Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

Bejaarden ‚op kot‘

Alleen wonen is op hoge leeftijd niet meer zo vanzelfsprekend. Met ouderdom gaan vaak lichamelijke ongemakken, onzekerheid en helaas ook eenzaamheid gepaard. Bejaarden hebben al eens een keertje hulp nodig in het huishouden, medische verzorging of gewoon iemand om mee te praten. Eén optie is een kamer in een bejaardentehuis (of korter: bejaardenhuis; in België ook wel rusthuis). Daar zijn altijd zorgverleners in de buurt en je kunt steeds het gezelschap van andere senioren zoeken. De bejaarde die nog zelfstandig wil en kan wonen, maar speciale voorzieningen nodig heeft, kan terecht in een aangepaste bejaardenwoning of seniorenwoning. Een gulden middenweg is wat in Nederland aanleunwoning wordt genoemd: een eigen woning waar je kunt profiteren van de diensten (bv. zorgverlening) die een bejaardentehuis in de buurt aanbiedt (Du. betreutes Wohnen).

Bejaarden in gesprek (Foto: Kim Scarborough, CC BY-SA 2.0)

In België is er een nieuwe oplossing: voortaan kunnen bejaarden samen op kot (dat meldt De Redactie). Op kot wonen (Belgisch-Nederlands voor op kamers wonen; vergelijkbaar met de Duitse WG) is heel gebruikelijk voor studenten: je huurt een eigen (slaap)kamer in een huis of woning en je deelt de andere ruimtes (keuken, badkamer) met andere studenten. De West-Vlaamse stad Wervik wil dit woonconcept nu ook aanbieden voor senioren. Elke bejaarde heeft een eigen slaapkamer, maar alle bejaarde huisgenoten koken en eten samen. Een mooi initiatief. Ze kunnen dan ook gezellig samen studeren voor de seniorenuniversiteit. En niet te vergeten: ’s avonds luidruchtige kotfeestjes organiseren.

Normaliter

Een heel normaal radiootje (Foto: Stefan Kühn, CC0 1.0)

De Volkskrant schreef onlangs dat 3FM in de maand december 2013 de meest beluisterde radiozender van Nederland was. “Radio 538 is normaliter de rest van het jaar marktleider, maar zag de laatste maanden van 2013 vooral SkyRadio en 3FM dichterbij komen”, vervolgde de krant.

Normaliter (Dui. normalerweise) is een bijwoord dat zoveel betekent als gewoonlijk. Het ziet er nogal on-Nederlands uit. Dat klopt: je kunt er het Latijnse normalis “conform de regels” in herkennen (zie Etymologiebank) en het achtervoegsel –iter, waarmee in het Latijn bijwoorden werden gevormd.

Er bestaan in het hedendaags Nederlands nog meer bijwoorden op –iter, zoals idealiter (Du. im Idealfall), totaliter (Du. gänzlich) en formaliter. Ik heb onderzoek gedaan naar bijwoorden voor mijn proefschrift en verzamelde in totaal een dertigtal Nederlandse iter-bijwoorden. Ze corresponderen bijna allemaal met een bijvoeglijk naamwoord op –aal (bv. normaal, ideaal, totaal) of –eel (bv. formeel).

Ook het Duits heeft enkele bijwoorden op –iter, bijvoorbeeld realiter, die overgenomen zijn uit het Latijn. Deze bijwoorden komen weinig voor. Ook de meeste Nederlandse iter-bijwoorden zijn beperkt tot formeel en geleerd taalgebruik. Alleen normaliter en idealiter komen tamelijk vaak voor. Het bijwoord normaliter treffen we ook in gesproken Nederlands aan, waarbij de uitspraak varieert. In de praktijk leggen veel mensen (wellicht ook dj’s van 3FM) de klemtoon op de i: norma-liter. Volgens de taaladviezen van de Nederlandse Taalunie moet de klemtoon op de a liggen: nor-maliter. Zo zie je maar weer: wat in de spreektaal normaal is, is niet altijd volgens de norm.

Met Kornee aan de Noordzee

Foto: 4028mdk09 (CC BY-SA 3.0)

De bijdrage van 25 januari over onder andere de uitspraak van ásbest dan wel asbést deed me denken aan collega K. Werkend in een tweetalige omgeving ver van het moederland wil de twijfel wel eens toeslaan.

Lachend kwam K. mijn kamer binnen: “Is het nou eigenlijk de Nóórdzee of de Noordzéé?“ Een blik in Van Dale leerde dat het accent wisselt. Het mag dus allebei. Behalve dan voor Boudewijn de Groot.

