Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

Peter Schmitz uit Eupen

Philipp Krämer heeft Ostbelgien (de Oostkantons, de Duitstalige Gemeenschap) in de schijnwerpers gezet. We hebben al eens eerder geschreven over de betekenis van de Groote Oorlog en de klaproos voor België.

Ik kan niet nalaten te wijzen op een wel heel bijzonder boek:
Peter Schmitz, Golgatha, ein Kriegsroman, Hrsg. und eingel. von Philippe Beck. Mit einem Vorw. von Els Herrebout und einem Nachw. von Helmut Donat. – Bremen : Donat, 2014.

Klaproos (Foto: Eva K., CC-BY-SA-2.5,2.0,1.0)

Peter Schmitz (1887-1938) uit Eupen vocht in de Eerste Wereldoorlog aan Duitse zijde (en wel met Eifelbewoners maar ook met Franstalige streekgenoten aan zijn zijde) en overleefde – als overtuigd pacifist. Zijn anti-oorlogsroman Golgatha (1937) waarin hij zijn ervaringen verwerkte, verscheen bij Paul Kaiser Verlag in Eupen (dat na 1918 Belgisch was geworden). Aan publicatie in Duitsland viel niet te denken. En niet alleen dat:

Nach dem Einmarsch der Wehrmacht in Belgien am 10. Mai 1940 wurde seine Witwe mehrmals verhört, seine Tochter in ein Arbeitslager geschickt und sein Grab in einer Nacht-und-Nebel-Aktion vom Ehrenfriedhof der Stadt entfernt. Alle auffindbaren Exemplare des Romans wurden vernichtet […] (Wikipedia)

Peter Schmitz werd ausgelöscht.

Golgatha, ein Kriegsroman is vorig jaar als het ware (sozusagen) voor een tweede keer voor het eerst verschenen. Lezen!

Oud-België en Nieuw-België

België is een ontzettend rijk land. Bijna alle delen van het Koninkrijk bestaan twee of drie keer, soms zelfs in het buitenland. Het historische Brabant is verdeeld over de gewesten Wallonië en Vlaanderen, en het noordelijke gedeelte ligt in het zuiden van Nederland en heet daar Noord-Brabant. Ook Limburg heeft een Vlaams en een Nederlands deel. Luxemburg is niet alleen een groothertogdom, maar ook een provincie in Wallonië. West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen maken deel uit van het gewest dat ook weer Vlaanderen heet (om heel precies te zijn: het Vlaams gewest). En Brussel is een gemeente van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Dit alleen is ingewikkeld genoeg. Maar België bestaat zelf twee keer. Er is Oud-België en Nieuw-België. In het Nederlands zijn dit geen bekende begrippen. Op Google vind ik een frituur in Antwerpen die “Oud-België” heet, of het bekende concertgebouw Ancienne Belgique in Brussel, maar geen geografische naam. Ook in het Duits is er vandaag minder sprake van Altbelgien en Neubelgien. Bent u ooit in Nieuw-België geweest? Misschien weet u het niet eens. Ondanks het koloniale verleden is Nieuw-België geen idyllisch eiland in de Caraïbische Zee of in Afrika, maar het maakt deel uit van hedendaags België.

Weismes (Frans: Waimes) heeft een Franstalige meerderheid en ligt in „Nieuw-België“, maar behoort niet tot de Duitstalige gemeenschap. (Foto: G. Friedrich, CC-BY-3.0)

Na de Eerste Wereldoorlog kwamen de Duitstalige regio’s rond Eupen en St.Vith onder Belgisch bestuur. Deze streek werd Neubelgien genoemd. Soms (of zelfs vaker) spreken we van de Ostkantone (Nl. Oostkantons) – dit komt ook al vrij ouderwets over – of gewoon van Ostbelgien. Altbelgien was dus het hele gebied dat al eerder Belgisch was, maar in het bijzonder ook de streken in het Oosten waar al voor de oorlog Duitstaligen woonden. Dit betreft bijvoorbeeld de zogenaamde Platdietse streek (Du. Plattdeutsche Gemeinden) en ook de mensen in de omgeving van Aarlen (Frans: Arlon, Duits verouderd: Arel) in de provincie Luxemburg. Vandaag is het niet accuraat of politiek correct de Platdietsen en Luxemburgstaligen gewoon tot de Duitstaligen te rekenen.

