1. Mai 2014 von Janneke Diepeveen
Berliner / Pfannkuchen (Foto: Rainer Zenz, CC BY-SA 3.0)
Afgelopen weekend vierde het revuetheater Friedrichstadt-Palast zijn dertigjarige jubileum in het gebouw aan de Friedrichstraße in Berlijn. Bij dit feestje werd meteen een wereldrecord gevestigd: de langste rij ooit van een typisch Berlijnse lekkernij (5555 exemplaren); zie deze foto. Woordvoerder André Puchta licht toe: „Der Berliner kommt aus Berlin und wir gehören zu Berlin und so passt das am besten zu Berlin“. Zo werd hij meteen ontmaskerd, zoals de Tagesspiegel opmerkte, want echte Berlijners noemen deze zoete, gefrituurde bollen namelijk niet Berliner maar Pfannkuchen. Dat verklaart waarom diezelfde echte Berlijners de controverse rond John F. Kennedy’s beroemde uitspraak uit 1963 wegwuiven. Er circuleren in het Duitse taalgebied overigens nog andere namen dan Berliner/Pfannkuchen, bijvoorbeeld Krapfen. De regionale verspreiding van deze namen is prachtig weergegeven op een kaart van de Universiteit Augsburg. (De naam Krapfen is overigens ook in gebruik voor wat in Nederland bekend is als oliebol – maar dat is stof voor een andere blog.)
Van Dale en Wikipedia geven Berlijnse bol en berlinerbol als Nederlandse benamingen voor de Duitse Berliner (en ook voor de regionale benaming Pfannkuchen). In Vlaanderen bestaat ook nog de uit het Frans overgenomen naam boule de Berlin. Opgelet: in de Lage Landen worden alle genoemde bollen meestal verkocht met een vulling van vanillepudding of banketbakkersroom (Du. Puddingsahne) – zoals in dit Vlaamse recept. De echte Berlijnse exemplaren zijn daarentegen meestal gevuld met vruchtenmoes en bedekt met een laagje poedersuiker of glazuur (Du. Zuckerguss). Op feestdagen worden ze ook met bijzondere vulling aangeboden zoals advocaat (Du. Eierlikör) of, als je pech hebt, mosterd (Du. Senf).
Eierkoeken (Foto: Pudding4brains, PD)
In tegenstelling tot de Berlijnse Pfannkuchen is de Nederlandse pannenkoek geen gefrituurde bol, maar een platte, dunne, oprolbare, in de pan gebakken koek, hetzelfde als een crêpe. Een bijzonder dun en licht pannenkoekje wordt ook flensje genoemd. Overigens, laat u niet verwarren, maar een eierkoek is andere koek (Du. etwas ganz anderes): een ronde, zachte, luchtige koek die plat vanonder is en bol vanboven (al bestaan er andere regionale interpretaties).
En hiermee is de koek op (Du. Schluss mit der Vorstellung).
Tags: bal-bol-kogel, kulinarisch
Kategorie Sprachvergleich, Wortschatz | Kommentare deaktiviert für Berlinerbol en andere koek
30. April 2014 von Johanna Ridderbeekx
Deze koppen las ik in de Nederlandse pers. Het eerste artikel bij de NOS, het tweede bij RTV Rijnmond.
Who the hell is Jan Gat?
In een commentaar bij een vorig blog wees een trouwe lezer erop dat Rotterdammers van alles in hun omgeving graag hernoemen. De Rijnhavenbrug heet in de volksmond De hoerenloper. Dit gebouw wordt Het potlood genoemd. Onder de Coolsingel door loopt een winkelpassage, de Beurstraverse, die de naam Koopgoot kreeg (een goot is eine Rinne).
Zadkine: De verwoeste stad. Bild: Miyoli.
Klik ook even op het Witte Huis, al is het alleen maar omdat dát een van de twee historische gebouwen is die na het bombardement van 14 mei 1940 nog overeind stonden. Het andere is overigens de Laurenskerk. Hier een foto waar ze allebei op staan.
Op 14 mei 1940 werd het centrum van Rotterdam door de Duitsers platgebombardeerd. Ter herinnering aan deze zwarte dag deed de directie van het warenhuis De Bijenkorf dit beeld van de kunstenaar Ossip Zadkine aan de stad Rotterdam cadeau: een menselijke figuur die de armen ten hemel strekt, met een lege plek (een gat) waar het hart zich zou moeten bevinden. Symbool voor het verdwenen centrum (hartje stad) van de Maasstad.
Het beeld heet De verwoeste stad. Dit is Jan Gat.