“Aken en Keulen zijn niet op één dag gebouwd” (Niederländische Sprichwörter II)

Baustelle Kölner Dom

Der unfertige Kölner Dom zu Beginn des 19. Jahrhunderts (Wikipedia)

Rome wasn’t built in a day – so lautet der Titel eines Songs der Popgruppe Morcheeba aus dem Jahr 2000. Damit zitieren sie ein bekanntes Sprichwort, das es genauso auch auf Deutsch (Rom wurde nicht an einem Tag gebaut) und Niederländisch (Rome is niet in één dag gebouwd) gibt. Man muss Geduld haben, so könnte man es vielleicht paraphrasieren, manche Dinge dauern eben ihre Zeit.

Nun gibt es zu diesem Sprichwort im Niederländischen eine Variante: Aken en Keulen zijn niet op één dag gebouwd. Das Sprichwort wird immer wieder mal gerne verwendet, so beispielsweise in einem Twitter-Tweet der NS (Nederlands Spoorwegen), mit dem ein ungeduldiger Kunde beruhigt werden soll:

@kroezy Jammer dat je dit zo voelt, we proberen je echt te helpen waar kan maar „Aken en Keulen zijn niet op èèn dag gebouwd“^MO

— NS online (@NS_online) 29. März 2013

Der Eintrag in Stoetts Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden macht deutlich, dass es um ein altes Sprichwort geht. Schon im 16. Jahrhundert gibt es diverse Belege, wobei die Ortsnamen wechseln. Manchmal geht es um Aachen und Köln, manchmal nur um Köln, und auch Rom ist schon früh dabei. Bredero schrieb Keulen en Aken sijn op gheen dach volbracht und ein gewisser Donaes Idinau hat um 1600 dreihundert Sprichwörter in Gedichten verarbeitet, darunter dies:

Men seght in t’ghemeyn: Geulen en Aken
En waren op eenen dagh niet ghemaeckt;
So hoopt-men eens ten eynde te gheraken,
Behoudens men t‘ werck niet te vroegh en staeckt.
Alle beste werck naer patientie smaeckt.

(Frei Übersetzt: ‚Man sagt allgemein: Köln und Achen sind nicht an einem Tag gemacht worden; so hofft man irgendwann zum Ende zu kommen, wenn man die Arbeit denn nicht zu früh aufgibt. Jede gute Arbeit schmeckt nach Geduld.‘)

Übrigens scheint es das Sprichwort genauso auch auf Friesisch zu geben:

Swier swemtrainkje en it waait as it rikket. Mar hoe dan ek: rinskuon oan en gean! Ja, Aken en Keulen binne ek net yn ien dei boud! #frysk
— Berber Bergsma (@berberbergsma) 18. April 2013

Frei übersetzt heißt das ungefähr so (mit Dank an Ulrike Vogl für die Übersetzungshilfe): ‚Ich hatte gerade ein anstrengendes Schwimmtraining und es ist sehr stürmisch. Wie dem auch sei: Laufschuhe an und los! Ja, Aachen und Köln sind auch nicht an einem Tag gebaut worden.‘

Nun kann man sich fragen: Warum eigentlich Aachen und Köln??

Anders als Onze Taal glaube ich nicht, dass die beiden Städtenamen hier für ‚een willekeurige oude, verre plaats‘ stehen. Als Motiv für die Wahl dieser beiden Ortsnamen kommen wohl vielmehr die berühmten Kathedralen in beiden Städten in Betracht, der Kaiserdom in Aachen und der Kölner Dom, deren Erbauung jeweils mehrere Jahrhunderte dauerte. Die Namen der Städte stehen im Sprichwort dann also metonymisch für diese Bauwerke. Beeindruckend ist insbesondere die Bauzeit in Köln. Baubeginn war im Jahr 1248; fertiggestellt wurde der Kölner Dom erst über 600 Jahre später, im Jahr 1880. Jahrhunderte lang bestimmte die Baustelle des unfertigen Doms das Stadtbild.

Verglichen damit liegen wir mit dem neuen Berliner Flughafen ja noch ganz gut in der Zeit…

herbronnen

König Filip von Belgien hat sich in einer Ansprache zu den anstehenden Wahlen geäußert. “Dankzij de verkiezingen in mei kan ons land zich opnieuw herbronnen”, hat er gesagt (de Redactie). Was kann das Land sich? Herbronnen? Das große Übersetzungswörterbuch von Van Dale kennt das Wort nicht, aber der ‘Dikke Van Dale’ gibt diese Umschreibung: “zich laten inspireren door de beginselen, zich opnieuw geestelijk voeden met het oorspronkelijke idealisme en vitalisme”. Das passt, denn eine kleine Google-Suche führt uns zu vielen Seiten mit Kurangeboten und mehr oder weniger esoterischen Erholungs- und Entspannungsangeboten. Es geht also um Rückbesinnung und ums Auftanken.

