Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

Der fliegende Holländer

Voetbal (Foto: Christopher Bruno, CC BY-SA 3.0)

Direkt nach dem gestrigen Sensationserfolg der Holländer gegen die Spanier twitterte der berühmte Historiker Simon Schama:

Amazed and relieved no one has called van Persie the Flying Dutchman (yet) or the whole game a Dutch Treat. But they will: Daily Mail?

— Simon Schama (@simon_schama) 13. Juni 2014

Ich weiss nicht, ob die Daily Mail dann tatsächlich eine solche Schlagzeile gebracht hat, aber viele deutsche Medien haben sich diese Chance nicht entgehen lassen. So zum Beispiel die Sportschau, die auf ihrer Website heute eine Fotostrecke zu Reaktionen auf das schöne Kopfballtor hat, und gleich anfängt mit: Van Persie – der fliegende Holländer (das dazugehörige Foto zeigt allerdings seltsamerweise nicht den Flug, sondern die Bauchlandung…). Oder auch das Hamburger Abendblatt („Ganz stark zeigte sich dabei der ‚fliegende Holländer‘ Robin van Persie“).

Auf Niederländisch gibt’s dafür übrigens auch den passenden Ausdruck: de inkopper oder het inkoppertje, was nicht nur im Fußball für die Flanke verwendet wird, die ’nur‘ noch ins Tor geköpft werden muss, sondern auch in übertragener Bedeutung, nämlich für eine ‚voor de hand liggende of clichématige reactie‘ (Van Dale). Bekanntermaßen sind Fußballreporter auf der ganzen Welt für solche naheliegenden und klischeehaften Metaphern und Kommentare berüchtigt. Sehr absehbar also, dass Schama recht behalten würde.

Babyborrel

Ooievaar (Foto: Carlos Delgado, CC BY-SA 3.0)

De inwoners van de Vlaamse stad Lokeren kunnen morgen gezellig naar een babyborrel (~ Du. Geburtsfeier). Inderdaad, daar is de ooievaar (Du. Storch) op bezoek gekomen (~ Du. der Storch hat sie ins Bein gebissen). Een borrel is, zoals we al hebben gezien, in Nederland „een gezellige bijeenkomst laat in de middag met drank en hapjes“. Bij de babyborrel is het de bedoeling dat de genodigden de kans krijgen om bij familie, vrienden of collega’s een pasgeboren baby’tje te bewonderen. Synoniemen zijn, volgens het groot woordenboek Van Dale, een geboortefeest, kraamfeest of babyfeest. De naam babyborrel is, in tegenstelling tot de ‚gewone‘ borrel, in België ingeburgerd. Ik heb tenminste al van heel wat Belgische vrienden een uitnodiging voor hun babyborrel ontvangen. De uitnodiging staat meestal op een apart kaartje dat bij het geboortekaartje (~ Du. Geburtsanzeige) wordt gevoegd. Over die mooie traditie vertel ik een andere keer!

De babyborrel is een recent fenomeen. Van Dale voegde het woord pas in 2009 toe. Waar is de tijd dat de visite aan huis kwam voor beschuit met muisjes (Du. Zwieback mit verzuckerten Anissamen) (Nederland)? Waar is de tijd dat collega’s met een cadeautje naar de kraamafdeling (Du. Entbindungsstation) kwamen (België)? Nee, vandaag kiezen veel kersverse ouders ervoor om alle familieleden en vrienden ineens uit te nodigen in plaats van iedereen apart. Liever een feestzaal huren met catering in plaats van dag in, dag uit koffiezetten voor collega’s en buren.

In Lokeren is er morgen een heel bijzondere babyborrel: daar is de ooievaar letterlijk gekomen en heeft zélf een stel jongen gekregen (DeRedactie). Helaas is moeder ooievaar bij een zware storm om het leven gekomen. De Lokeraars ontfermen zich (Du. erbarmen sich) nu over de kuikentjes alsof het hun eigen kinderen zijn. Hartverwarmend, toch?

