Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

Kofferwortstraßen

Seit einigen Jahren erblüht in der Soziolinguistik das Forschungsfeld der Linguistic Landscapes, also die Erforschung der Repräsentation von Sprache im öffentlichen Raum. Man leitet daraus – mal plausibel, mal weniger – Interpretationen über den sozialen Status und die Kräfteverhältnisse von Sprachgruppen in mehrsprachigen Gesellschaften ab. Spöttische Geister behaupten, diese Forschungsrichtung sei eine etwas lebhaftere Fortschreibung der seit Jahrzehnten bestehenden und etwas dröge gewordenen „Ortstafelforschung“. Der eine oder andere Disput um mehrsprachige Ortsschilder kommt schließlich immer wieder auf: Ob in Voeren/Fourons, in Kärtnen oder brandaktuell in Norschleswig/Sütjütland.

Es ist aber keinesfalls so, dass die Schilder in mehrsprachigen Regionen ohne akuten Streit deshalb langweilig wären. Beispiele: Brüssel und Bozen. (Einmal dahingestellt, dass die Konflikte dort nicht akut sind – vielleicht nennen wir sie stattdessen latent?)

Wieso gibt es hier um die Beschilderung im Augenblick weniger Ärger als in anderen Regionen? Zunächst weil man sie vermutlich einfach normal und angemessen findet – das wäre den anderen Regionen auch zu raten. Aber es gibt einen zweiten, kleineren Faktor. Die Grammatik löst ein paar Streitpunkte ganz von allein, nämlich die Frage: Welche Sprache kommt zuerst?

Brüssel und Bozen sind in der bequemen Lage, je eine germanische und eine romanische Sprache zu kombinieren. Die beiden Sprachfamilien folgen unterschiedlichen Prinzipien. Die romanischen wollen ihren Kopf (die Konstituente, welche die grammatische Kategorisierung bestimmt) links haben, die germanischen rechts. Man kann dadurch sehr praktische Kofferwörter bilden, bei denen der mittlere Teil für beide Sprachen benutzt wird, während links der romanische Kopf und rechts der deutsche Kopf steht. Siehe beispielsweise die/der Place Masui Plein in Brüssel oder die Via Vintler Straße in Bozen. Das Niederländische und das Deutsche stehen lieber an zweiter Stelle, als dass man ihnen den Kopf abhackt und links wieder annäht.

In beiden Fällen ist auffällig, wie man bei den germanischen Sprachen in Kauf nimmt, dass weder Trennungs- oder Bindestrich geschrieben werden, noch irgendwie sonst das Kompositum kenntlich gemacht wird. Sonst ist die vermaledeite Getrenntschreibung den Sprachschützern ein Dorn im Auge, hier wird sie zum praktischen Mittel der Sprachbalance. Auf Deutsch spricht man noch einigermaßen scherzhaft von Kompositadiskriminierung, auf Niederländisch ruft man quasi schon zur Denunziation des onjuist spatiegebruik auf. In Brüssel müsste man eher von politiek correct spatiegebruik sprechen.

Die Via Vintler Straße in Bozen. (Vollmond11, CC-BY-SA-3.0)

Leider funktioniert die Kofferwortbildung nicht immer so reibungslos. Das mittlere Element kann logischerweise nur doppelt verwendet werden, wenn es in beiden Sprachen identisch ist. Meist ist das bei etablierten Übersetzungen nicht der Fall (etwa die berühmte Rue de la Loi / Wetstraat in Brüssel oder die Via dei Portici / Laubengasse in Bozen). Schwierigkeiten bereitet es auch, wenn das eigentlich gleichbedeutende und etymologisch identische Wort unterschiedliche Formen hat, siehe die Brüsseler Rue de la Madeleine / Magdalenastraat.

Die Place Masui Plein in Brüssel. (Clottonyason, CC-BY-SA-4.0)

Am leichtesten hat man es mit Eigennamen: Die sehen normalerweise gleich aus, solange man ein identisches Schriftsystem besitzt und historische Figuren wie Heilige, Päpste oder Monarchen nicht traditionell auch sprachspezifische Formen haben.

Die Schildermacher von Brüssel können alle Hoffnungen in Thronfolgerin Elisabeth setzen. Wenn man im Französischen den Großbuchstaben ohne Akzent in Kauf nimmt, sind in Zukunft sogar Straßennamen mit Kofferwörtern aus dem Namen der Regentin möglich. Eine belgischere Lösung als die Rue Elisabeth Straat ist wohl kaum vorstellbar. Vorausgesetzt es gibt bis dahin nicht plötzlich eine Place de la Republique / Republieksplein.