Momenteel wordt er druk gediscussieerd over een nieuwe plek voor Jan. Voor het station?
De burger heeft men vergeten te polsen (fragen, vorfühlen). Dat vindt de burger niet leuk!
Hier meer.
Tags: Kultur
Kategorie Allgemein, Niederlande, Wortschatz | 1 Kommentar »
29. April 2014 von Truus De Wilde
In Duitsland, en niet alleen hier, is een jaar aan de universiteit, een academisch jaar, opgedeeld in een wintersemester (grofweg collegetijd van midden oktober tot midden januari) en een zomersemester (van midden april tot midden juli). Echte blokken van zes maanden zijn dat niet, merkt u, dat is omdat de studenten naast de collegetijd ook nog tijd moeten hebben voor onderzoek, examens en om werkstukken te schrijven. Hoewel ze zelf vaak denken dat die tijd dient om op reis te gaan 😉
Verspreiding van het Nederlands en Afrikaans (Afbeelding: I90Christian (remixed original work of Cocobura), CC BY 3.0 NL)
De collegetijd van het zomersemester is dus net begonnen. En een vijftigtal studenten is gestart met een cursus Nederlands aan het Sprachencentrum van de FU Berlin. (In de neerlandistiek hebben we enkel starters in het wintersemester.) Er staat hun een spannende tijd te wachten…
Het is telkens opnieuw heerlijk om hen daarin te begeleiden. Ik hoorde gegniffel bij Huis aan zee, zag geamuseerd toe bij de uitspraakpoging van de ui in Ik kom uit Duitsland, en de g in goeiemorgen, en ja, ik hoorde ook een beetje gezucht bij de uitleg over de open/gesloten lettergrepen en korte/lange klinkers (ik studeer vs. we studeren).
Herinnert u zich uw eerste pasjes in de Nederlandse taal? En waarom wilde u eigenlijk Nederlands leren? En wat is het moeilijkste? Zijn er dingen die u nog steeds niet echt onder de knie heeft?
P.S. 1 De titel van de blog verwijst vrij naar Herman Gorter, Mei.
P.S. 2 Weet u eigenlijk welke interessante cursussen we aanbieden? Kijk maar eens in het Vorlesungsverzeichnis.
Kategorie Allgemein | 1 Kommentar »
28. April 2014 von Matthias Hüning
Lies Hontelez ist gerade dabei, sich eine komplette Aussteuer zusammenzukaufen, denn sie will ausziehen. Das ist an sich natürlich nicht ungewöhnlich. Frau Hontelez ist allerdings schon 89 Jahre alt. Sie hat keine Lust mehr auf ihr Altenheim und will wieder selbständig wohnen. Und weil ihre Gesundheit das noch zulässt sagt sie: „Weet u wat ik ben: een bofkont.“
Der Journalist Frank van Wijck fügt in seinem Blogbeitrag über Frau Hontelez hinzu: „Dat laatste woordje verraadt haar leeftijd, want niemand zegt nog ‘bofkont’ tegenwoordig.“ Ich weiß nicht, ob das stimmt; mir kommt das Wort gar nicht so archaisch vor, und bei Google und Twitter findet man auch jede Menge neuere Belege für seine Verwendung.
Junge mit bof (‚Mumps‘) (Foto: Heinrich Weingaertner, CC BY-SA 3.0)
Bofkont bedeutet ‚Glückspilz‘. Man kann sich nun fragen, wie es denn an diese Bedeutung gekommen ist, denn seine beiden Bestandteile legen diese Bedeutung nicht direkt nahe. Ein bof ist eine lautmalerische Bezeichnung für einen dumpfen Schlag (wie das Deutsche ‚Bums‘). Ein Schlag kann zu einer Schwellung führen, und das ist wohl – so die etymologischen Wörterbücher – das Motiv dafür gewesen, dass das Wort auch für andere Arten von Schwellungen verwendet wurde. Insbesondere bezeichnet es eine Kinderkrankheit (Ziegenpeter, Mumps).
Dass sich aus dieser Ausgangslage dann im 19. Jahrhundert die Bedeutung ‚Glück‘ entwickeln konnte, die man auch im zugehörigen Verb boffen (‚Glück haben, Schwein haben‘) findet, zeigt wieder einmal, dass die Wege der Sprachgeschichte manchmal recht verschlungen sein können.
Ebenso bemerkenswert ist die Geschichte des zweiten Elements von bofkont.