Zijn daden benne groot

Voetbal (Foto: Christopher Bruno, CC BY-SA 3.0)

Voetbal in de vorige eeuw: in alle grote stadions klonk het lied van Piet Hein.

Maar eerst even iets over taal. Een makkelijk te vervoegen werkwoord is kennen, of ook rennen: ik ken, ik ren – in het meervoud kennen en rennen. Analoog daaraan onstond: ik ben en benne(n). Deze verbasterde meervoudsvorm zien we in het 19e-eeuwse vaderlandse Piet-Heinlied.

Piet Hein
Zijn naam is klein

Zijn daden benne(n) groot
Hij heeft gewonnen de zilv’ren vloot…

Hij heeft gewooooonnen de zilv’ren vloohoohoohoot…
Dit schalde als een wave (La-Ola-Welle) avant la lettre door de voetbalstadions wanneer een Nederlandse club of het Nederlands elftal speelde. Zoals Piet Hein, in dienst van de WIC en met een kaperbrief op zak (in feite dus een door de Republiek gelicenseerd zeerover), in de 17e eeuw de Zilvervloot van het machtige Spanje buitmaakte, zo zouden de voetballers uit het piepkleine (klitzekleine) Nederland de grote voetbalnaties wel eens even een spel laten zien waaraan die nog een punt konden zuigen (sich eine Scheibe von abschneiden).
Dat waren nog eens tijden.

Dit is hem: Piet Hein, het voorbeeld voor voetballende jongens van Jan de Witt (patente Jungs) in de laatste jaren van de 20e eeuw.

Het was Neerlands grootste rijmkunstenaar Drs. P. die het volgende gedicht schreef (ik citeer uit het hoofd):

Piet Hein
Stond midden op het Rode Plein
En zei treurig: „Niemand schijnt me hier te kennen
Of te weten hoe groot mijn daden bennen“


PS
Zo’n vierregelig gedicht met het rijmschema aabb dat begint met een naam en geen voorgeschreven metrum heeft, noemen we een Clerihew.

Ruzie met je schoonbroer

Reuzepompoen (Foto: Kenpei, CC-BY-SA-2.1-jp)

Een 73-jarige man woont naast zijn zus en haar partner. Er onstaat een hevige burenruzie (Du. Streit zwischen Nachbarn) omdat er pompoenen (Du. Kürbisse) van de ene tuin in de andere groeien. Geloof het of niet, maar zo’n ruzie ontaardde in een Belgisch stadje in de zogenaamde ‚pompoenmoord‘. DeRedactie meldde onlangs: „De man had 3 jaar geleden een zware ruzie met zijn schoonbroer over pompoenen en sloeg hem met een ijzeren staaf op het hoofd.“

Schoonbroer (Du. Schwager) is de naam die in België (en overigens ook in Suriname) meestal wordt gebruikt om te verwijzen naar de echtgenoot van je zus (of de mannelijke partner van je broer). Ook kun je ermee verwijzen naar de broer van je partner. In Nederland gebruikt men daar meestal het woord zwager voor (vgl. Du. Schwager). Dit woord bestond al in het Middelnederlands om te verwijzen naar een aangetrouwd mannelijk familielid (zie Etymologiebank). De vrouwelijke vorm zwagerin (Du. Schwägerin) is sterk verouderd. In het Surinaams-Nederlands wordt dan weer wel zwageres gebruikt. In Nederland en België is schoonzus (Du. Schwägerin) vandaag het gewone woord om te verwijzen naar de zus van je partner en naar de echtgenote van je broer (of de vrouwelijke partner van je zus).

Waarschijnlijk is woordvorming met schoon- gebaseerd op leenvertalingen van het Franse beau- en belle-, zoals in beau-fils ‘schoonzoon’, belle-mère ‘schoonmoeder’ enz.: in het Frans werd beau ‘mooi’ al vanaf de 13de eeuw gebruikt in aanduidingen voor aangetrouwde familieleden (zie Etymologiebank). In het Nederlands kunnen we vandaag met schoon- allerlei aangetrouwde familieleden aanduiden (zoals in het Duits met Schwieger-): schoonfamilie, schoonouders, schoonzoon, schoondochter, schoonvader, schoonmoeder, schoonzus. Nederland laat de zwager niet meedoen in dit rijtje. Vreemd, eigenlijk!

