Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

Vollekenbond

Vor einigen Tagen stand ich vor der Herausforderung, einer Kollegin eine Zusammenfassung der Geschichte des Saarlandes zu geben. Immer wieder wurde es zwischen den Nachbarn hin- und hergespielt wie ein Ball, man hat gewissermaßen mit ihm Völkerball gespielt (nl. trefbal, bei dem Begriff sind sich Belgier und Niederländer offenbar weitgehend einig, auch wenn das Spiel sonst weltweit die verschiedensten Namen trägt.) Zwischen den Weltkriegen stand das damalige Saargebiet wieder einmal unter französischer Kontrolle, gedeckt von einem Mandat des Völkerbunds. Gemeinsam stießen wir auf die Frage, wie der Völkerbund denn auf Niederländisch heißt. Die Antwort ist so naheliegend wie simpel: Man spricht vom Volkenbond oder Volkerenbond. Das ist aus deutscher Perspektive nicht so überraschend. Trotzdem ist es bemerkenswert, wenn man bedenkt, dass in den meisten anderen Sprachen beispielsweise von der Leage of Nations oder der Société des Nations die Rede ist. In der Logik des frühen 20. Jahrhunderts verschmolzen Volk und Nation eben noch zu einem vermeintlich austauschbaren Begriff. Auf die internationale Politik hatten dabei die Völker wohl am wenigsten Einfluss. Interessanterweise ist die Benennung mit Volk in den germanischen Sprachen zwar verbreitet, aber keineswegs völlig einheitlich. Neben der League of Nations auf Englisch sagt man etwa auf Schwedisch Nationernas förbund, während die norwegische und dänische Variante wiederum Folkeforbundet ist.

Im Deutschen finden wir Volk als Begriff einigermaßen ambig und nehmen ihn nicht mehr so gerne in den Mund. Beide deutsche Diktaturen hatten ihn sich allzu sehr zu eigen gemacht, so dass wir höchstens noch in Komposita wie Wahlvolk, wo eindeutig der demokratische Zusammenhang klar wird, bedenkenlos damit hantieren. Selbst der einst so wichtige Slogan Wir sind das Volk aus der Zeit der friedlichen Revolution 1989 erscheint inzwischen kontaminiert durch die fremdenfeindlichen Parolen der „Pegida“, die den Spruch aufgreift und umdeutet. Dass am Reichstagsgebäude in Berlin die Widmung „Dem deutschen Volke“ angebracht ist, rief schon so manche Kritik hervor. Manchen kam es rechtslastig vor, andere waren der Meinung, es schließe einen Teil der Einwohner Deutschlands aus. Als Alternative wurde in einem Innenhof des Gebäudes ein Kunstwerk mit dem Schriftzug „Der Bevölkerung“ angebracht.

Eine Ausnahme bei diesem lexikosemantischen Unwohlsein sind offenbar Zeitungsnamen. Natürlich möchte niemand zurück zum Völkischen Beobachter, und die Adjektivform völkisch ist zweifelsohne außerhalb der rechtsextremen Szene völlig tabu. Mit der altehrwürdigen Volkskrant hat in den Niederlanden aber wohl kaum jemand ein Problem, ebenso wenig in Deutschland mit der Leipziger Volkszeitung, die schon seit dem späten 19. Jahrhundert so heißt. Wie dehnbar Volk sein kann, zeigen die beiden Blätter, die einmal unter dem Titel Het Volk erschienen waren:

Werbung für „Het Volk“ in den Niederlanden im frühen 20. Jahrhundert. (Entwurf von Albert Hahn, upload: Tekstman, PD.)

Die niederländische Tageszeitung Het Volk war dezidiert links und nannte sich deshalb im Untertitel Dagblad voor de Arbeiderspartij. Die flämische Tageszeitung Het Volk ging dagegen aus dem politisch-katholischen Milieu hervor und trug einige Zeit lang den Untertitel Antisocialistisch dagblad. Sie organisierte lange Zeit ein bekanntes Radrennen, das nach dem Zeitungstitel Omloop het Volk heiß, bis die Zeitung aufgekauft und der Wettbewerb in Omloop het Nieuwsblad umbenannt wurde. Schaut man sich die Liste der bisherigen Gewinner an, könnte man fast den Eindruck bekommen, dass das belgische Volk das Rennen unter sich ausmacht.