Tegenwoordig spreekt men officieel van Duitstalige Gemeenschap voor de politieke entiteit met een eigen gemeenschapsregering (verg. Vlaamse en Franse Gemeenschap). Nieuw-België en Oud-België hebben slechts een historische betekenis. Ostbelgien en Deutschsprachige Gemeinschaft (in het Duits soms afgekort met DG) worden vaak synoniem gebruikt. De vraag of deze delen van het land eerder of later Belgisch werden heeft vandaag geen belang meer.

Is dit ook de reden waarom Nieuw-België en Oud-België in het Nederlands geen gebruikelijke begrippen zijn en nooit waren? Misschien was het voor de Nederlandstalige Belgen gewoon niet belangrijk genoeg, hoe en wanneer de verhouding tussen Franstalige en Duitstalige Belgen veranderde.

Zondag

Bent u al eens op zondag naar de site van het Reformatorisch Dagblad gesurft?

Ga maar eens kijken. Morgen is er weer een dag, moet u maar denken.

De „bible belt“ in Nederland (DannyK123, CC-BY-SA-4.0)

De zondag is een heilige dag die sommige gelovigen helemaal aan God wijden. Vooral bij streng gereformeerde kerkgenootschappen is er een strikte heiliging van de zondag. In Nederland zijn de protestanten meestal calvinisten (niet luthers, zoals de meeste in Duitsland), sommige liberaler dan andere.  Op de afbeelding kunt u zien waar veel streng gereformeerden (stemmers op de SGP-Staatkundig Gereformeerde Partij) wonen. Die gordel wordt ook de Nederlandse „bible belt“ genoemd.

Met het oog op die heilige zondagse rust vallen verkiezingen in Nederland nooit op zondag (wel op woensdag).

Ook de feestdag van de Oranjes, Koninginnedag (vroeger)/Koningsdag (nu), wordt niet op zondag gevierd. Willem-Alexander is jarig op 27 april, in 2014 was dat een zondag. Zijn eerste verjaardagspartijtje als koning (na zijn kroning op 30 april 2013) werd daarom al op zaterdag 26 april gevierd. De volgende Koningsdag is op maandag 27 april 2015.

In België (overwegend katholiek) vallen verkiezingen altijd op zondag. De vorige verkiezingen waren op 25 mei 2014. We schreven erover in een stukje Zweden.

Als uw geloof u wel toestaat om op zondag te surfen, kijk dan even op kerkzoeker.nl en leer meer over kerken in Nederland. Voor als u altijd al wilde weten hoe het precies zit met gereformeerd en evangelisch en bevindelijk gereformeerd.

Ceci n’est pas…

Eerst nog even een woordje over Nederland, een postscriptum bij het Gouden Kalf. Het Internationale Filmfestival Rotterdam (IFFR) is het grootste filmfestival in Nederland. Logo: een tijgerkopje.

Als we het over België gaan hebben, moeten we uiteraard een tweedeling maken: Vlaams – Waals. Het Internationaal Filmfestival van Vlaanderen-Gent reikte vroeger de Joseph Plateauprijs uit. In 2011 ontvingen de broers Dardenne de prijs voor Waals talent (goed gezien door de Vlamingen). Op het Filmfestival van Oostende (FFO) worden tegenwoordig de Ensors uitgereikt.
De filmprijs van de Franse Gemeenschap is de Magritte du cinéma. Ook daar komen we, zo’n week geleden, de broers Dardenne tegen. En er waren drie Magrittes voor Marina van Stijn Coninx.

