du. Mahlzeit!), slaap ze! (Du. schlaf schön!) en aanverwanten ook niet. In België klinken deze wensen anders: nog goed werken!, veel succes/plezier!, smakelijk!, slaapwel!.

Klaverblad als gelukssymbool (Foto: Kolossos/Lvova, CC BY-SA 3.0)

Wat is werk ze! eigenlijk voor een constructie? Volgens taaladvies.net is het een zogenaamde succesimperatief. Het is een vaste combinatie van een werkwoord in de imperatief (werk, eet, slaap etc.) en het persoonlijk voornaamwoord ze. De functie van ze is niet duidelijk. Van Dale noemt het een ‚loos object‘ (Du. semantisch leeres Objekt) omdat het niet naar iets concreets verwijst. Met werk/slaap/eet ze wens je iemand veel succes of plezier bij datgene wat hij/zij van plan is. Daarom komt de succesimperatief eigenlijk alleen voor met werkwoorden die een positief gewaardeerde handeling weergeven – aldus de taaladviespagina’s. Maar welke werkwoorden dan precies in aanmerking komen, is niet zo gemakkelijk te bepalen (zeker voor een niet-moedertaalspreker, maar ook voor sprekers uit België). Bij eten en sporten voel ik persoonlijk een sterke positieve waardering, maar bij vergaderen en studeren heel wat minder. Bij vergader ze! en studeer ze! (voorbeelden uit taaladvies van Onze Taal) wens je iemand volgens mij vooral sterkte bij het uitzitten van die vervelende vergadering (Du. Versammlung) of bij het volhouden van dat ellendige blokken (Du. pauken).

En geniet ze! – is dat een goeie constructie? Ik hou het voor de zekerheid maar gewoon bij prettig weekend!

Passie, hartstocht…

Ja, Pasen is geweest, is achter de rug – en ik heb ze weer gehoord: de Matteüspassie (Matthäus-Passion) en de Johannespassie (Johannes-Passion). En ik herinnerde me een studente die ooit vertelde: „Ik zeil met passie!“ Ze had het woord Leidenschaft in een woordenboek opgezocht. Correcte vertaling! Van Dale geeft als vertaling ook nog hartstocht. Maar zou een jonge Nederlandse met een zeilboot op de Maarsseveense Plassen zich zo hebben uitgedrukt? Had die niet eerder gezegd: ik ben dol op zeilen of er gaat niets boven zeilen?

Blaue Passionsblume, Passiflora caerulea (Foto: Danny Steaven, CC-BY-1.0)

Let op de oorspronkelijke betekenis van het Duitse woord; denk aan die prachtige spreuk: Eifersucht (jaloezie) ist eine Leidenschaft (passie, hartstocht), die mit Eifer sucht, was Leiden schafft!

Passie is zowel lijden als hartstocht (Leidenschaft).

Natuurlijk kan zeilen een passie zijn. En een zoen, of liever nog een lange nacht, vol passie (voller Leidenschaft) zij (sei) ons allen altijd weer vergund.

Wie heeft geen oude passies (hartstochtelijke verliefdheden)?

Het passieverhaal (Passionsgeschichte), de passiebloem, de passievrucht…

En met iemand die geen passie (hartstocht) kent, hebben we compassie (medelijden)!

Morgenstond heeft goud in de mond

Morgenstunde hat Gold im Munde! Dat kennen we.
De
dageraad is der Tagesanfang, die Morgendämmerung. Homerus heeft het over de rozenvingerige dageraad. 

Het klinkt zo veelbelovend, zo’n zonsopgang. Maar toch… Hoe kom ik daarop? Het Brits Nationaal Archief heeft volgens een bericht op nu.nl de Mata-Hari-dossiers online gezet.

Margaretha Geertruida (zeg maar Griet) Zelle werd in 1876 in de Friese hoofdstad Leeuwarden geboren. Ze stierf als Mata Hari voor een Frans vuurpeloton in 1917, het jaar waarin Dirk Witte Mensch, durf te leven schreef. Zij had gedurfd!

Wat was er in hemelsnaam gebeurd?

R. MacLeod, echtgenoot van Margaretha Geertruida Zelle (PD)

Dat valt uiteraard allemaal na te lezen in het net. Samengevat: Griet Zelle woonde met haar echtgenoot (een KNIL-officier; zie rechts) een tijd in Nederlands-Indië. Daar bekwaamde ze zich in de Indische dans, werd lid van een plaatselijke dansgroep en gebruikte voor het eerst de naam Mata Hari. Dat is Maleis (malaiisch) voor: Oog van de dageraad (voor de zon dus).

Het huwelijk werd gescheiden; Griet Zelle verhuisde naar Parijs, waar ze met haar erotische, exotische dansen grote bekendheid verwierf.

Mata Hari (PD)

Deze opmerkelijke Friezin schijnt van jongsaf een zwak voor heren in uniform gehad te hebben. De nationaliteit deed er niet toe. Ze verkeerde zowel in hoge Berlijnse als Franse militaire kringen. Niet zo slim in de jaren 14-18 van de vorige eeuw. In 1917 werd ze door de Fransen op verdenking van spionage voor de Duitsers gearresteerd, schuldig bevonden aan hoogverraad en ter dood veroordeeld.

Of dit dossier tot nieuwe inzichten leidt? Het zou niet de eerste keer zijn dat de Franse justitie ten onrechte een oordeel wegens spionage voor de Duitsers velde.

In de morgenstond van 15 oktober 1917 werd Margaretha Geertruida Zelle (Mata Hari) gefusilleerd.

Zonsopgang werd Zons ondergang.