Politisch gemeint ist der Begriff Volk auch bei der Zeitung vum Lëtzebuerger Vollek, die sich bis heute als marxistisches Blatt positioniert. In diesem Namen dürften sich – unabhängig von der politischen Einstellung – viele Sprecher niederländischer Dialekte wiederfinden. Für sie ist vollek mit einem epenthetischen Vokal eine sehr gängige Aussprachevariante. Und bei Johan van Paffendorp liest man im Jahr 1676 in seinem Gedichtband (S. 62): Is hy dat niet? ’t is de man selfs, hoe later op den dag hoe schoonder vollik (Dt.: Je später der Abend, desto schöner die Gäste). Das Phänomen ist in den germanischen Sprachen also keineswegs auf Flandern begrenzt, sondern findet sich in ähnlichen Positionen auch im Luxemburgischen und in Dialekten des Deutschen (in anderen Sprachen ebenso). Beim dialektalen mellek für melk und ähnlichen Formen findet sich der Vokal schon in viel älteren Sprachstufen und gibt noch so manches Rätsel auf. In Erinnerung ist mir die Beschwerde meiner Tante, sie wolle endlich wieder einmal frisch gemolkene Milch anstelle der Fawwerikmillich aus dem Supermarkt. Verspürten mehr Verbraucher solche Gelüste nach frischer Milch, müsste man sich um das Landvolk wohl keine Sorgen machen. Das hätte dann sicher mehr in de melk te brokke(le)n  (Dt. in die Milch zu bröckeln, gemeint ist: sie wären besser dran).

Gastarbeiders

Da sterben sie nun dahin, unsere Hintergrundslebensbegleiter…, schreef een vriendin eind vorig jaar naar aanleiding van het overlijden van Udo Jürgens en Joe Cocker. Ze spreekt geen Nederlands; anders had ik geantwoord: je haalt me de woorden uit de mond!

Adamo (Foto Eric Koch / Anefo, CC-BY-SA-3.0)

Laat ik hier eens herinneren aan twee nog levende sterren, van wie de ouderen onder ons waarschijnlijk nog een deuntje (Melodie) mee kunnen neuriën (summen). De jongeren zij erop gewezen dat in de loop van de jaren 50 van de vorige eeuw veel Italianen hun heil in Noord-Europa (Nederland, België, Duitsland) zochten. Ze werden aanvankelijk vooral in de mijnen van tewerkgesteld. Hoewel deze „gastarbeiders“ quasi uitgenodigd waren, werden ze niet bepaald gastvrij onthaald (aufgenommen).

Dolce Paola (CC-BY-3.0)

In België streken twee Italiaanse families neer; de een in het Waalse kolendistrict (Kohlerevier) van Mons/Bergen, de ander in het kolendistrict van Genk. Twee zoons, nog in Italië geboren, maakten tot over de taalgrens, ja tot over de Belgische grens furore.

Van Salvatore Adamo (linksboven) vindt u van alles en nog wat (alles mögliche) op het net. Maar kent u het lied Dolce Paola? Dat zong hij voor Paola Ruffo di Calabria, toen nog prinses, nu koningin van België (rechts). Is ooit eerder een koningin zo bezongen? Veel Belgen kregen er vraagtekens van in hun ogen.

Ein Italiano (Gemeinfrei)

Rocco Granata (hij heet echt zo!) groeide in Vlaanderen op. In 1960 speelde hij met o.a. Rex Gildo, Rudolf Platte en Trude Herr in de film Marina.

Mooi ook zijn met heus Vlaams accent gezongen Nederlandstalige liedjes zoals Zomersproetjes (Sommersprossen) – ieder sproetsje is een kusje waard.

In 2013 maakte Stijn Coninx een film over Rocco Granata’s eerste jaren in België en hij schetst daarmee ook een beeld van de vaak erbarmelijke woon- en werkomstandigheden van deze eerste generatie arbeidsmigranten. De film heet Marina.

Ziek? Beterschap!

Mijn dochter was ziek. Een collega wenste haar via mij „goede beterschap!“ Ik bedankte, en dacht na.

Portret van een ziek meisje, door G.N.Ritter (Foto: Rijksmuseum, PD)

Kan/kun je in het Nederlands, naar analogie met het Duitse Gute Besserung, iemand „goede beterschap“ wensen? Eigenlijk niet, dacht ik.

Maar ik vond het wel op twitter en er zijn zelfs wenskaartjes waarop het staat. Bedroog mijn taalgevoel me hier? Ik wou mijn lieve collega -met Duits als moedertaal- niet corrigeren als het niet nodig was… Maar als genezingswens volstaat „Beterschap!“.