De Belgen hebben dus gekozen voor twee kunstschilders – niks geen dieren.

PotsdamSchloss_klein

Stadtschloss Potsdam (Foto: JR)

James Ensor, Engelse naam, maar geboren, getogen en overleden in Oostende. Voor zijn Intocht van Christus te Brussel moet u naar Los Angeles, maar hier krijgt u ook een indruk van zijn kunst.

En René Magritte? Wie kent niet zijn „Ceci n’est pas une pipe.„?

In tegenstelling tot Berlijn, waar alles alleen maar duurt en nooit (zo lijkt het wel) af (fertig) raakt, heeft Potsdam uit het niets het Stadtschloss doen herrijzen. Ik ben geen voorstander van dit soort Disney-reconstructies, maar de Potsdammers bewezen humor: op de westelijke gevel prijkt de spreuk: Ceci n’est pas un château. Chapeau, Potsdam!

Authentiek

LotteAuthentiek is een modewoord.  Tegenwoordig wil iedereen authentiek zijn. Volgens mij komt het binnenkort op de lijst van verboden woorden in een persbericht. Maar deze authentieke nieuwjaarsbrief willen we hier met u delen.

Een schattig handschrift, een rijmende brief, de datum onderaan, de naam voorafgegaan door „je kapoen“ (enkel in België voor deugniet, D. Bengel, Schalk) – deze brief is zó authentiek!

De schuchterheid en de rode wangetjes bij het voorlezen moet u er zelf bijdenken…

Lange woorden

Er is een Twitter-account met de naam @langstewoord die dagelijks „mooie lange woorden uit het nieuws“ twittert. Een greep uit de tweets van de afgelopen dagen: versleutelingsproject, zomerprogrammering, geslachtsverandering, privacywerkgroep, zwangerschapspreventie, thuiszorgorganisatie. Ja, denk ik dan, allemaal mooie woorden. Maar lang?

Het Nederlands is een prachtige taal, maar die samenstellingen, daar hebben ze toch echt geen kaas van gegeten in de Lage Landen. Kijk, dit is een lang woord: Bundeswehrattraktivitätssteigerungsgesetz. Zo heet een actueel wetsvoorstel van de Duitse minister van defensie, Ursula von der Leyen.

Foto: Dirk Vorderstraße (CC BY 3.0)

Okay – ik geef onmiddelijk toe dat dergelijke samenstellingen met vijf elementen (Bundes-wehr-attraktivitäts-steigerungs-gesetz) ook in het Duits niet zo heel vaak voorkomen. Je vindt ze wel, maar dan meestal in geschreven vaktalige teksten: Jugendmedienschutzstaatsvertrag, Leichtbaunockenwellenversteller, Hochleistungslaserdiodenarray enz.

En laat ik in dit verband vooral ook niet vergeten u nog eens te wijzen op het befaamde woord Rindfleischetikettierungsüberwachungsaufgabenübertragungsgesetz (zie Wikipedia). Jawel, een zevenledige samenstelling met 63 letters.

Dit woord is natuurlijk een bureaucratische uitzondering, maar vier woorden combineren tot een samenstelling, dat doen we graag en vaak in het Duits als we complexe zaken willen benoemen. Wat dacht je van de Reisekomplettschutzversicherung, de Lohnsteuerjahresausgleich of van de Weiterbildungsdienstleistungen? In de rechtstaal lijken ze er zelfs een hobby van te hebben gemaakt: Steuervergünstigungsabbaugesetz of Arbeiterunfallversicherungsgesetz.

En drieledige samenstellingen, daar draaien we onze hand al helemaal niet voor om. Die zijn zelfs in gesproken taal redelijk gewoon. Het gaat dan om woorden als Rentenversicherungspflicht of Kompetenzfeststellungsverfahren, maar ook om meer ’normale‘ woorden als Literaturverwaltungsprogramm of Ladenschlusszeiten.