Eigentlich wird her- ja nur mit Verben kombiniert: also heroverwegen ‘nochmal/erneut erwägen’, herformuleren ‘nochmal/neu formulieren’, herkauwen ‘wiederkäuen’, heropvoeden ‘umerziehen’ usw. In diesem Fall ist das Grundwort aber ein Substantiv: de bron ‘die Quelle’; ein Verb bronnen gibt es nicht. Herbronnen erhält seine Bedeutung in Analogie zur Handlungsbedeutung der ganzen anderen her-Wörter.

Es gibt noch ein anderes (bekannteres) Beispiel für diese Bildungsweise: hertalen, ebenfalls von einem Substantiv abgeleitet (de taal ‘die Sprache’) und durch her- in eine Handlungsbezeichnung überführt. Übersetzen ließe sich das Verb mit ‘umformulieren’ oder manchmal auch ‚paraphrasieren‘ (etwas neu in Sprache fassen).

Filip hat seine Rede übrigens vor den gestelde lichamen gehalten. Das ist nicht nur für mich/uns erklärungsbedürftig, sondern offenbar auch für viele Belgier, wie die Erläuterungen von Ruud Hendrickx zeigen. Es geht um eine Versammlung von Leuten in verantwortlichen Positionen, um Würdenträger und Prominente, vor denen Filip seine Sicht auf die Chance zur Rückbesinnung entfaltet hat. Bleibt zu hoffen, dass die Belgier diese Chance auch wahrnehmen.

Steven op een witte fiets

Witte Fietsenplan

Witte Fietsenplan (1965) | Foto: Ab Pruis

Steven is, behalve een leuke jongensnaam, het voorste of achterste uiteinde van een schip. Ook de Duitse taal kent een Vorder– en een Achter- of Hintersteven maar het heeft helaas niet geleid tot de vorming van een werkwoord. Nederlandstaligen kunnen daarentegen ook aan wal op iets of iemand afstevenen. Dat betekent dan Kurs nehmen / zusteuern auf etwas oder jemanden. Zo meldde de Volkskrant onlangs dat het witte fietsenplan van Montreal op een bankroet (Pleite) afstevent.

De witte fiets is een Nederlandse uitvinding. In 1965, dus lang voordat elders in Europa de jeugd in opstand kwam, werd in Nederland de provobeweging opgericht. De provo´s droegen het milieu een warm hart toe en ontwikkelden verschillende zogenaamde witte plannen waarvan het witte fietsenplan er een was: witte fietsen zijn leenfietsen die, door de stad ter beschikking gesteld, gratis door iedereen gebruikt kunnen worden. In Montreal dreigt dit dus nu te mislukken.

In Amsterdam is overigens nog een soort gratis uitwisseling van fietsen gebruikelijk, waar echter lang niet iedereen even gelukkig mee is…

 

Bourgondische blog

Dat we hier in Berlijn graag lekker eten, heeft u misschien al gemerkt in de andere blogposts. Nauwelijks een maand oud, en we hadden het al over op restaurant eten, over frietjes en patat en over koninginnehapjes. Je zou er honger van krijgen.

En dat we de relatie tussen het Nederlands in Nederland en in Vlaanderen erg spannend vinden, is in elk van die blogs, maar ook in veel andere te lezen. Eén zin is soms genoeg om te weten of een Vlaamse journalist de tekst geschreven heeft, bijvoorbeeld als hij zich „verraadt“ door een voorzetsel als „op“ in „op restaurant“.

We nemen de omgekeerde proef op de som in een reeksje blogs. Vandaag duik ik in de Nederlandse kookwereld.

Volkskeuken is een dossier (uitspraak in Nederland „dosjee“, in Vlaanderen „dossier“) van de Volkskrant. (Luister voor de uispraak in Nederland hier)

Ik, een Vlaamse, sta versteld van de titel „Rustiek rouwdouwen“ – wat klinkt dat ongezellig! Van Dale leert: op ruwe, ongeïnteresseerde wijze te werk gaan, maar zegt niets over streektaal. Het woord komt uit het Engels, row-dow betekent lawaai, herrie. In het Duits komt het als Radau voor. In het Nederlands zijn twee spellingen mogelijk: rauwdouwen en rouwdouwen. Dat doen ze dus in Nederland als ze ruw met elkaar omgaan, maar dus eventueel ook met een échte rode kool aan de slag gaan, en niet, zoals de auteur vermeldt, zoals meestal, uit een „zakje, potje of diepvries“.