Misschien vormt dat wel het moeilijkste element van moedertaalspreker zijn in het buitenland, zeker als docent. Je eigen taalgevoel moet je vertrouwen en tegelijk voortdurend in twijfel trekken, vind ik. Ik vind dat „goede beterschap“ niet bekt, maar het komt vaak voor – misschien is het wel de uitdrukking van de toekomst.

Ook het adjectief „ziek“ gaat op dit moment door een fase van opmerkelijke betekenisverruiming. U heeft dat woord ongetwijfeld al het meest gebruikt in de betekenis „niet gezond“. In het Nederlands is „-ziek“ als ook tweede deel van samenstellingen bekend (praatziek, koopziek, twistziek), dan duidt het op de sterke neiging om de handeling te doen die in het eerste lid benoemd wordt. Matthias Hüning schreef er op dit blog al over.

De volgende voorbeelden tonen nog een ander gebruik van „ziek“:

Die Eva is wel echt ziek cool hé (ask fm)
Twitter is of ziek depressief of ziek grappig (@Dinnekev, 27 december 2014)

„Ziek“ wordt hier gebruikt om het adjectief dat erop volgt te versterken, je kan het vervangen door (heel) erg, enorm, über… Nog een laatste voorbeeld dat door de opeenstapeling een overzicht geeft van de mogelijkheden in het Nederlands van jonge mensen en mensen die jong willen klinken om een versterking uit te drukken:

Minibivak was super extra bangelijk ziek cool (Chiro Libertus) (een „minibivak“ is een uitje van een paar dagen met de jeugdbeweging)

En trouwens: mijn dochter is intussen weer beter (D. ist wieder gesund).

 

Schlammwursteln

Haben Sie schon einmal Falsche-Freunde-Domino gespielt? Die Regeln sind einfach: Man suche möglichst viele Paare von „false friends“ und lege sie in einer Kette mit ihren jeweils korrekten Übersetzungen aneinander wie Dominosteine. Bei nah verwandten Sprachen wie Niederländisch und Deutsch funktioniert das besonders gut. Gerade im Fremdsprachenunterricht lässt sich das Spiel schön einsetzen, um das Vokabellernen bei „false friends“ zu erleichtern. Beispiele gibt es etwa schon vorbereitet für Deutsch und Englisch (s. letzte Seite des PDFs).

Vor ein paar Monaten stieß ich auf diese Schlagzeile: Nederland neemt revanche op Surinaams worstelteam. Worstelen ist aus deutscher Sicht ein besonders schönes Beispiel für falsche Freunde mit dem Gegenstück wursteln. Natürlich bezeichnet worstelen einfach das Ringen, so wie auch das englische wrestling. Entspechend kann man met de dood worstelen (dt. mit dem Tod ringen) oder auch met zichzelf worstelen (dt. mit sich ringen). Das deutsche wursteln gehört eher in den umgangssprachlichen Bereich, das macht worstelen so kurios für Deutschsprecher. Wursteln kann etwa eine ziellose Tätigkeit sein, eine nicht besonders gehaltvolle oder hochwertige Arbeit verrichten, etwas nicht zustande bringen usw.

Als niederländische Entsprechung bietet sich, wenn man die Dominokette weiterführen möchte, das Wort klungelen an. Auf Deutsch kann man wiederum klüngeln, wenn man beispielsweise inoffizielle oder geheime Absprachen trifft und sich mit persönlichen Bekanntschaften Vorteile verschafft, die höchstens knapp unter der Grenze zur Korruption liegen. Von einem flämischen Kollegen hörte ich kürzlich sowohl für wursteln / klungelen als auch für klüngeln den Wortvorschlag modderen*. Ich weiß nicht, ob andere Flamophone mit diesen Bedeutungen einverstanden sein werden, und modderen sowohl für halbseidene Machenschaften als auch für unsystematische Tätigkeiten gebrauchen würden. In die Dominokette passt es aber bestens. Sie sähe dann so aus:

ringen – worstelen – wursteln – klungelen – klüngeln – (aan)modderen.

Modderworstelen ist keineswegs nur eine Damensportart. (Foto: US Navy, Damon J. Moritz; PD.)

