Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

Im Hals von Audrey Hepburn

Was die Youtube-Welt immer sehr fasziniert, sind Prominente, die überraschenderweise eine Fremdsprache sprechen. Dazu gehört z.B. das Deutsch von Sandra Bullock, das Niederländisch von Nick Clegg (der ehemalige Vize-Premierminister Großbritanniens stellt mit seinen umfassenden Sprachkenntnissen die meisten seiner Landsleute in den Schatten), das Afrikaans von Charlize Theron (nicht so überraschend wenn man weiß, dass sie aus Südafrika kommt). Und dazu gehört auch das Niederländisch von Audrey Hepburn.

Die legendäre Schauspielerin ist in Brüssel geboren und hat einige eher düstere Jahre durch den Zweiten Weltkrieg hindurch in den Niederlanden gewohnt. Aber lassen wir sie doch zunächst selbst erzählen:

Wenn man genau hinhört, fällt einem das wunderschöne uvulare R auf. Manchmal verschwindet das R nach Vokalen, aber meistens ist es an allen Stellen klar und deutlich hörbar, und immer mit dem Zäpfchen gebildet. Das ist 1959, zum Zeitpunkt des Interviews, nicht unbedingt selbstverständlich. Damals war das Zungenspitzen-R in den Niederlanden noch deutlich verbreiteter als heute, und in Flandern bleibt es das bis heute. Das gilt auch für den belgischen Interviewer, der zwar gelegentlich ein kleines bisschen flämisch klingt, sich aber ansonsten um möglichst unmarkierte, allgemein-niederländische Aussprache bemüht.

Woher hat Audrey Hepburn ihr uvulares R? Dafür kann es verschiedene Erklärungen geben, und wahrscheinlich ist es eine Kombination all dieser Faktoren: Audreys Mutter entstammte der relativ einflussreichen Adelsfamilie van Heemstra, Audreys Großvater war beispielsweise Bürgermeister von Arnheim und später Gouverneur von Surinam. Ihre ebenfalls wohlhabende Tante verkaufte das Anwesen Haus Doorn an den deutschen Kaiser Wilhelm II., der ab 1918 keiner mehr war und sich in den Niederlanden ins Exil zurückzog. In diesen Kreisen hatte sich das Zäpfchen-R inspiriert vom Französischen schon viel früher durchgesetzt als bei anderen Sprechergruppen. In Arnheim verbrachte die junge Audrey einige Jahre, aber dort war damals in den Dialekten der allgemeinen Bevölkerung wohl noch das gerollte R mit der Zungenspitze üblich. Für eine junge Frau aus gutem Hause hat das Zäpfchen-R aber eine Symbolik, mit der man sich ein Stück weit von den gewöhnlichen Leuten unterscheiden konnte.

Französisch sprach Audrey Hepburn übrigens auch sehr gut, wie man in einem anderen Interview hören kann:

Dass sie das uvulare R direkt aus dem Französischen übernommen hat, ist eher unwahrscheinlich. Das Interview verrät nämlich, dass das Niederländische gegenüber dem Französischen offenbar die deutlich dominantere Sprache in ihrem Repertoire war, und nicht umgekehrt. Sie sagt zum Beispiel (00:48 sec) „Je suis commencée mon carrière“ statt „J’ai commencé ma carrière“ und übersetzt damit fast wörtlich „Ik ben mijn carrière begonnen“.

Einige Zeit später, in einem Interview von 1988, spürt man ein wenig, wie das Niederländische langsam weniger selbstverständlich wird:

Die Pausen bei der Suche nach Wörtern sind etwas länger geworden. Aber bei der Aussprache bleibt sie sich treu. Im Wort lied [li:t] ist die Auslautverhärtung nicht durch das Englische verwischt, und auch das uvulare R ist dasselbe wie eh und je. Ihr Interviewer, hörbar Niederländer, spricht auch mit Zäpfchen-R, nimmt aber als Rundfunkmensch schon das Gooise R hinzu. Heutzutage wäre die junge Audrey Hepburn genau dafür die perfekte Kandidatin: jung, weiblich, erfolgreich. Sie würde wahrscheinlich glasklares Poldernederlands sprechen. Doch davon keine Spur. Die Diphthonge bleiben bei ihr so geschlossen wie früher. Sie sagt fijn mit [ɛi] und nicht mit [a:i]. Professor Higgins wäre begeistert.

Audrey Hepburn ist eben nicht nur eine Ausnahmefigur der Filmgeschichte mit ihrem unnachahmlichen Unschuldiges-Mädchen-Blick. Sie ist ganz nebenbei auch noch eine charmante Informantin für unschuldige Blicke in die niederländische Sprachgeschichte.