Das Wort kont bedeutete ursprünglich ‚Vagina, weibliches Gechlechtsteil‘ (mittelniederländisch conte) und diese Bedeutung hat bzw. hatte es auch in seinen Äquivalenten in anderen germanischen Sprachen (vgl. beispielsweise noch Englisch cunt). Im Niederländischen hat es dann aber die Bedeutung ‚Hintern, Po‘ angenommen, und mit dieser Bedeutungsentwicklung steht das Niederländische in den germanischen Sprachen ganz alleine da.
Wie dem auch sei: ausgehend von der Po-Bedeutung wird kont dann jedenfalls auch metonymisch (pars pro toto) zur Bezeichnung von Menschen verwendet, vor allem in Zusammensetzungen wie eben bofkont. Andere Beispiele sind mopperkont (jemand der ständig nörgelt), draaikont (jemand der sich immer mit dem Wind mitdreht, ein Opportunist) oder twijfelkont (jemdand der ständig zweifelt).
Tags: Auf Deutsch
Kategorie Sprachwandel, Wortbildung, Wortschatz | 2 Kommentare »
27. April 2014 von Johanna Ridderbeekx
In de blogs Kritiek en Boycotten heeft Matthias Hüning op het verschijnsel ‘impliciete transpositie’ gewezen. Het substantief politiek kan adjectief worden: de politieke partij. Van het substantief boycot wordt het werkwoord boycotten gevormd.
Ik voeg daar vandaag een paar lichaamsdelen aan toe.
Het werkwoord ogen betekent eruitzien: dat oogt mooi!
Neuzen (sich umschauen, schnüffeln, stöbern): Hij zit altijd in boeken te neuzen. En als iemand naar huis beent, dan gebruikt hij zijn benen en gaat met ferme tred huiswaarts. De pols is zowel das Handgelenk als der Puls. Polsen betekent vorfühlen, nachfragen.
Kent u het werkwoord jatten? Mijn fiets is gejat (geklaut). In het Duits is meteen duidelijk dat het werkwoord van het substantief Klaue is afgeleid. Jatten zijn in het Nederlands ook handen: Blijf met je jatten van me af! (Hände weg!) Jat is ontleend aan het Jiddische jad, dat weer uit het Hebreeuws komt.
Ein eine in den Wolken schwebende Frau zärtlich küssender Putto (Foto: Dr. Fischer Kunstauktionen, PD Art)
De bek (Schnabel, Maul, Schnauze) wordt ook als synoniem voor mond gebruikt: Hou je bek! Hij viel op zijn bek.
Het werkwoord bekken betekent dat iets lekker in de mond ligt: Dat bekt goed! (een mooie reclametekst bijvoorbeeld; of zo’n tedere kus van een putto – rechts)
In het Duits kan men van Maul een werkwoord maken maar dat Duitse maulen (mopperen) bekt niet zo lekker. Iemand die goed gebekt is, is goed van de tongriem gesneden (zungenfertig).
Een vogel zingt zoals hij gebekt is.
Waarom eigenlijk niet: er singt wie er geschnabelt ist?
Tags: implizite Transposition
Kategorie Idiom, Sprachvergleich, Wortbildung, Wortschatz | 3 Kommentare »
25. April 2014 von Janneke Diepeveen
Wij hebben op de afdeling de goede gewoonte om samen te lunchen. Gesterkt door een warme maaltijd (nee, hier geen boterhammen!) keren we even later terug naar onze werkplek. En voor we weer aan de slag gaan, zegt er meestal wel iemand bemoedigend: „werk ze!“ (Du. frohes Schaffen!). Ik zeg dat niet. Mijn Belgische collega’s ook niet. Of het ons aan arbeidsmotivatie ontbreekt? Of gunnen we mekaar geen succes of plezier bij het werken? Nee hoor. De informele uitdrukking werk ze! is in België gewoon niet gebruikelijk. En eet ze! (Du. Mahlzeit!), slaap ze! (Du. schlaf schön!) en aanverwanten ook niet. In België klinken deze wensen anders: nog goed werken!, veel succes/plezier!, smakelijk!, slaapwel!.
Klaverblad als gelukssymbool (Foto: Kolossos/Lvova, CC BY-SA 3.0)
Wat is werk ze! eigenlijk voor een constructie? Volgens taaladvies.net is het een zogenaamde succesimperatief. Het is een vaste combinatie van een werkwoord in de imperatief (werk, eet, slaap etc.) en het persoonlijk voornaamwoord ze. De functie van ze is niet duidelijk. Van Dale noemt het een ‚loos object‘ (Du. semantisch leeres Objekt) omdat het niet naar iets concreets verwijst. Met werk/slaap/eet ze wens je iemand veel succes of plezier bij datgene wat hij/zij van plan is. Daarom komt de succesimperatief eigenlijk alleen voor met werkwoorden die een positief gewaardeerde handeling weergeven – aldus de taaladviespagina’s. Maar welke werkwoorden dan precies in aanmerking komen, is niet zo gemakkelijk te bepalen (zeker voor een niet-moedertaalspreker, maar ook voor sprekers uit België). Bij eten en sporten voel ik persoonlijk een sterke positieve waardering, maar bij vergaderen en studeren heel wat minder. Bij vergader ze! en studeer ze! (voorbeelden uit taaladvies van Onze Taal) wens je iemand volgens mij vooral sterkte bij het uitzitten van die vervelende vergadering (Du. Versammlung) of bij het volhouden van dat ellendige blokken (Du. pauken).