Das ist natürlich ein absolutes Anfängerergebnis. Man kann mit Sicherheit weitaus längere Ketten bilden. Mir gefällt dieses Resultat besonders deshalb, weil man daraus fast einen Kreis formen kann. Man muss nur statt der ernsthaften Sportart des Ringens das modderworstelen (dt. Schlammringen, Schlammcatchen) ins Spiel bringen. So etwas findet eher nicht in der Wettkampfhalle statt, sondern in dubiosen Etablissements – dort, wo finstere Gestalten sich treffen, um leidenschaftlich zu klüngeln. Die Provinz Zeeland hat als Wahlspruch auf dem Wappen übrigens die lateinische Wendung luctor et emergo, auf Niederländisch Ik worstel en kom boven. Das soll an das Durchhaltevermögen zu Kriegs- und Krisenzeiten erinnern, vor allem im Kampf gegen die Spanier. Nur böse Zungen kämen auf den Gedanken, das mit Blick auf Politik oder Verwaltung mit Ich wurstle und steige auf zu übersetzen. Ob es so geschickt war, dass der ehemalige belgische Premierminister Wilfried Martens seinen Memoiren ausgerechnet den Titel luctor et emergo gab?

 


 

*Unter belgischen Kolleg/inn/en herrschte strikte Uneinigkeit, ob es modderen überhaupt gibt, ob es aanmodderen heißen muss, oder ob es beides gibt, nur mit verschiedener Bedeutung. Werfen wir den Streitapfel also der muttersprachkompetenten Leserschaft vor die Füße und warten wir ab, wie die Schlammschlacht ausgeht.

Regenbos?

Nederland is een cultuurlandschap: er is geen vierkante centimeter (Quadratzentimeter) grondgebied waar de mens niet de hand in heeft gehad. Dat betreft dus niet alleen polders en andere planologische veranderingen. Er staat ook geen boom meer waarvan de wortels tot in de prehistorie reiken.

Etymologisch gezien is woud hetzelfde woord als Wald; bos heeft dezelfde wortels als Busch. Maar Nederland heeft geen wouden, het heeft bossen – en die zijn vrij overzichtelijk, je wandelt er in een halve dag doorheen. De dichter J.C. Bloem (nomen est omen) geeft me gelijk:

En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant

Het woord woud is als het ware gereserveerd voor sprookjes (Hans en Grietje in het donkere woud…), voor gebieden waar men de natuur haar gang laat gaan; men ziet het in plaatsnamen zoals Zoeterwoude, eigennamen en in vertaalde geografische namen zoals het Zwarte Woud. Maar wandelen doe je in Nederland dus in het bos.

In het Surinaamse bos (Foto: JR)

Bos en woud ontmoeten elkaar in de begrippen oerbos en oerwoud. Een stukje oerbos is nog in België te vinden: het Kolenwoud. En toch is het Kolenwoud geen oerwoud (jungle of rimboe): daarvoor moeten we in de tropen zijn. Jungle kent u. Rimboe is een van oorsprong Maleis woord.

Het enige regenwoud waar u in het Nederlands terechtkunt (sich verständigen können), bevindt zich in Suriname (en beslaat maar liefst 80% van het grondgebied. Nog! – door houtkap en goudwinning wordt het steeds minder). Gek genoeg noemen de Surinamers hun regenwoud bos! Toen een Surinaamse vriend voorstelde een paar dagen het bos in te gaan, klonk dat in mijn Nederlandse oren (drinkwatervoorraad, hangmat, klamboe, tropenkleding, DEET-spray (Insektenabwehrmittel), stevige schoenen…) als een geweldig understatement.

Kunt u nog volgen?
Dan tot slot nog een woord over Busch, wat met struik (Strauch) vertaald moet worden. Wat vindt u van het woord struikrover? Toch plastischer (bildhafter) dan Straßenräuber (vertaling Van Dale)! Ziet u hem uit de struiken (aus dem Gebüsch) tevoorschijn springen?

En dat is nog niet alles! Mijn collega herinnerde me er zonet (soeben) aan dat Busch in het Duits – zij het met een koloniaal tintje – wordt gebruikt als benaming voor oerwoud/rimboe/jungle. De Nederlandse benaming Bosjesmannen voor het volk van de San is overigens niet minder koloniaal. Maar hun eigen bos noemen de Duitsers Wald….
Er zou eens iemand op het idee kunnen komen om ze bosjesmannen te noemen!

Beherzt zugreifen

Leopold II. hatte richtig Lust auf Afrika. Der zweite König der Belgier im 19. Jahrhundert wollte sich, im Gegensatz zu seinem eher skeptischen Vater, am Rennen der europäischen Mächte um die Aufteilung Afrikas beteiligen. Plausibel, könnte man denken – ein Leo gehört doch nach Afrika!