Waterloo

‘Dat België een munt van 2,5 euro uitbrengt om de Fransen te pesten, is het grappigste dat het land ooit gedaan heeft.’ Buitenlandse media vinden het duidelijk best grappig dat er een speciale munt komt om de Slag van Waterloo te herdenken. Tegen de zin van de Fransen.

Als u af en toe op Mooi meegenomen (in het menu rechts) klikt, hebt u dat in De Standaard kunnen lezen.

Waterloo – Nederlandser kan een naam eigenlijk niet zijn. Het Belgische Waterloo ligt echter in de provincie Waals-Brabant, met andere woorden in Franstalig België.
Vreemd? Ach, welnee!

De Nederlands-Franse taalgrens is in de loop der tijden verschoven. Waterloo was ooit een Nederlandstalig plaatsje maar het Frans rukte op en was blijkbaar niet te stuiten. Het verschuiven van die taalgrens naar het noorden was voor de Belgische regering aanleiding – na de tienjaarlijkse taaltellingen (welke taal spreken hoeveel burgers in welke streek?) – de taalgrens in 1963 wettelijk vast te leggen. België zou eens volledig kunnen verfransen (französisieren)… dat was niet de bedoeling, dat was niet wenselijk! Men streefde naar duidelijk afgebakende taalgebieden. En zo kwam Waterloo net ten zuiden van de taalgrens te liggen.

Dit verschuiven van de taalgrens naar het noorden kunnen we overigens ook nog aflezen van de plaatsnaam  Dunkerque / Duinkerken in het Franse district Nord-Pas-de-Calais. Rijsel is de Nederlandse naam voor Lille en Atrecht voor Arras. In de 16e eeuw hoorde dit gebied bij de Zeventien Provinciën. En daarvoor deels bij het historische graafschap Vlaanderen.

De leeuw van Waterloo (Jean-Pol Grandmont, CC-BY-SA-3.0)

Enfin, in 1815 rukte Napoleon weer op en hier, op het Vlaamse platteland, werd hij definitief verslagen. De Duitsers hebben de mooie uitdrukking sein Waterloo erleben voor een verpletterende nederlaag lijden.

Ziet u hier links dat leeuwtje op het topje van de piramide? Daarmee is iets bijzonders aan de hand (damit hat es eine besondere Bewandtnis). Na Waterloo werd Europa herverdeeld en aan de Noordzee ontstond het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De zoon van de laatste Oranje-stadhouder Willem V werd tot koning gekroond. Dit monument werd op bevel van koning Willem I ter ere van zijn zoon, de prins van Oranje (hij had dapper meegevochten en was gewond geraakt aan zijn schouder) opgericht.

ABBA (AVRO, CC-BY-SA-3.0)

De Belgen geven nu een herdenkingsmunt uit waarmee je niet eens kunt betalen omdat Frankrijk met een veto dreigde als het een munt van € 2,00 zou worden. Beetje flauw (kleinlich) van die Fransen.

Dat de Zweden niet meevochten in Waterloo, daar zitten ze niet mee…
In 1974 versloegen ze de rest van (West-)Europa!

So how could I ever refuse
I feel like I win when I lose

Waterloo, knowing my fate is to be with you
Waterloo, finally facing my Waterloo…

Wat een zootje!

U herinnert zich dat de klassiekers me afleidden van het echte werk? U bleef op uw honger zitten en vraagt zich af wat waterzooi is? Vandaag is uw dag!

Laten we beginnen met het recept. Zoals wel vaker het geval bij klassieke gerechten, heeft elke familie een eigen recept en eigen voorkeuren. Mijn grootmoeder (geboren in het begin van de twintigste eeuw) vindt (jawel, presens, ze leeft!) dat je geen waterzooi kan maken zonder peterseliewortel (D. Wurzelpetersilie), een ingrediënt dat je tot haar spijt maar moeilijk in de winkels vindt. Dan maar geen waterzooi, zegt ze.

Jeroen Meus is pragmatischer en stelt een erg goed recept voor – met makkelijk te vinden ingrediënten. Samen met veel andere Belgische klassiekers vindt u het op de site van zijn dagelijks tv-programma Dagelijkse kost. Kijk onder Gentse Waterzooi, want dat is de variant die het bekendste werd (mijn grootmoeder komt uit Meerbeke, bij Ninove, niet bekend om zijn waterzooi, wel als dorp waar bijna 40 jaar de finish van de wielerklassieker de Ronde van Vlaanderen lag).