En geniet ze! – is dat een goeie constructie? Ik hou het voor de zekerheid maar gewoon bij prettig weekend!
Kategorie Idiom, Niederlande, Sprachvariation | 2 Kommentare »
24. April 2014 von Johanna Ridderbeekx
Ja, Pasen is geweest, is achter de rug – en ik heb ze weer gehoord: de Matteüspassie (Matthäus-Passion) en de Johannespassie (Johannes-Passion). En ik herinnerde me een studente die ooit vertelde: „Ik zeil met passie!“ Ze had het woord Leidenschaft in een woordenboek opgezocht. Correcte vertaling! Van Dale geeft als vertaling ook nog hartstocht. Maar zou een jonge Nederlandse met een zeilboot op de Maarsseveense Plassen zich zo hebben uitgedrukt? Had die niet eerder gezegd: ik ben dol op zeilen of er gaat niets boven zeilen?
Blaue Passionsblume, Passiflora caerulea (Foto: Danny Steaven, CC-BY-1.0)
Let op de oorspronkelijke betekenis van het Duitse woord; denk aan die prachtige spreuk: Eifersucht (jaloezie) ist eine Leidenschaft (passie, hartstocht), die mit Eifer sucht, was Leiden schafft!
Passie is zowel lijden als hartstocht (Leidenschaft).
Natuurlijk kan zeilen een passie zijn. En een zoen, of liever nog een lange nacht, vol passie (voller Leidenschaft) zij (sei) ons allen altijd weer vergund.
Wie heeft geen oude passies (hartstochtelijke verliefdheden)?
Het passieverhaal (Passionsgeschichte), de passiebloem, de passievrucht…
En met iemand die geen passie (hartstocht) kent, hebben we compassie (medelijden)!
Kategorie Sprachvergleich, Wortschatz | Kommentare deaktiviert für Passie, hartstocht…
23. April 2014 von Johanna Ridderbeekx
Morgenstunde hat Gold im Munde! Dat kennen we.
De dageraad is der Tagesanfang, die Morgendämmerung. Homerus heeft het over de rozenvingerige dageraad.
Het klinkt zo veelbelovend, zo’n zonsopgang. Maar toch… Hoe kom ik daarop? Het Brits Nationaal Archief heeft volgens een bericht op nu.nl de Mata-Hari-dossiers online gezet.
Margaretha Geertruida (zeg maar Griet) Zelle werd in 1876 in de Friese hoofdstad Leeuwarden geboren. Ze stierf als Mata Hari voor een Frans vuurpeloton in 1917, het jaar waarin Dirk Witte Mensch, durf te leven schreef. Zij had gedurfd!
Wat was er in hemelsnaam gebeurd?
R. MacLeod, echtgenoot van Margaretha Geertruida Zelle (PD)
Dat valt uiteraard allemaal na te lezen in het net. Samengevat: Griet Zelle woonde met haar echtgenoot (een KNIL-officier; zie rechts) een tijd in Nederlands-Indië. Daar bekwaamde ze zich in de Indische dans, werd lid van een plaatselijke dansgroep en gebruikte voor het eerst de naam Mata Hari. Dat is Maleis (malaiisch) voor: Oog van de dageraad (voor de zon dus).
Het huwelijk werd gescheiden; Griet Zelle verhuisde naar Parijs, waar ze met haar erotische, exotische dansen grote bekendheid verwierf.
Mata Hari (PD)
Deze opmerkelijke Friezin schijnt van jongsaf een zwak voor heren in uniform gehad te hebben. De nationaliteit deed er niet toe. Ze verkeerde zowel in hoge Berlijnse als Franse militaire kringen. Niet zo slim in de jaren 14-18 van de vorige eeuw. In 1917 werd ze door de Fransen op verdenking van spionage voor de Duitsers gearresteerd, schuldig bevonden aan hoogverraad en ter dood veroordeeld.