Doch mit dieser etymologischen Spekulation liegt man mehr oder weniger daneben, denn der Name wurde vermutlich erst nachträglich mit Löwen in Verbindung gebracht. Ursprünglich war er wohl ein abgewandelter Luitpold, und damit ein „Tapferer aus dem Volk“. Der Bestandteil Luit- geht zurück auf die Wurzel, aus der wir auch Leute, lieden oder lui kennen. Der zweite Teil –pold kommt uns aus dem englischen bold oder dem niederländischen boud bekannt vor und steht für tapfer oder kühn. Etymologisch sind die belgischen Monarchen nicht übermäßig kreativ, denn dieselbe Wortherkunft hat auch der erste Namensteil von Boudewijn.

Einigermaßen kühn und beherzt hat Leopold II. tatsächlich zugegriffen, als er sich die Rechte über den Kongo in Afrika sicherte. Eine klassische Kolonie war es nicht, denn als sei es ein Waldstück hinter dem Schloss galt der Kongo als privates Besitztum des Königs. Die Formulierung zich van iets meester maken (dt. von etwas Besitz ergreifen, auch im übertragenen Sinne sich etwas zu eigen machen) passt nirgends besser als im kolonialen Zusammenhang. Anders als ein Schlossgarten hatte das Land bereits rechtmäßige Bewohner. Leopold waren die Menschen gerade gut genug, um bei der Ausbeutung des Landes zu helfen, etwa als Kautschukzapfer (nl. rubbertappers). Wer nicht funktionierte, wurde brutal aus dem Weg geräumt. Wie vom Teufel besessen (nl. van de duivel bezeten) ließ Leopold die Ressourcen des Kongobeckens ausschlachten.

Besonders zynisch: Während Leopold II. in die Vollen griff, hackte man in der Kolonie als systematische Strafe Hände ab. (Foto: Alice Harris in „König Leopolds Selbstgespräch“ von Mark Twain, upload: Denis Barthel, PD.)

Mark Twain klagte dies in seinem Pamphlet König Leopolds Selbstgespräch ironisch an. Er legte dem König eine Beschwerde über Amerikaner, Briten und „blabbingblabbing Belgian-born traitor officials“ in den Mund. Schon für die Schöpfung dieser Alliteration gebührt Twain große Anerkennung. Leopold nun empört sich, in der Ich-Form des Selbstgesprächs, diese Missgünstigen würfen ihm Gewalttaten im Kongo vor, „seizing and holding the State as my personal property“ und „claiming and holding its millions of people as my private property, my serfs, my slaves“.

Mark Twain hatte luzide erkannt, was in Afrika vor sich ging. Er wusste aber noch nicht, dass dieses Land unter dem Namen Zaire später erneut in die Hände eines Menschen fallen würden, der es quasi als sein Eigentum ansah. Mit einem Putsch kam nach der Unabhängigkeit bald Mobutu an die Macht. Auf Niederländisch spricht man von einem staatsgreep, was die Geschehnisse bei einem Staatsstreich wieder bestens auf den Punkt bringt. Im Deutschen kennen wir den Ausdruck Machtergreifung, der aber sehr eingeschränkt vor allem für die Errichtung der NS-Diktatur gebraucht wird. Der niederländische Begriff coup für einen Staatsstreich ist für Deutschsprachige nicht völlig unbekannt, klingt aber durch die Nähe zur Wendung einen Coup landen im Sinne von auf spektakuläre Weise Erfolg haben oft zu verharmlosend.

Deutlich jüngeren Datums als die Ereignisse in Afrika ist im niederländischsprachigen Raum der staatsgreep in Suriname, der unter dem Begriff Sergeantencoup in die Geschichte einging. Die zahlreichen ergreifenden (ndl. aangrijpende) Schicksale und die unbegreiflichen (ndl. onbegrijpelijke) Verbrechen der kolonialen, faschistischen und postkolonialen Regime/s (dt. pl. die Regime mit hörbarem Schwa oder die Regimes, ndl. pl. immer regimes) sind jedenfalls noch lange nicht zu Ende erzählt.

Nieuwjaarsbrief

Liefste meter, hoe meer je geeft, hoe beter!

Feestperiodes staan bol van tradities. Is nieuwjaarsbrieven schrijven een Vlaamse traditie? In Nederland kennen ze het niet (meer?), vertelt een Nederlandse collega, en in Berlijn heeft het brieven schrijven niet zo een enorme omvang aangenomen als in België, leert de ervaring.

Wat is er dan zo speciaal in België?

Op nieuwjaarsdag, als de hele familie bij elkaar zit, komen de kinderen met hun wensen. Die hebben ze in hun mooiste handschrift (D. Schrift) en op het mooiste papier (vaak zelfs een speciale nieuwjaarsbrief) in rijm opgeschreven. De brief begint met een aanspreking (D. Anrede), „Liefste ouders“, of „Beste meter“.