In de inleiding op het artikel valt nog meer te rapen op talig gebied. Een lexicaal verschil, de slavink is in België een blinde vink, namelijk een vleesbereiding waarbij een lapje vlees om gekruid gehakt gewikkeld wordt. Blinde vinken bestaan ook in Nederland, dan is er spek rond het gekruide gehakt gewikkeld.

En er staat nog een constructie die ik wel ken, maar niet echt zou gebruiken, namelijk iets (niet) kunnen hebben. Rode kool, vindt de auteur Onno Kleyn, kan het wel hebben om niet vers verwerkt te worden, wat betekent dat de kool best wel tegen een stootje kan, een en ander kan verdragen. Als we Van Dale als richtlijn nemen, is ook deze uitdrukking geen Nederlands Nederlands, maar Algemeen Nederlands. Dat is niet verwonderlijk, Van Dale hield zich lang aan het adagium “Alles wat in Nederland gezegd werd was immers ‚goed Nederlands‘, en dat gold niet voor wat in Vlaanderen gezegd werd”

De keuken is één van de vele domeinen waarin België en Nederland eigen woordenschat hebben. Maar voorbeelden uit andere contexten komen hier ook aan bod.

Zodat het hier niet te bourgondisch wordt.

 

Een bos bananen

Een tros bananen (Foto: Carschten, Public domain)

Een vreemde taal goed beheersen is allesbehalve vanzelfsprekend. Duits en Nederlands lijken sterk op elkaar en toch zijn er opvallende verschillen. Een Nederlandstalige die Duits leert krijgt vooral te maken met lastige grammaticale verschijnselen. Bij substantieven moet je het juiste woordgeslacht onthouden (der Löffel, das Messer, die Gabel) en de naamvalsregels correct toepassen (auf silbernen Löffeln, mit der goldenen Gabel). Maar ook de uitspraak kan voor problemen zorgen. Zo krijg ik na een aantal jaar in Berlijn de straatnaam Schlesische Straße nog steeds niet vlot over mijn lippen.

Hebben Duitstaligen die Nederlands leren het gemakkelijker? Soms krijg ik die indruk wel. Want terwijl ik na al die jaren nog steeds worstel met de Duitse naamvallen (warum tust du mir/mich das an?!), produceren moedertaalsprekers Duits om mij heen vlekkeloze Nederlandse volzinnen. Niet alleen is alles grammaticaal perfect, bovendien hebben ze (vooral mijn collega’s in de Duitse neerlandistiek!) een enorme woordenschat, gebruiken ze moeiteloos allerlei Nederlandse zegswijzen én spreken ze alles in loepzuiver Hollands uit. Gaat het dan nooit eens mis? Jawel, af en toe, als je heel geconcentreerd luistert, is er wel eens één woordaccentje niet correct (waarSCHUwen). Of er wordt een voorzetsel gebruikt dat vertaald Duits is (tot vrijdag moet je antwoorden).

Eén keer wou een Duitstalige collega een bos bananen kopen. Ik heb er hartelijk om gelachen – ze bedoelde een tros! Daar dacht ik laatst met enige schaamte aan toen ik in de winkel bij de afdeling fruit stond. Want hoe zeg je eigenlijk een tros bananen in het Duits? Het Duitse equivalent van tros is Traube: bessen groeien in Trauben (en om de verwarring nog groter te maken, zijn druiven ook Trauben). Volgens de Duitstalige Wikipedia groeien bananen aan een Staude in de vorm van Büschel die uit 6 à 20 Händen bestaan. Elke Hand bevat op haar beurt 8 à 20 Finger.

Allemaal goed en wel, maar wat koop je dan in de winkel?!

Tomtom gaat zeilen

De Volkskrant meldde onlangs dat een ex-student van de TU Eindhoven „samen met TomTom een algoritme [heeft] ontwikkeld dat het rode licht (die rote Ampel) helpt te omzeilen“.  Tomtom is geen studiegenoot van de betreffende ex-student maar een autonavigatiesysteem (in Belgiё „gps“ genoemd).

Zeilboot (Foto: Tropenmuseum of the Royal Tropical Institute (KIT), CC BY-SA 3.0)

Omzeilen (met de klemtoon op de tweede lettergreep!) is een mooi werkwoord in dit verband. Letterlijk betekent het umsegeln, vrijer vertaald umschiffen en in bovenstaande context past ausweichen / umgehen.