In het Nederlands is dit zo’n beetje de limiet: drieledige samenstellingen komen nog wel voor (naast de al genoemde thuiszorgorganisatie vinden we in het lijstje van @langstewoord o.a. hypotheekrenteaftrek, mensenrechtenschending, onderwateronderzoek, kinderopvangtoeslag enz.), maar samenstellingen met meer leden zijn zeldzaam (@langstewoord had vorig jaar bijvoorbeeld babymelkpoederautomaat of paardenvleesschandaalbedrijf).

In principe is er – in taalstructureel opzicht – noch in het Duits noch in het Nederlands een bovengrens. Toen ik onlangs het woord Bundeswehrattraktivitätssteigerungsgesetz op Twitter noemde, vroeg @JDSnel dan ook meteen naar de Bundeswehrattraktivitätssteigerungsgesetzesdebatte. Nominale samenstelling is immers een ‚recursief procédé‘: je kunt er altijd nog wel een woordje bij doen.

Het verschil tussen het Nederlands en het Duits ligt hem vooral in de langewoordenacceptatiebereidheid. Sprekers van het Nederlands accepteren (en gebruiken) soms wel drieledige samenstellingen, maar nog langere woorden zijn ongeliefd, bijna uitgesloten. Dan geven ze de voorkeur aan een syntactische oplossing (‚de bereidheid om lange woorden te accepteren‘).

In het Duits ligt de ‚Schmerzgrenze‘ net iets hoger: vierledige samenstellingen zijn vaak nog zeer acceptabel, nog langere woorden daarentegen vinden we ook in het Duits over het algemeen niet mooi. Ze gelden al gauw als bureaucratische monsters. Het is daarom ook nog maar de vraag of het Bundeswehrattraktivitätssteigerungsgesetz werkelijk zal kunnen bijdragen tot de verhoging van de attractiviteit van het Duitse leger.

Tour & Taxis

Gedenkplaat in Brussel (Foto: myself, CC-BY-SA-4.0)

Jaren geleden hoorde ik een Brusselse collega spreken over Thurn en taxi’s. Ik vond dat wel leuk; tenslotte heeft de familie Thurn und Taxis veel kapitaal vergaard met koeriers- en postkoetsdiensten door heel Europa en zetelde lange tijd in het Brusselse. In het Duits wordt de naam uitgesproken als Taxis (korte i), wat je, als je van de Nederlandse spellingregels uitgaat, ook zou moeten doen.
Enfin, met het vervoermiddel taxi heeft die naam niets te maken. Hij schijnt afgeleid te zijn van de berg Tasso (Del Tasso of De Tassis) en is later verbasterd. Over de herkomst van het woord taxi leest u hier meer.

Ook mogelijk dat de uitspraak taxi’s met de Brusselse omgeving van mijn collega samenhing. De Franstaligen maakten er namelijk Tour et Taxis van.

Tour et Taxis (Foto: Torsade de Pointes, CC-Zero)

Hoe kom ik daar nou op?

Zo’n 2000 ambtenaren, werkzaam bij de Vlaamse overheid, zullen in 2017 naar een nieuwe werkplek moeten verhuizen: ze gaan van het Boudewijngebouw (700 meter lopen van het Noordstation) naar Tour & Taxis (1000 meter lopen van het Noordstation). Begrijpelijkerwijs is het protest niet van de lucht (nimmt kein Ende): veel verder weg, dus twee uur vroeger opstaan en dan ook nog door die onveilige, ja zelfs gevaarlijke, buurt …

De Vlaamse overheid organiseerde verkenningswandelingen en nu is er een brochure met een doe-het-zelf-wandeling verschenen, lees ik in De Standaard. In onderstaand filmpje gaat een stelletje ambtenaren, een taskforce, op expeditie naar het verre Tour & Taxis.
Ik vind dat nieuwe onderkomen (rechtsboven) trouwens helemaal zo gek nog niet.