Het voorlezen voor de hele familie gaat gepaard met zenuwachtigheid, waarop in sommige brieven ook wordt gezinspeeld (D. wird darauf angespielt):

Lieve ouders (Nationaal Archief, PD)

Sapperdeboere
alsjeblieft, zit me toch niet te beloeren,
of ik lees nog iets verkeerd,
want ik heb het niet van buiten geleerd.
Zo krijg ik rode kaken
en kan niet verder geraken.

(Verflixt,
starr mich bitte nicht so an,
sonst verlese ich mich noch –
weil ich’s doch nicht auswendig kann.
Dann kriege ich rote Wangen,
und kann nicht weiter gelangen.)

Hier wordt expliciet gebroken met de conventie van de „plechtige“ nieuwjaarsbrief door de (lichte) vloek aan het begin. De toon van de brieven is oorspronkelijk erg formeel. In de jaren vijftig klonk het bijvoorbeeld nog zo:

Lieve meter,
mijn hart juicht van blijdschap omdat ik heden mag zeggen
hoe vurig ik u bemin…

Op het einde komt steeds dezelfde formule: „Uw (doop)kind. 1 januari (jaartal).“ Tegenwoordig staat er ook vaak „uw kapoen“ (Belgisch-Nederlands voor deugniet, schalk; D. der Bengel, der Schalk).

En zo was er jaar na jaar een brief, voor de ouders, soms ook voor de grootouders en de peter en meter. De beloning voor het lezen was het nieuwjaarscadeau, vaak geld in een envelopje. Ook toen er na de lagere school niet meer voorgelezen moest worden, omdat kinderen op middelbare scholen geen nieuwjaarsbrieven meer maken, was er nog steeds een envelopje. Geheel zonder plankenkoorts (D. Lampenfieber).

P.S. Vandaag schrijven niet enkel kinderen een nieuwjaarsbrief. Hier vind je die van tv-zender Een. Hier de brief van BV Murielle Scherre, helemaal in de gij/u-vorm!

Kussen

Ledigheid (Foto: D. Hoeksema, CC-PD-Mark)

Ledigheid is des duivels oorkussen! Met dit spreekwoord werd de Nederlandse jeugd opgevoed (rechts). Pas op: dit mag niet gelezen worden als des duivels oor kussen. (Zou overigens ook leuk geweest zijn) Kussen is hier niet het werkwoord (küssen) maar het substantief (Kissen). Vertaald: Müßiggang ist aller Laster Anfang.

Ledig (ongehuwd) is natuurlijk ook een heel gebruikelijk Duits woord maar ik geloof niet dat een ledige Mutter veel Müßiggang heeft, om van ongehuwden in het algemeen maar te zwijgen. Ze zullen best wel wat te doen hebben…

Met bovenstaande opvoedkundige regel in het oor schrijven wij, gehuwd of ongehuwd, blogpostjes over de Nederlandse taal.

Duivel (Abb.: Jäinenbanaani, PD-self)

Twee geloven op een kussen, daar slaapt de duivel tussen!
Ook daarmee heeft men ons – gelukkig tevergeefs – willen grootbrengen. Die twee geloven (Religionen, Glaubensrichtungen) zijn in dit geval uiteraard het katholicisme en het protestantisme. Nederlandser kan een spreekwoord niet zijn. In België is men katholiek of niets van geloof en in Suriname van alles en nog wat (alles Mögliche), als ik het voor deze ene keer even nonchalant (salopp) mag uitdrukken. Het spreekwoord kunnen we vertalen met: Mischehen gehen in die Brüche – maar het gaat dus niet om huidskleur (Hautfarbe).

(Morburre, CC-BY-SA-3.0,2.5,2.0,1.0)

De judaskus verbindt de duivel (het verraad) met het genot (Lust). En daarmee zijn we bij de liefde, – hè, eindelijk! – en het kussen als werkwoord.

Een kus in ere kan niemand deren (ein Küsschen in Ehren kann niemand verwehren – letterlijk: schadet nicht). En toch ligt de duivel op de loer: hij kan me de kloten kussen (der kann mich mal kreuzweise, der kann mich am Arsch lecken): dat is niet netjes uitgedrukt. Foei!

