21. Mai 2014 von Janneke Diepeveen
In mijn bijdrage van een paar dagen geleden vertelde ik dat mijn vlucht vlotjes (Du. flott, zügig, reibungslos) was verlopen. Met het suffix –tjes en zijn varianten –jes, –pjes, –etjes kun je in het Nederlands bijwoorden vormen: koeltjes (Du. kühl), zwakjes (Du. ziemlich schwach), kalmpjes (Du. ruhig, gemächlich), stilletjes (Du. sachte). Welke variant je moet gebruiken, hangt af van de klankstructuur van het basiswoord, net als bij het diminutiefsuffix –tje waarmee je in het Nederlands verkleinwoorden vormt: jas-je, schoen-tje, oom-pje, mann-etje etc. Er bestaan ook nog regionale varianten van –tjes: in het westen van Nederland hoor je bijvoorbeeld zachies (zachtjes). In gesproken Belgisch-Nederlands komen stillekes (stilletjes), zwakskes (zwakjes) en andere bijwoorden met –ke(n)s voor. Vergelijkbare bijwoorden worden ook gevormd in het Fries, bv. stiltsjes (stilletjes) en swietsjes (zoetjes, Du. sachte) en in het Afrikaans, bv. koeltjies (koeltjes) en fyntjies (fijntjes, Du. fein). In Duitse dialecten bestaat het bijwoord still(e)chen, maar nieuwe bijwoorden van dit type lijken er niet te worden gevormd. In het Nederlands daarentegen worden nog wel nieuwe tjes-bijwoorden gevormd; op het internet vinden we voorbeelden als cooltjes en relaxed-jes.
Het gebruik van een diminutiefsuffix in Nederlandse bijwoorden is al heel oud. Al in het Vroegmiddelnederlands van de 13de eeuw zijn er bijwoorden die eindigen op –ken of –kine, bv. stillekine (stilletjes). De –s lijkt er vanaf de 15de eeuw te zijn bijgekomen, bv. soetkens (zoetjes) en dunnekens (dunnetjes) en varianten, bv. sachtgens (zachtjes) en lichtgens (lichtjes). Vanaf de 17de eeuw worden er volop bijwoorden met –tjes gevormd, bv. bleekjes (Du. blässlich) en losjes (Du. locker, leichthin) en dié vormen zijn tot de standaardtaal gaan behoren.
Waarom plakken Nederlandstaligen –tjes achter een adjectief of bijwoord? Voegt –jes in vlotjes een betekenis toe die vlot niet heeft? Waarschijnlijk wel, maar die precieze betekenis is heel moeilijk te bepalen. Het gaat vaak over subtiele nuances, soms alleen maar stilistische effecten die ook voor een taalkundige moeilijk zijn om te beschrijven. Saampjes (Du. zusammen) klinkt op één of andere manier gezelliger dan samen, en stiekempjes (Du. klammheimlich) is niet zo stout als stiekem. Een paar tjes-bijwoorden hebben wel een aparte betekenis ontwikkeld die verschilt van die van het basiswoord. Zo kan het bijwoord zoetjes behalve ‚zoet‘ ook ‚langzaam‘ betekenen (vooral in de vorm zoetjesaan, Du. allmählich) en fijntjes is niet alleen ‚fijn‘ maar ook ‚listig‘. Denk verder aan de uitdrukking er warmpjes bij zitten, die zoveel betekent als ‚rijk zijn‘.
Voor mijn promotieonderzoek naar bijwoordvorming in het Nederlands (Diepeveen 2012) heb ik 86 verschillende tjes-bijwoorden in hedendaags corpusmateriaal verzameld. Voorbeelden als bruintjes, rozigjes, banaaltjes en geiltjes (Du. scharf) laten zien dat je –tjes met een heel gevarieerde groep van adjectieven kunt combineren. En daarnaast ook met een paar bijwoorden, bv. saampjes en eventjes (Du. einen Augenblick). Niet te vergeten ook welletjes in de constructie het is welletjes (Du. jetzt reicht’s).
Met –tjes gevormde woorden worden niet alleen bijwoordelijk gebruikt: een predicatief voorbeeld is hij is vandaag stilletjes. Attributieve voorbeelden, zoals een netjes woord (Du. ein höfliches Wort) en ietsjes hoofdpijn (Du. etwas Kopfschmerzen) komen weinig voor. Daarmee hangt samen dat woorden op –tjes geen buigingsuitgang kunnen krijgen, dus vormen als vlotjese en vlotjeser komen niet voor.
Ik ga zoetjesaan stoppen, want waarschijnlijk bent u al lichtjes verward. Maar ik hoop dat u ziet dat bijwoordvorming met -tjes een uniek Nederlands woordvormingsprocedé is.