De Belgische man die zijn schoonbroer doodsloeg, moest verhuizen, kreeg vier jaar voorwaardelijk (Du. mit Bewährung) en moet nog 100.000 euro schadevergoeding aan zijn zus betalen. Waren de pompoenen al die ellende waard?!

Pootjebaden

Feestvierende Europeanen (Foto: Tropenmuseum, CC-BY-SA-3.0)

Omdat het zo tropisch heet is (35° in Berlijn)… pootjebaden!

Behalve mensen hebben ook paarden benen. De overige dierenwereld heeft (evenals tafels) poten. Maar hangen we achter poot zo’n verzachtende diminutiefuitgang, dan wordt bijvoorbeeld pootjebaden (alleen met de voeten in/door het water gaan) een menselijke activiteit.

Dinges, huppeldepup en je-weet-wel

Hoe heette die rijkscommissaris ook alweer? Seyss huppeldepupInquart.
En die eh, nou ja die dinges, die van de NSBMussert.

In het Duits: die Herren Dingsbums und Sowieso.

Platenspeler / Grammofoon – in kast (Foto: Henk Obee, CC-BY-SA-3.0,2.5,2.0,1.0)

Van oudere datum (in ongebruik geraakt?) is de Duitse uitdrukking Dingsda. Daar kwam een zingende neef vandaan (der Vetter aus Dingsda); die was 7 jaar in het verre Batavia (tegenwoordig: Jakarta, hoofdstad van Indonesië).

En dat zingende duo, Johnnie en  je-weet-wel… Jones?

Johnnie en Jones zongen ook – tot 1941; daarna mochten (durften) ze in het openbaar niet meer optreden.
Hun vrolijkste lied is Meneer Dinges weet niet wat swing is. Hun bitterste lied: Westerborkserenade.

Nol van Wesel (Johnny) en Max Kannewasser (Jones) hebben de concentratiekampen niet overleefd.

De regelneef

Adjektive mit -ziek: ein schönes Wortbildungsmuster, für das wir im Deutschen kein direktes Äquivalent haben, schreef collega Matthias Hüning. Nou, hetzelfde geldt voor woordvorming met –neef (Neffe, Cousin, Vetter).

Collage Nederlandse verkeersborden (Foto: Bouwe Brouwer, PD-self)

De regelneef werd in 1977 bedacht door Van Kooten en De Bie. Het is iemand (en wie heeft zo’n type niet in zijn kennissenkring?) die niet zozeer van regels houdt maar van Regelen (met een hoofdletter). Wat zich maar aan onze controle onttrekt, moet geregeld – tot de golven bij eb en vloed aan toe.
Zo iemand dus!

Korte tijd later (als ik me goed herinner) verscheen de geilneef op het toneel. Uitleg overbodig, neem ik aan.

Een -neef is dus iemand die in verhevigde of overdreven – om niet te zeggen pathologische – mate iets doet of van iets houdt. Een regelneef is met grote waarschijnlijkheid ook regelziek!

Ik heb eens gegoogeld en stel vast dat het woordvormingsprocedé met -neef zijn weg in de Nederlandse taal heeft gevonden. Zo vond ik een roddelneef, een vleesneef, een schaats- en fietsneef, een vergaderneef, een leesneef, ja zelfs een schlagerneef (28-12-2004) uit Duitsland!

Tot zover. Heb nog een afspraakje met neef Henk!