Al zoekend en bladerend vond ik de omschrijving Berliner Kissen voor verkeersdrempel (Bodenschwelle). Daar had ik nog niet eerder van gehoord. Wel heb ik in de Verenigde Staten een mooie uitdrukking voor zo’n lastige, dwarsliggende hobbel in de weg opgepikt: a sleeping policeman. En daarmee zijn we terug bij af (wieder am Anfang). Een goed geweten is het zachtste kussen (ein sanftes Ruhekissen).

Een verzameling congressen

2014 was een groot herdenkingsjaar. Europa herinnert aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. Ongetwijfeld een belangrijke historische gebeurtenis, en aanleiding tot verdere herdenking in de komende jaren tot 2018. Tegelijkertijd zitten we, tenminste in de protestantse delen van Duitsland, midden in de Luther-Dekade. U ziet het al: herdenkingsdagen zijn ouderwets. Tegenwoordig moet het een hele herdenkingsperiode zijn.

Voor zover mij bekend is er echter op dit moment geen officiële herdenkingsperiode voor de gebeurtenissen tussen 15 november 1884 en 26 februari 1885. Wat valt er nu alweer te herdenken? Om het een beetje nonchalant te zeggen: precies 130 jaar geleden werd Afrika versjacherd. Ik heb het over de Conferentie van Berlijn, in het Duits vaak Kongo-Konferenz genoemd. Vertegenwoordigers van de grote Europese landen (onder meer Nederland en België) kwamen in Berlijn bij elkaar om te bepalen welk land welke delen van Afrika zijn eigendom mocht noemen. Het koloniale cynisme had een nieuw hoogtepunt bereikt. Eén van de resultaten van de conferentie was een internationaal verbod van slavernij. Die was door de koloniale machten al eerder afgeschaft, maar vanaf dit moment was er op internationaal niveau een contractuele verplichting. In de plaats van mensenhandel kwam nu de handel met landen en gebieden. De Europese landen hoefden geen mensen meer te verplaatsen om ze te kunnen bezitten.

De deelnemers aan de Conferentie van Berlijn. (Tekening door Adalbert van Rößler, 1884, upload: Morty, PD-Old)

Ongeveer zes jaar eerder had in Berlijn al een andere vergadering plaatsgevonden: Het Congres van Berlijn (1878). Toen waren Zuid-Oost-Europa en de Balkan-regio het grote onderwerp. Maar wat is nu eigenlijk het verschil tussen een conferentie en een congres?

Als we alleen aan de historische feiten willen herinneren, hoeven we het slechts van buiten te leren: Conferentie – Afrika, Congres – Balkan. Etymologisch gezien is congres vanuit het Latijnse congressus via het Frans naar het Nederlands en ook naar het Duits gekomen en betekent het een “politieke of wetenschappelijke bijeenkomst”. De Conferentie van Berlijn is dus eigenlijk ook een congres. Conferentie is natuurlijk ook Latijn, afgeleid van conferre en betekent “grote of internationale beraadslaging”. Dus juist zoiets als het Congres van Berlijn. Het verschil blijft erg onduidelijk. Niemand zou echter van Weense Conferentie in plaats van Weens Congres spreken, en nog minder van Wannseecongres in plaats van Wannseeconferentie. Maar dit heeft minder met de betekenis van congres en conferentie te maken. Het is als het ware een resultaat van lexicalisatie, of anders gezegd: van uit het hoofd leren.

Dat er van 2008 tot 2017 een Luther-Dekade moest zijn was zeker ook een beslissing die op een conferentie of congres werd genomen. De verschillende protestantse kerken in Duitsland en enkele politieke instellingen waren erbij betrokken. Ondanks het feit dat hier kerken vergaderden gaat het niet om een congregatie. Die behoort tot de katholieke kerk. Het verbaast niet dat ook dit woord van Latijnse afkomst is, min of meer dezelfde als congres.  Als we de verwarring rond congres, congregatie en conferentie willen vermijden, kunnen we ook gewoon vergadering, samenkomst of bijeenkomst zeggen. Maar opgelet: een congres of een conferentie kan in het Duits wel een Versammlung genoemd worden, maar het is in het Nederlands geen verzameling. Een verzameling (Du. Sammlung) bevat alleen objecten. De mens is natuurlijk geen voorwerp, behalve voor de deelnemers aan de Conferentie van Berlijn of de Wannseeconferentie.

„Ich seh dir in die Augen, Kleines!“

Ich sehe dir in die Augen, Kleines (Foto: trailer screenshot, Casablanca trailer, PD)

Van ondertiteling was al eens eerder sprake. Ik wil het graag hebben over nasynchronisatie versus ondertiteling van buitenlandse films. Laat ik een ding vooropstellen (vorausschicken): in Nederland worden deze films om financiële redenen ondertiteld: het is domweg (einfach) goedkoper dan nasynchronisatie.