Het zeevaartsverleden heeft de Nederlandse taal met talloze uitdrukkingen verrijkt. Heeft de chef ons met extra werk opgescheept (Arbeit aufgehalst), dan worden alle zeilen bijgezet (sich sehr anstrengen), terwijl zij (de chef) een oogje in het zeil houdt (aufpassen, im Auge behalten).
’s Avonds moet men dan vroeg onder zeil (ins Bett).

PS
Tomtom zijn overigens ook pastaballetjes van gekookte en gestampte banaan voor in de soep. (Surinaams-Nederlands; Sranantongo: tonton) Hier een recept!

 

asbest

Politie zoekt „asbestdieven“ lese ich auf der NOS-Website. Wie bitte? Da hat jemand Asbest geklaut? Wie blöd kann man sein?
Ach nein, doch nicht – Asbest ist in dieser Zusammensetzung nicht das Objekt des Diebstahls, sondern in Den Bosch sind Diebe in ein asbestverseuchtes Fastfood-Restaurant eingebrochen und die Polizei will sie nun freundlicherweise vor möglichen Gesundheitsgefahren warnen. Als Zusammensetzung ist asbestdief etwas seltsam, da es den Leser auf die flasche Fährte führt, daher wohl auch die Anführungszeichen.

Seltsam ist aber auch das Wort Asbest selber. Im Niederländischen ist es sächlich; im Deutschen ist es im Prinzip männlich, aber die Neutrum-Variante kommt auch vor. Im Deutschen wird die zweite Silbe betont (der Asbest), im Niederländischen in der Regel die erste (het asbest). Zudem kann man das Wort im Niederländischen auch attributiv verwenden, wie das Beispiel asbest golfplaten zeigt. Damit sind gewellte, asbesthaltige Platten gemeint, die man oft als Dachbedeckung sieht (anscheinend heißen die auf Deutsch auch Wellplatte – steht zwar nicht im Duden, man findet über Google aber jede Menge Treffer und Bilder).

Is asbest dann ein Adjektiv? Laut Van Dale ja. Wenn es so ist, dann ist es auf jeden Fall ein seltsames Adjektiv. Zum einen kann man es nicht prädikativ verwenden, was bei ’normalen‘ Adjektiven möglich ist (also nicht: de plaat is asbest). Zudem fehlt dem Wort asbest die Flexionsendung; es heißt de asbest golfplaat (und nicht de asbeste golfplaat), was allerdings auch für andere Adjektive zu Stoffnamen gilt. Solche Stoffadjektive werden im Niederländischen meist mit der Endung -en vom Substantiv abgeleitet, dann aber ebenfalls nicht flektiert: de houten vloer, het glazen oog, de papieren zakdoek. In all diesen Fällen würden wir im Deutschen eher zu nominalen Zusammensetzungen greifen: der Holzboden, das Glasauge, das Papiertaschentuch.

Ist asbest plaat also vielleicht, trotz der Schreibung, doch eine Zusammensetzung von zwei Substantiven? Bei Google finden sich jedenfalls durchaus auch viele Treffer für die zusammengeschriebene Variante (asbestplaat, asbestgolfplaat). Kann es also sein, dass dies ein Fall für spatiegebruik.nl ist, eine Website über die falsche, aber häufig anzutreffende Verwendung von Leerzeichen in Komposita (wie vuurwerk verbod statt vuurwerkverbod)?

Es gibt noch eine Handvoll anderer Beispiele, in der Regel fremden Ursprungs, die in diesem Zusammenhang relevant sind. Plastic zum Beispiel. Das kann ebenfalls (nur) attributiv verwendet werden, ebenfalls ohne Ableitungssuffix und ebenfalls ohne Flexion: plastic emmer, plastic springstof. Auch diesen Wörtern entspricht auf Deutsch jeweils die nominale Zusammensetzung: Plastikeimer, Plastiksprengstoff.

Da die Schreibung als Kriterium nicht vertrauenswürdig ist, bleibt vor allem eins: die Betonung. Und die spricht im Niederländischen tatsächlich gegen die Interpretation als Zusammensetzung. Zusammensetzungen werden nämlich auf dem ersten Bestandteil betont (Plastikeimer). Das gilt auch für das Niederländische, wie plasticfolie illustriert. Und dies Kriterium trifft für asbest golfplaat oder plastic emmer nicht zu; die Betonung liegt hier eher auf dem zweiten Element, dem Substantiv.

Also doch Adjektive? Seltsame Adjektive.