Donald en zijn neefjes

Donald Duck – Figur im Eingangsbereich des Ehapa-Verlags Leinfelden-Echterdingen (Foto: Karlo, CC-BY-SA 2.0/de)

Groot nieuws: er wordt gefluisterd dat Donald Duck gaat trouwen met Katrien (Du. Daisy Duck) – zie nrc.nl en dit persbericht. Hij is al heel lang verliefd op haar. Nu vraagt iedereen zich af wat er gebeurt met Kwik, Kwek en Kwak (Du. Tick, Trick und Track). Blijft de drieling straks bij oom (Du. Onkel) Donald en tante Katrien in Duckstad wonen? Kwik, Kwek en Kwak zijn de zoontjes van Donalds tweelingzus en hij zorgt al jarenlang voor ze (Wikipedia). De drie zijn dus Donalds neefjes (Du. Neffen).

Het woord neef is van Germaanse oorsprong en het was een ruime term voor allerlei mannelijke bloedverwanten. In het Nederlands zijn er vandaag twee verwantschapsrelaties overgebleven die met neef worden benoemd: ‚zoon van broer/zus‘ en ‚zoon van oom/tante‘. In het Duits daarentegen heeft Neffe een specifiekere betekenis en verwijst het alleen naar ‚zoon van broer/zus‘. Hetzelfde geldt overigens voor het Duitse woord Nichte (‚dochter van broer/zus‘) dat specifieker is dan de Nederlandse term nicht (‚dochter van broer/zus‘; ‚dochter van oom/tante‘). Overigens is nicht ook een informele benaming voor een mannelijke homoseksueel, maar dat is een ander onderwerp.

Oudere Duitse woorden om te verwijzen naar ‚zoon/dochter van oom/tante‘ zijn respectievelijk Vetter en Base. Het woord Vetter verwees in vroegere taalfases naar ‚vaders broer‘ en ‚zoon van broer‘, maar het heeft een betekenisverandering ondergaan naar ‚zoon van oom/tante‘. De gangbare Duitse benamingen Cousin en Cousine zijn ontleend aan het Frans aan het eind van de 17de eeuw. Sindsdien wordt Vetter minder gebruikt en Base bijna helemaal niet meer. Er zijn geen Nederlandse equivalenten, behalve dan het regionaal gebruikte woord kozijn (België, spreektaal; meervoud kozijns) voor ‚zoon van oom/tante‘. Regionaal wordt dus, net als in het Duits, een onderscheid gemaakt tussen kozijn (Du. Cousin) en neef (Du. Neffe). Nederlanders kijken raar op als ze dit horen: voor hen is een kozijn het raamwerk om een venster (Du. Fensterrahmen).

Over verwantschapsnamen (kinship terminology) zal ik binnenkort nog meer vertellen (zie ook Diepeveen 2003). Als u interesse hebt in de verwanten van Donald Duck, dan kunt u zijn stamboom bekijken (beweeg de muiscursor naar de eend in kwestie en er verschijnt uitleg).

Blogje? – Bloggetje?

Ik heb al eens eerder iets over verkleinwoorden (Diminutive) geschreven. Ook mijn collega Janneke Diepeveen heeft zich daarover uitgelaten.

In het Algemeen Nederlands zijn de uitgangen voor het diminutief (afhankelijk van de (mede)klinker die aan de uitgang voorafgaat): -je, -tje, -pje, -kje, -etje.

Het Brabants (denk aan het Brusselse manneke dat als mannequin internationaal carrière heeft gemaakt) en het Limburgs dialect kennen de diminutiefuitgang -ke (verwant uiteraard aan het Duitse -chen), die ook wel in het overige taalgebied voorkomt. Een trouwe lezer wees op de Roermondse schaakvereniging „t Pionneke“ (een pion is in het schaakspel: Bauer). Limburgers  spreken van een huuske (huisje), een teske koffie, een ieske (ijsje), en een uiteke (autootje).

Maar we kennen ook nog die informele, eerder Noord-Nederlandse uitgang -ie.
Om met de nationale volksdrank te beginnen: een bakkie of een koppie koffie. Zijn liefie heeft een een mooi rokkie aan. Heel gebruikelijk maar enigszins afwijkend is het jochie (jongetje) dat een stickie staat te roken terwijl zijn meissie hockey met een stokkie speelt.