De ongekroonde koning van de Belgische keuken, want zo mogen we Jeroen Meus wel noemen, raadt u overigens aan om vooral de bouillon (D. die Brühe) zelf te maken: gebruik geen bouillonblokjes, dat is rotzooi!

Waterzooi en rotzooi, dat lijkt wel een samenstelling met een morfeem -zooi. Maar wat betekent dat dan? Een interessant woordveld, zo blijkt. Het substantief zode/zooi is verwant met het werkwoord zieden (dat u kent uit de uitdrukking zieden van woede, D. kochen vor Wut). In de Middelnederlandse vorm suede herkent u misschien het D. Sud, net zoals het Nederlandse zooi met Ablaut gevormd van het werkwoord sieden. De -d- viel weg  tussen de twee klinkers (d-syncope, zoals bij rode/rooie). Het is het kookvocht, of het vocht dat overblijft nadat je er iets in gekookt hebt. Waterzooi is water waarin je groenten en vis gekookt hebt, meer bepaald is waterzooi het gerecht dat zo onstaat.

De stap van „kooksel“ naar „grote hoeveelheid ongeregeld dingen“ is niet groot, dat ziet u snel als u een paar foto’s van waterzooi googelt. De samenstelling rotzooi is gemaakt op basis van die negatieve betekenis met een eerste deel rot- dat hier „beroerd, akelig, smerig“ betekent.

Van zode/zooi kan je ook zooitje of zootje maken. Heeft u er een zootje van gemaakt (D. etwas volkommen versauen, durcheinander bringen)? Of zijn uw studenten/kinderen (kies gerust zelf) een zootje ongeregeld (D. eine Horde Chaoten) en u hebt geen sofa? Laat ze dan hun (hele) zootje inpakken (D. ihren Krempel packen)!

Het vrolijke huisgezin – een zootje ongeregeld? (Jan Steen, Rijksmuseum, PD)

Drs. P. is niet meer

Een groot taalvirtuoos heeft helaas zijn dodenrit gemaakt

R. Bogaerts / Anefo, CC-Zero

Dat las ik op de nieuwssite van de NOS.
Opdat u de toespeling in deze zin begrijpt, geef ik de link naar de blogpost Trojka en tevens naar andere bijdragen waarin naar deze buitengewone taalkunstenaar verwezen wordt.

NRC brengt de vijf beste liedjes, Trouw een interview van 2012 en de Volkskrant heeft nog een mooi gedicht. De Belgische Standaard noemt Knolraap en lof, schorseneren en prei zijn bekendste lied. In de Morgen staat een brief van Jan De Smet aan Drs. P.
Op deze sites vindt u ook video’s.

Ja, ik ben een grote fan. En ik hou het met Fokke en Sukke (zie VPRO): … tsjiep, tsjiep, tsjiep, tsjiep.

Ouwe lullen en krasse knarren

Het afgelopen weekend heb ik een fietstochtje langs de Rotte gemaakt. De Rotte is het riviertje waaraan Rotterdam zijn naam te danken heeft. Ik moest het eerst even zoeken want in de loop der tijden heeft men het stroompje in allerlei richtingen gedwongen (geen cm² grond of cm³ water die de Nederlander niet heeft getracht naar zijn hand te zetten: wat is natuur nog in dit land?) maar uiteindelijk: het was zeer de moeite waard!
Het was een prachtige fietstocht langs het water waarop diverse roeikategorieën (vier met stuurman, de dubbel twee, de vier zonder, de skiff, de acht enz.), aan het trainen waren. De sportievelingen hadden overwegend grijs, geverfd rood (een Italiaanse vriendin noemde dat eens la rossa di menopausa) of geen haar.
Ja, zei mijn broer, die met me mee fietste, allemaal krasse knarren! Met andere woorden: actieve, sportieve 60-plussers. En die uitdrukking hebben we te danken aan het duo Van Kooten en De Bie (1993).

V.l.n.r. Bewolking, Erwin Kroll, Denemarken (NOS, CC-BY-SA-3.0-NL)

In de Volkskrant stond laatst een artikel (achter de muur) over de krasse knarren van het NOS Journaal. De „weerman“ Erwin Kroll kon als geen ander het verschrikkelijkste lagedrukgebied zo enthousiast aankondigen dat je er helemaal blij van werd en er vol verwachting naar uitkeek.