Von einem Zwilling befallen II

Zu einem Teil I gehört immer ein Teil II. Das gilt für zweiteilige Blogbeiträge ebenso wie für Zwillingspaare. Zwillinge zur Welt zu bringen, das ist oft im Wortsinne eine schwere Geburt (auch im Ndl. wörtlich oder in übertragener Bedeutung: een zware bevalling). Eine schwere Geburt ist es außerdem für Deutschsprachige, mit dem niederländischen tweeling zurecht zu kommen. Verwirrend ist hier der Singular: Een tweeling übersetzt man üblicherweise auf Deutsch mit Zwillinge, oder mit ein Zwillingspaar, wenn man aus stilistischen Gründen unbedingt einen Singular haben möchte.

Ein Zwilling ist im Deutschen nicht völlig ungrammatisch, aber markiert. Wie sehr diese Form morphologisch und semantisch eingeschränkt ist, zeigt etwa die Tatsache, dass man daraus nicht so recht die feminine Variante *die Zwillingin bilden kann. Will man dies umgehen, braucht man die Zwillingsschwester oder den Zwillingsbruder und muss zu einem Kompositum greifen.

Der niederländische tweeling zeigt mit dem Singular ganz deutlich, dass die beiden Menschen als Einheit aufgefasst werden. Allerdings kann man mit een tweeling auch eine der beiden Personen einzeln bezeichnen. Tweelingen im Plural betont noch einmal gesondert, dass beide einzeln gemeint sind, aber zusammen vorkommen, etwa De tweelingen dragen broeken in verschillende kleuren.

Im Singular ist der tweeling also zweideutig: Er kann das Paar bezeichnen, aber auch nur einen der beiden. Im Zweifelsfall braucht man die Betonung zur Unterscheidung, oder muss aus dem Kontext erschließen, was gemeint ist:

De vrouw beviel van een tweeling.

Ganz kontextfrei nimmt man bei dieser Aussage an, dass eine Frau Zwillinge zur Welt brachte.

De vrouw beviel van één tweeling (en pas later van de tweede.)

Betont man den Singular so, dann impliziert das zum Beispiel: Ein Kind kam auf die Welt, das andere lässt noch auf sich warten (was bei Zwillingsgeburten häufiger vorkommt.)

In ganz speziellen Zusammenhängen kann aber auch die Betonung nicht helfen, und nur der Kontext liefert eindeutige Hinweise, zum Beispiel bei diesem Satz:

Hij spreekt maar met één tweeling.

Es gibt je nach Situation zwei Möglichkeiten. Entweder spricht er mit einer Person, dessen Zwillingsbruder oder –schwester er ignoriert. Man würde es dann wahrscheinlich eindeutiger formulieren, etwa Hij spreekt maar met één van de twee. Oder aber er spricht mit nur einem Zwillingspaar. Er könnte beispielsweise auf einem Zwillingskongress sein und dort ein besonders interessantes Zwillingspaar interviewen, während er andere Zwillingspaare links liegen lässt.

Auch sprachlich interessant: Der Schlager mit dem Titel „Da-da-umpa“ von den Kessler-Zwillingen. (Foto: Harald Bischoff, CC-BY-SA 3.0)

Berühmte Zwillingpaare sind für die Klatschpresse immer eine besondere Attraktion, ob nun die singenden Kessler-Zwillinge, die schauspielernden Olsen-Zwillinge, oder der fürstliche Nachwuchs in Monaco. Die Oranje-Familie hat es bis heute nicht geschafft, Zwillinge unter ihren (öffentlich bekannten und gesetzlich anerkannten) Nachkommen zu haben, ganz im Unterschied zu den Grimaldis, den Dänen oder den Belgiern. In den beiden Wikipedia-Artikeln über die kleinen Prinzen des belgischen Königshauses, Nicolas und Aymeric, steht die identisch formulierte Information: De tweeling loopt school in Waterloo.