Spons en krijtjes op de Werkplaats Kindergemeenschap in Bilthoven (Foto: Onderwijsgek, CC-BY-SA-3.0)

Het verkleinwoord biedt ook de mogelijkheid niet-telbare woorden telbaar te maken. Krijt is een materie (Kreide) – een krijtje is een Stück Kreide. Het pilsje of biertje is een glas bier. Het chocolaatje een hapklaar stukje chocolade; het speculaasje een stukkie speculaas. Zin in een ijsje?

En er zijn verkleinwoorden die een geheel nieuwe betekenis krijgen: het bloemetje kan een bloempje zijn maar betekent tevens: een bos bloemen. Een telefoontje is geen kleine telefoon maar een Anruf.

Zo, nu heb ik eventjes genoeg van diminutieven. Ik denk dat ik nog een ommetje (wandelingetje) maak en tegen vijven ga ik gezellig een borrel drinken bij de Diepeveentjes (familie Diepeveen).
Ik wed dat u het nu ook zat bent…

Is dit correct Nederlands? – deel 4 (slot)

Nederland en Vlaanderen (Foto: BDijkstra, PD)

Wij hameren er bij de studenten op, en leggen er in ons wetenschappelijk werk de nadruk op, dat niet elke onbekende vorm een fout is. Heel vaak gaat het om een variant, die bijvoorbeeld enkel in Nederland, of enkel in Vlaanderen bekend is. Bij ons is het vanzelfsprekend om de verscheidenheid van het Nederlands te thematiseren.

Dat gebeurt op veel verschillende manieren. Bijna evident is het dat de gevorderde studenten in taalwetenschappelijke colleges de ontwikkeling van en variatie in het Nederlands leren kennen, duiden en analyseren (college Variation und Wandel im Niederländischen). Dat ik, als Belgische medewerker, insta voor dit college, mag een mooie illustratie daarvan zijn. Bovendien zijn we ervan overtuigd dat ook de studenten in de taalverwervingscolleges vanaf het prilste begin mogen en zelfs moeten geconfronteerd worden met alle mogelijke vormen van Nederlands. Uiteraard gaat het daarbij niet om een actief beheersen, wel om het passieve verstaan, om de receptieve vaardigheden.

Ook daarom werken we intensief mee aan het project Dutch++, dat als bedoeling heeft om het thema Variatie in het Nederlands op een aangename, snelle en digitale manier makkelijk te integreren in het onderwijs. Binnen dit project, dat gefinancierd wordt door de Europese Unie en gecoördineerd door de Universität Wien, wordt een website ontwikkeld waarop docenten en studenten informatie rond het thema variatie kunnen vinden, geïllustreerd met geluids- en beeldfragmenten. Er zal ook een unieke module met (variatie)oefeningen worden aangeboden.

Maakt u zich geen zorgen, het gaat er niet om dat de studenten actief allerlei variëteiten kunnen beheersen, nabootsen of gebruiken. Wel belangrijk vinden wij dat de studenten niet alleen „Nederlands uit de boekjes“ kennen. Toch zijn ook docenten, ik durf te zeggen, zélfs docenten, beperkt in de variatie die ze kunnen aanbieden: ze komen uit een bepaalde regio, hebben een bepaalde leeftijd en sociale achtergrond, hebben een bepaalde realisatie van de r en de enzovoort. De website van Dutch++ wil een tool bieden om variatie in de klas te brengen. Belangrijk is zowel de kennis over variatie te vergroten als de houding tegenover variatie te thematiseren. We werken momenteel nog volop aan de Dutch++-website en we brengen u uiteraard op de hoogte als ze klaar is!

Voor alle taalgebruikers, zowel uit het dominante gebied als het niet-dominante, zou in een ideaal geval de reactie op onbekende vormen moeten zijn: „Is dit een vorm van variatie?“ Pas op de tweede plaats is de vraag naar een fout legitiem. Meer weten? Collega’s Matthias Hüning en Janneke Diepeveen publiceerden erover in Ons Erfdeel.