Philip Freriks, al kras in 1977 (NOS, CC-BY-SA-3.0-NL)

Philip Freriks was nieuwslezer en (is?) „dicteetor“ van het Groot Dictee der Nederlandse Taal. Kent u – dit terzijde – ook maar één ander volk dat in de week voor kerst (Weihnachten) met een blocnote voor de buis (Fernsehen) gaat zitten om een dictee te schrijven?

Erwin en Philip zijn gouwe ouwe (Oldies) van de Nederlandse televisie. Samen maken ze de uitzending Lekker weertje voor de publieke omroep (den öffentlich-rechtlichen Sender) MAX – de omroepvereniging voor mensen van 50 jaar en ouder. Knarren voor Knarren, dus.

De etymologiebank noemt als oorspronkelijke betekenis van knar: boomstronk (Baumstrunk). De Dikke vertaalt knar met zähe(r) Alte(r). Kortom, met krasse knarren dient u rekening te houden.

Een lul is – waar heb ik dat gelezen? – eigenlijk een mannelijk lid in rusttoestand (männliches Glied in Ruhestand). Wordt met dit woord een manspersoon aangeduid, betekent het het tegenovergestelde van een knar. Een ouwe lul is hetzelfde in het kwadraat. Een ouwelullendag is een zusätzlicher Urlaubstag für ältere Arbeitnehmer, en ouwelullenmuziek (die hoempa-avonden op ARD en ZDF) is Seniorenmusik. En wat vindt u van een lulletje rozenwater (ein Waschlappen)?

Als ik dan toch een keuze moet maken – en er is echt geen krasse knar in de buurt – dan verkies ik de gezelllige ouwehoer boven de lulhannes (Quatschkopf).

Belgien begreifen

Wer begreift schon Belgien? Wir versuchen uns daran, es begreiflicher zu machen.

Und zwar nicht nur hier auf unserem Blog: Unter dem Titel Waffeleisenpolitik und Streit um Sprachen macht die Niederländische Philologie der FU mit bei der Langen Nacht der Wissenschaften 2015.

Auf dem Programm: Quizspiele und Rätsel zu Sprachen und Kultur in Belgien, frische Waffeln und Zitronengenever, Comics und Gedichte, belgische Musik und Basteln für Kinder.

Um 19:00 Uhr und 21:00 Uhr gibt es zusätzliche Erläuterungen von Matthias Hüning zur sprachlichen und politischen Komplexität Belgiens unter dem Titel

Warum dieser Vortrag nicht auf Belgisch sein kann

Die Beiträge wurden gemeinsam mit Studierenden erarbeitet, die sich damit zugleich auf eine landeskundliche Exkursion im kommenden August vorbereitet haben.

Alle Belgien-Neugierigen sind herzlich eingeladen, uns zu besuchen:

Samstag, 13.06.2015, 17.00 bis 0.00 Uhr

Rost-/Silberlaube der Freien Universität Berlin (Habelschwerdter Allee 45)

Raum K 24/11

Weitere Informationen zu Anfahrt, Eintritt und Programm gibt es auf der Website der Langen Nacht der Wissenschaften.

Taxiën

Dass man auf Niederländisch zur Arbeit treinen oder fietsen kann, ist inzwischen keine Neuigkeit mehr. Zur Arbeit zu taxiën käme wohl kaum jemanden in den Sinn. Einerseits aus Kostengründen, andererseits der Grammatik wegen. Mit dem Taxi fahren und taxiën sind eben zwei verschiedene Dinge.

Taxiën kann nur ein Flugzeug, nämlich auf dem Weg zwischen Terminal und Start- oder Landebahn. Ein deutsches Verb mit der entsprechenden engen Bedeutung scheint übrigens im allgemeinen Sprachgebrauch kaum üblich, man würde eher schlichtweg rollen oder fahren sagen.

Aber warum ist taxiën eigentlich kein gebräuchlicher Begriff für „mit dem Taxi fahren“? Bei treinen oder fietsen funktioniert es doch einwandfrei. Der Grund liegt wohl darin, dass taxiën gar keine implizite Transposition ist wie bei den anderen Verben. Hintergrund ist nicht direkt de taxi, sondern das englische Verb to taxi. Auch dieses Verb bedeutet in der Regel gerade nicht „mit dem Taxi fahren“, sondern „das Flugzeug über das Rollfeld bewegen“. Taxiën ist also ein Lehnwort, das schon vorher ein Verb war, nun aber die niederländische Verbmorphologie hinzubekommen hat, inklusive Trema in der Schreibweise.