Ist damit nun das Zwillingspaar gemeint? Wird betont, dass beide Brüder dieselbe Schule besuchen – oder wird nur stilistisch am Ende noch einmal aufgegriffen, dass Nicolas bzw. Aymeric ein Zwilling ist? Dann würde die Aussage also nur über eine Person getroffen. Meine muttersprachlichen Kolleginnen sagen ganz entschlossen und ohne zu zögern: Es geht um beide. Für mich ist dieser Satz als Zweitsprachler ambig. Zwillinge sind eben immer für Verwirrung gut – entweder weiß man nicht, mit wem von beiden man nun spricht, oder man fragt sich, wie man nun über sie sprechen soll.

Von einem Zwilling befallen I

Für Deutschsprachige klingt die Schlagzeile dramatisch: Nicolette Kluijver bevallen van tweeling. Wer die Fernsehmoderatorin Nicolette Kluijver ist, muss man vermutlich nicht unbedingt wissen. Doch wovon ist sie befallen?

Eigentlich ist die Ähnlichkeit zwischen bevallen van und von etwas befallen sein eher anekdotisch. Auf Deutsch formulieren wir so zum Beispiel Aussagen über Parasiten und Krankheiten. Nur mit etwas Zynismus kann man ein Kind im Mutterleib als „Parasit auf Zeit“ sehen. Spannend ist eher, wie die Sprachen mit der Geburt grammatisch umgehen.

Was genau ist beispielsweise der Hintergrund der Präposition van in dieser Formulierung? Sie fühlt sich zunächst irgendwie direktional an. Man stellt sich ungefähr vor, wie die Mutter sich von ihrem Kind trennen muss. In der Tat sind Ausdrücke, die mit dem Gebären zu tun haben, erstaunlich oft mit Richtungsbedeutungen verbunden. Darunter ist gelegentlich die Dimension „von etwas weg“ wie bei verlossen und dem deutschen Äquivalent entbinden mit der deutlichen Vorsilbe ent-. Auch hier tritt im Niederländischen wieder das van auf, im Van Dale mit dem Beispielsatz zij is van een welgeschapen zoon verlost.

Noch häufiger aber finden wir die Dimension „von oben herunter“. Bevallen ist ein Beispiel dafür. Ursprünglich „fiel“ die Frau, das heißt, sie musste sich für die Geburt niederlegen. Das van wäre dann eher etwas Ursächliches: Die Mutter bevalt ausgelöst von einem Kind, das unterwegs ist. Dasselbe gilt für die Niederkunft oder niederkommen, was im etymologischen Wörterbuch von Kluge auch aus „herabfallen, herunterkommen; zu Bett gehen, sich hinlegen“ hergeleitet wird. Dass die werdende Mutter bei der Entbindung liegen muss, ist übrigens gar nicht unbedingt eine feste Regel. In manchen indigenen Kulturen bringen Frauen beispielsweise in der Hocke oder im Stehen ihre Kinder auf die Welt, und auch hierzulande finden das manche Gebärende angenehmer. Immerhin hat man als Geburtshelfer die Erdanziehung dabei: Es geht von oben nach unten.

Hebamme mit einer sehr entspannt wirkenden jungen Mutter im alten Rom. (Foto: Wellcome Trust, CC-BY-4.0)

Sollte eine Hebamme dabei verhindern, dass das Neugeborene zu Boden fällt, ist also wieder eine Richtung im Spiel? Der Kluge erklärt, dass es etymologisch tatsächlich um heben geht. Aus meinem Heimatdialekt kenne ich allerdings heben auch als Synonym für halten. Man fordert jemanden auf Heb dich gut fest!, wenn er auf eine wacklige Leiter klettert, und Heb mal! wenn jemand einen Gegenstand festhalten soll. Darin bleibt eine ältere Bedeutung von heben erhalten, die auch fassen und packen einschloss. Es ist also gut möglich, dass die Hebamme das Kind (oder die Mutter?) bei der Geburt nur hält oder packt und nicht etwa aufhebt. Im Norwegischen hilft die jordmor, die Erdmutter: wieder ein Bezug nach unten, möglicherweise aber eine Volksetymologie.