Het is dus een sprookje dat bij de keuze voor ondertiteling een rol speelt dat jongeren daardoor hun kennis van vreemde talen vergroten. Dat dat zo nu en dan (mitunter) het geval is, staat vast – al geldt dat uiteraard maar in heel geringe mate voor ondertitelde films van bijvoorbeeld Akira KurosawaAki Kaurismäki of Andrzej Wajda.

Laat ik ook maar meteen verklappen (verraten) dat ik een groot voorstander van ondertiteling ben, in elk geval een tegenstander van nasynchronisatie. Een film van de drie genoemde regisseurs (Japans, Fins, Pools) speelt zich af in een voor mij vreemd land, in een anderstalig milieu en dat wil ik horen. Taal is deel van deze cultuur (taal = cultuur). Bij nasychronisatie wordt dus een stuk cultuur weggewist.

Wat? Ondertitels leiden af van de filmbeelden?
Lariekoek! (Larifari/Quatsch!). Dat is gewoon een kwestie van wennen. Ja, ik lees Japanse, Finse en Poolse schrijvers ook in de vertaling. Maar in een film wordt gesproken! Die gesproken taal (die klank, die melodie) is deel van die cultuur.

Natuurlijk kan ik de samenhang Poolse regisseur – Poolse cultuur – Poolse taal niet altijd volhouden. Ik heb Polanskis film Carnage (de Duitsers fronsen nu vragend hun wenkbrauwen – ziehen die Augenbrauen zusammen) twee keer gezien: eerst in de Duits-nagesynchroniseerde versie: Der Gott des Gemetzels; vervolgens de Engelstalige originele versie. Uit de eerste ben ik weggelopen, de tweede paste.

Eigen schuld, dikke bult (selbst Schuld) want ik heb in Berlijn wel degelijk de keus tussen bioscopen met films in de nagesynchroniseersde versie en die met OmU-films (Original mit Untertiteln). En ik geef ook graag toe dat ik lichtjes geïrriteerd was door de film A Most Wanted Man van de Nederlander Anton Corbijn waarvan de handeling zich in Duitsland afspeelt. Maar voor geen goud (um nichts in der Welt) had ik Philip Seymour Hoffman in wat zijn laatste film zou zijn, Duits willen horen spreken.

Een glimlach (Lächeln) bij mijn Nederlandse vrienden oogstte (erntete) indertijd (damals) de kop (Schlagzeile): „Rolf Schult: Deutscher „Redford“ ist tot“ – en dit vermeld ik met alle respect voor de acteur Rolf Schult. Er zijn voortreffelijke Duitse Synchronsprecher. Er is zelfs een serie (of u zich die nog herinnert waag ik te betwijfelen): Die Zwei (The Persuaders) waarvan de Duitse nasynchronisatie stukken (erheblich) beter was dan de Engelstalige originele versie.

Timon (Foto: Francis C. Franklin, CC-BY-SA-3.0)

Anderstalige kinderfims worden uiteraard ook in Nederland nagesychroniseerd. Lion King heb ik met de kinderen van vrienden in een Utrechtse bioscoop gezien: een taalkundige belevenis!

Pumbaa (BS Thurner Hof, CC-BY-SA-3.0)

De leeuw Simba sprak natuurlijk voortreffelijk, accentvrij Nederlands: Standaardnederlands.

Voor het stokstaartje (Erdmännchen) Timon en Pumbaa, het knobbelzwijn (Warzenschwein) had men Vlaamse stemmen ingehuurd. Hier de tekst van het lied Hakuna Matata: let op de Vlaamse aanspreekvorm ge/u!
De aap Rafiki had de stem van de Antilliaan Freddy Gumbs.
Mogelijkheden te over in zo’n klein maar aan variatie o, zo rijk taalgebied!

En nu de titel van mijn blogpost: „Ich seh dir in die Augen, Kleines!“ In het Nederlands: Here’s looking at you, kid! We mogen in dit geval gerust spreken van een gelukkige vertaling. Deze uitspraak is deel van het nationale Duitse filmgeheugen geworden, wat uiteraard ook met de kwaliteit van deze film Casablanca te maken heeft. Uit dezelfde film komt de gevleugelde uitdrukking die üblichen Verdächtigen (Round up the usual suspects!):

Wer kommt denn heute Abend zum Essen? („Guess Who’s Coming to Dinner“)
Na, wer wohl? Die üblichen Verdächtigen!