Auch in der Aussprache hat es sich schon recht klar batavisiert. Bei den Durchsagen von KLM-Piloten hörte ich kürzlich verschiedene Vokale im Spektrum vom völlig niederländischen [a] bis zum englischeren [æ]. Noch interessanter ist, dass dabei auch das [s] in der Affrikate [ks] ziemlich Niederlande-typisch eine Tendenz zum [ʃ] hatte.

Die „Paramaribo“ beim Taxiing in Schiphol. (Alf van Beem, CC-zero)

Die Wortherkunft von taxiën wirkt völlig transparent, ist aber auf den zweiten Blick gar nicht so klar. Das Taxi ist ursprünglich vom Taxameter abgeleitet, das die streckenabhängige Gebühr (lat. taxa) berechnet. Aber wie kommt man von da aus zum englischen taxiway bzw. zum taxiën? Verschiedene Erklärungen werden angeboten: Entweder hat man das Flugzeug selbst als „Taxi“ bezeichnet, oder man erkannte im langsamen Rollen das Verhalten eines Taxifahrers wieder, der auf Kundensuche ist. Vielleicht hängt es auch damit zusammen, dass der Vorgang des Hilfstransports von A nach B die Bedeutung von „Taxi“ vererbt hat.

Mit einem Taxameter hat aber das taxiën glücklicherweise nichts mehr zu tun. Streckenabhängige Gebühren auf dem Rollfeld würden die Passagiere sehr ärgern, wenn ihre Maschine die polderbaan in Schiphol oder die neue Südbahn in Berlin-Schönefeld mit einer Taxizeit von bis zu 20 Minuten benutzen müssen.

Belgische klassiekers

U weet intussen dat ik een zwak heb voor lekker eten. In een leuk opiniestuk op deredactie.be lees ik over de brasseriekeuken, en welke gerechten je daar voorgeschoteld krijgt. Met mijn voelsprieten voor deze blog op scherp scan ik de tekst grondig, en ja hoor, veel interessant materiaal. Ik zou iets kunnen schrijven over waterzooi, over een coupe brésilienne of over palingen en alen. Maar eerst is er een ander woord dat onze aandacht trekt: de klassieker.

Van het voorgerecht over het hoofdgerecht tot het nagerecht, in de brasseriekeuken vind je veel klassieke gerechten:

Een echte klassieker is de onverwoestbare tomaat-garnaal.
Nog een klassieker is de Vlaamse stoverij (stoofvlees), of het hammetje met mosterdsaus.
Zes klassiekers geven we u nog mee, we sommen ze op met de ogen toe: crème brûlée, coupe Brésilienne, Dame Blanche, Banana Split, tiramisu en warme appeltaart met ijs.

Eddy Merckx NIET in de Ronde van Vlaanderen (Foto43, CC-BY-2.0)

Een klassieker is in Nederland vooral bekend als een wielerwedstrijd. Prisma specificeert: klassiekers zijn eendaagse wielerwedstrijden op de weg, dus wel Luik-Bastenaken-Luik (of: Liège – Bastogne – Liège) maar niet de Ronde van Frankrijk, en ook geen veldrijden. Ja, wielrennen is een serieuze zaak in de Lage Landen. Het is zelfs literatuur, vraag maar aan Tim Krabbé (net een nieuw boek uit!) of aan Ann De Craemer (binnenkort in Berlijn!). In deze betekenis wordt klassieker nu ook in het wielrennen in Nederland gebruikt.

In andere contexten kiest men in Nederland vooral voor klassieken: een veelgelezen of algemeen bekend boek of schrijver (bv. de Russische klassieken Tolstoj en Dostojewski).

In België wordt klassiekers gebruikt in veel contexten waar het gaat om iets met een lange traditie, iets dat als typisch en authentiek geldt (bv. de Russische klassiekers en, in de voorbeelden hierboven, Belgische culinaire klassiekers).

Is het ene juist, en het andere fout? Nee. Het is anders, meer niet. Het was wel lange tijd fout: bij Onze Taal kan je lezen dat klassieker pas sinds 1984 zonder label in Van Dale staat. Daarvoor werd het als germanisme beschouwd, overgenomen dus uit het Duits (der Klassiker). Het lijkt er wel op dat de klassieker uit de wielerwedstrijden de wegbereider was voor meer klassiekers in Nederland.