Of dit dossier tot nieuwe inzichten leidt? Het zou niet de eerste keer zijn dat de Franse justitie ten onrechte een oordeel wegens spionage voor de Duitsers velde.
In de morgenstond van 15 oktober 1917 werd Margaretha Geertruida Zelle (Mata Hari) gefusilleerd.
Zonsopgang werd Zons ondergang.
Tags: Geschichte
Kategorie Niederlande, Sprachvergleich, Wortschatz | 1 Kommentar »
22. April 2014 von Janneke Diepeveen
Versierd paasei (Foto: Josef Türk Jun. via Flickr, CC BY-SA 2.0)
De paashaas is vertrokken en de paaseieren zijn geraapt. De Goede Week (Du. Karwoche, Heilige Woche) is alweer voorbij. Na Witte Donderdag (Du. Gründonnerstag), Goede Vrijdag (Du. Karfreitag) en Stille Zaterdag (Du. Karsamstag) volgde Pasen (Du. Ostern). De paasdagen (Du. Osterfeiertage) omvatten eerste paasdag of paaszondag (Du. Ostersonntag) en tweede paasdag of paasmaandag (Du. Ostermontag). In de links naar Wikipedia die ik hiervoor heb geplaatst kunt u lezen over de oorsprong van de benamingen en over de christelijke betekenis van het paasfeest. Als de wondere wereld van de Nederlandse spelling u interesseert, neem dan nog een paaseitje en lees gezellig verder.
Het is u misschien opgevallen in de voorgaande alinea: woorden waarmee we een officiële feestdag benoemen schrijven we in het Nederlands met een hoofdletter, bv. Pasen, Witte Donderdag, Goede Vrijdag, Stille Zaterdag. Woorden die samenstellingen zijn met de naam van een feestdag worden klein geschreven: paasfeest, paasdagen, paasei, paashaas. Opgelet: ook paaszondag wordt met een kleine letter geschreven, want het is geen officiële benaming (zie Taaladvies.net en lees hier de officiële regel). Om diezelfde redenen schrijven we de informele benaming kerst (Du. Weihnachten) met een kleine letter en ook de samenstellingen kerstboom, kerstdagen, kerstfeest etcetera; alleen de officiële benaming Kerstmis krijgt een hoofdletter.
Vandaag is een doodgewone dinsdag: kleine letter dus. Neem nog een paaseitje en zing mee met Rainald Grebe: ein ganz normaler Dienstag, irgendein Dienstag, ein stinknormaler Dienstag.
Kategorie Rechtschreibung, Wortschatz | Kommentare deaktiviert für Een doodgewone dinsdag
18. April 2014 von Janneke Diepeveen
Een Britse rapper genaamd Dappy heeft een ‚#‘ op zijn gezicht laten tatoeëren en twittert: „the reason I got a # Tatted on my FACE was simply 2 make sure IT stays trending 4 ever“, aldus Het Laatste Nieuws. Het teken # (En. hash) wordt in het sociale netwerk Twitter gebruikt om een zogenaamde tag, een label, te plaatsen. Een hashtag is dan de combinatie van het voorvoegsel # met een woord, afkorting of meerdere aaneengeschreven woorden en geeft aan dat een twitterbericht over een bepaald onderwerp gaat, bijvoorbeeld #Beatrix. Dankzij de gemarkeerde zoekwoorden kun je alle tweets over een bepaald onderwerp gemakkelijk terugvinden. Volgens het Algemeen Nederlands Woordenboek (ANW) is het Engelse woord tweet in 2008 voor het eerst in een Nederlandse tekst aangetroffen en hashtag het jaar daarop. Intussen hebben we de Nederlandse werkwoorden twitteren en hashtaggen: ik hashtag, hij hashtagt, verleden tijd hashtagde, gehashtagd. In 2009 was twitteren in Nederland het Woord van het Jaar.
Het hekje (File: FreeSerifBold.ttf by Debian developers, GPL)
Waarom laat iemand in godsnaam een # op zijn gezicht tatoeëren? Het Laatste Nieuws zegt dat rapper Dappy met zijn „getatoeëerde hashtag“ voor altijd trending wil zijn (nog een recent Engels leenwoord: ‚veelbesproken in een sociaal netwerk‘; zie ook trending topic uit 2007). Hier maakt de krant een foutje. Het teken #, dat we allang kennen, vooral door het gebruik op de telefoon, heet in het Nederlands een hekje (Du. Raute). Strikt genomen heeft rapper Dappy dus een tattoo van een hekje. Dat klinkt ineens niet meer zo hip.
Kategorie Sprachvergleich, Wortschatz | Kommentare deaktiviert für Een tattoo van een hekje