Fast ein wenig trottelig wirkt im Vergleich die englische midwife, auch wenn ihr eine großartige britische Fernsehserie gewidmet ist. Wörtlich als mit-Frau scheint sie bei der Geburt einfach nur anwesend zu sein. Wie viel ehrenhafter erscheint da die französische sage-femme, die weise Frau, die mit Erfahrung und Wissen der verunsicherten Schwangeren Sicherheit vermittelt. Dasselbe tut ihre Kollegin im Niederländischen, nur nicht mehr so etymologisch transparent. Die vroedvrouw ist eine Lehnübersetzung dieses französischen Ausdrucks mit dem inzwischen veralteten vroed für gelehrt. Der oder die verloskundige hat dasselbe Wissen, kann aber männlich oder weiblich sein. Im Deutschen müssen wir bei männlichen Kollegen auf den umständlichen Entbindungspfleger zurückgreifen, den es aber tatsächlich gibt. Zum tiefgründigen Wissen der Endbindungskundigen jedenfalls gehört es, dass trotz des Singulars zwei Kinder zu ‚heben‘ sind, wenn Frau Kluijver in blijde verwachting van een tweeling is (dt. guter Hoffnung / in froher Erwartung sein). Dazu im nächsten Beitrag mehr.

Beer, leeuw, luipaard en het kalf

Gouden Beer (Foto: Solar ikon*, CC-BY-2.0)

Hier rechts ziet u de Gouden Beer die binnenkort uitgereikt gaat worden op het internationale filmfestival van Berlijn, de Berlinale. Het is een ontwerp van de kunstenares Renée Sintenis (1888-1965).

Eröffnungsbild mit Bären; Festumzug anlässlich des 750-jährigen Stadtjubiläums von Berlin (Bundesarchiv, CC-BY-SA-3.0-DE)

De beer is het symbool voor Berlijn, een stad waar men uitbundig en tot in de kleine uurtjes (bis in die Puppen) weet feest te vieren (links): „arm aber sexy, und das ist auch gut so“, zoals Wowi, onze vorige burgemeester, placht te zeggen.
Hier in Berlijn heb ik ook de uitdrukking da steppt der Bär geleerd en meteen begrepen wat ermee wordt bedoeld. Tot mijn verbazing (man lernt nie aus) las ik in de Van Dale daar is de beer los als vertaling voor da ist der Teufel los.

Aanbidding van het Gouden Kalf (the Providence Lithograph Company, PD US)

Maar ik wilde het over filmfestivals hebben. In Cannes wordt de Gouden Palm uitgereikt, in Venetië de Leeuw en in Locarno het Luipaard (sic).
En Nederland dan? De leeuw was al vergeven, palmen zijn aan het Noordzeestrand sowieso niet te vinden en de kans dat op de Veluwe ooit een luipaard (Leopard) wordt gespot, is te verwaarlozen.
Ik heb geen flauw idee hoe lang de organisatoren van het Nederlands Filmfestival met de handen in het haar hebben gezeten voordat het verlossende εὕρηκα klonk: een kalf, het Gouden Kalf!
Is er een passendere filmprijs denkbaar in een land met talloze kerkelijke gezindten en met zo’n rijke traditie van schisma’s: altijd iedereen op zoek naar en overtuigd van de juiste interpretatie van Gods Woord? Nee toch?!

Herman Pleij is het vast met me eens. Hebt u trouwens de recensie van Moet kunnen, geschreven door onze collega Johanna Bundschuh-van Duikeren, al gelezen?