En als ooit een classicus uw pad kruist, denk dan niet dat u met een sportman te maken heeft: de brave man kent de Olympus waarschijnlijk beter dan de Mont Ventoux . Een classicus (vrouwelijk vorm de classica) bestudeert de klassieke talen Latijn en Grieks (D. Altphilologe/in).

Weer warm weer

Weer 25° vandaag in Berlijn!

Zo’n jaar geleden, op 10 juni, was ik ook in de weer (bemüht) met mijn tuinslang (Gartenschlauch). Niet dat ik een tuin heb, maar tegen deze temperatuur zijn mijn balkonplanten niet opgewassen (aufgewachsen? Nee! sie sind der Temperatur nicht gewachsen). Wat extra water maakt ze weerbestendig. Veel werk, maar ik hoop toch dat het weer niet omslaat en het weer begint te regenen.

Weer_kl

Foto: JR

Dat was het weer (Wetter) voor vandaag… een niemendalletje, een tussendoortje als het ware (sozusagen).

Morgen heeft Truus de Wilde weer (wieder) het woord.

De jongen van mijn merel zijn overigens net uitgevlogen (flügge geworden).

Holländisches Wasser und groene sja

Seit Jahrhunderten schon sind die Niederländer in Asien unterwegs, früher mit Schiffen, heute auch mit ihren knallblauen Flugzeugen. Mit einem dieser Flugzeuge nahmen sie mich mit nach Hongkong.

Verglichen mit Großbritannien kann man die Niederlande sicher nicht direkt als prägend für die Stadt im Perlflussdelta ansehen. Aber sie hatten natürlich im Rahmen der langen Übersee- und Kolonialgeschichte auch in China ihre Finger im Spiel. Zu den weniger appetitlichen Kapiteln gehört der niederländische Anteil am Opiumhandel. Die sprachlichen Kontakte sind deutlich erfrischender.

Dem Kantonesischen, gegenüber dem Mandarin bzw. Putonghua im südlichen China die häufiger benutzte Sprache im Alltag, lieferte das Niederländische das sogenannte holländische Wasser. Wie ein Blogkollege aus Singapur berichtet, brachten die niederländischen Seeleute und Händler die leckersten Fruchtgetränke und Limonaden nach Asien. Zunächst als Vitaminlieferanten für die Seereise gedacht, schmeckten sie natürlich auch den Menschen am ‚duftenden Hafen‘. Und das obwohl einer Legende nach ein Wasserfall mit süßem Wasser der Stadt ihren Namen gegeben haben soll. Heute umfasst Ho Lan Shui (荷兰水) jedenfalls eher solche Getränke, die im Übermaß Zucker und künstliches Fruchtaroma enthalten.

Große Auswahl an Ho Lan Shui in Hongkong. (Foto: Isirajohtauol, CC-BY-SA-3.0)

Da die Niederländer im Vergleich zu anderen europäischen Kolonial- und Handelsmächten früh in Asien aufkreuzten, könnte sich das Attribut holländisch nicht nur für Softdrinks durchsetzen, sondern in verschiedenen Sprachen Ost- und Südostasiens insgesamt stellvertretend für „fremd“ oder „ausländisch“. Das gilt zum Beispiel im Kantonesischen auch für die Holland-Erbsen (dt. Zuckererbsen, nl. peultjes).

Nun hätte der koloniale Handel den Niederländern nicht so viel Freude bereitet, wenn sie nicht selbst ihren Nutzen daraus gezogen hätten. Wieder haben es ihnen die Getränke angetan: Bei der Etymologie des Worts Tee, thee, thé oder tea war das Niederländische ein entscheidender Katalysator: Von Malta bis zum Nordkap heißt das wohlschmeckende Heißgetränk so. An dieser Form sieht man erneut, dass die niederländischen Handelskontakte sich vor allem in Südostchina und auf Taiwan abspielten. Nur dort konnte man aus dem Hokkien ein Wort in der Form [te] entlehnen. Im Mandarin und auf Kantonesisch sieht das Wort ganz anders aus: Hätten die Niederländer in Hongkong und Umgebung mehr Handel getrieben, wie die Portugiesen (chá), oder den Tee wie die Russen (Чай) über den Landweg aus dem nördlichen China bekommen, dann würde man statt groene thee heute vielleicht groene sja bestellen.