Met het oog op…

Met het Oog op Morgen is een radioprogramma van de NOS dat sinds jaar en dag opent en sluit met de sigaret en het laatste glas van Reinhard Mey (by the way: Reinhard staat te roken en te drinken) en dat ongeveer net zo lang duurt. Als u ons ook op Facebook volgt, weet u dat al. Maar wist u dat deze Berlijnse bard ook in het Nederlands gezongen heeft? „Als de dag van toen (wie damals) hou ik van jou…“ Hier de (ietwat merkwaardige) tekst.

Het oog als eiland hebben we dankzij Philipp Krämer al leren kennen. Maar er zijn nog meer betekenissen: het oog van de naald is een Nadelöhr en als iemand door het oog van de naald kruipt, kommt er mit knapper Not (mit einem blauen Auge?) davon.

Je kunt ook iemand de ogen uitsteken. In dit geval gaat het om het gezichtsorgaan en de Duitse vertaling luidt: jemands Neid erregen. Iemand een rad voor de ogen draaien betekent jemanden etwas vorgaukeln. Jan van Scorels schilderij „de Doop“ is gerestaureerd en oogt nu frisser (sieht frischer aus), lees ik in de Volkskrant. Hier hebben we weer een voorbeeld van impliciete transpositie – weet u nog wat dat is?

Amsterdam Centraal (Dronkert, CC-BY-SA-3.0-NL)

Herinnert u zich nog de eerste keer dat u in Amsterdam was? U keek uw ogen uit (sich nicht sattsehen können): al die Hollandse meiden op hun fietsen! Een lust voor het oog (Augenweide).

Misschien bent u zelfs aangekomen op Centraal: dat prachtige station dat – evenals het Rijksmuseum – door de katholieke Limburgse (Roermond) architect Pierre Cuypers werd gebouwd en dat ten zuiden van het IJ gelegen is.

Het IJ?
Met het oog op (im Hinblick auf) onze waterserie maak ik daarvan maar een extra blogpost.

Zenboeddhisme in Brabant

Het stormt!

Niet Fred, maar Ruzica gooide roet in het eten op deze maandag voor Aswoensdag. Niet alleen in Duitsland, ook in België werden heel wat carnavalsoptochten afgezegd omdat het risico op heftige windstoten te groot was.

Als taal ons iets vertelt over de wereld, dan leeft carnaval meer in (het katholieke deel van) Duitsland dan in de Lage Landen. Die fünfte Jahreszeit, Weiberfastnacht, Rosenmontag – allemaal specifieke woorden voor dagen die je in het Algemeen Nederlands alleen maar kunt omschrijven: de carnavalstijd, de donderdag en de maandag voor Aswoensdag, het begin van de vasten of veertigdagentijd.

Waarmee ik niet wil zeggen dat er geen carnaval gevierd wordt, maar misschien wel net íets anders, minder uitbundig. Bent Van Looy (u kent hem, afhankelijk van uw interesses, als frontman van Das Pop, als drummer van Soulwax, als coach bij de Voice van Vlaanderen of als BV bij De slimste mens ter wereld) maakte voor NPO 3 een reeks over taal. Hij ging ook op bezoek bij een carnavalsvereniging in Noord-Brabant. Kijk vooral eens, al is het maar om te weten hoe Bent erin slaagt om het verband te zien tussen zenboeddhisme en carnaval.

En luister naar het Nederlands van Bent, en dat van de vrienden van de carnavalsvereniging. Ik hoor bijvoorbeeld (vanaf 2:30) een diminutiefsuffix -ke (menneke), t-deletie in de Auslaut (Ik denk da, nie helemaal) – bekende fenomenen voor wie wel eens iets leest over tussentaal waarin inderdaad veel Brabantse kenmerken voorkomen.

Als u carnaval in Roosendaal viert, kijk dan uit voor vals carnavalsgeld! (artikel, zie ook woordenlijst bij Mooi meegenomen)

Een verGIFtigd taaldebat?

Er is een oorlog aan de gang op het internet. Een uitspraakoorlog, vooral in de Engelstalige wereld. De kwestie die door deze oorlog moet beslist worden betreft een van de meest gebruikte communicatiemiddelen van onze tijd: GIFs. Vergeet wat je weet over emoji’s (zijn het woorden, zijn het geen woorden?) Emoji’s zijn zó 2015!

De gemiddelde gebruiker van Facebook en allerlei andere sociale media beheerst tegenwoordig een nieuwe strategie om zijn of haar message over te brengen: kleine geluidloze knipsels uit video’s, graag uit bekende films of televisieprogramma’s, vaak met een emblematische tekst. Ze zijn vaak geanimeerd, ze bewegen dus, maar ze zijn ultrasnel te laden, zelfs op een mobieltje als je geen goede ontvangst hebt.

giphy_WalrossGIFs maken deel uit van het creatieve gebruik van schrijftaal in de electronische communicatie, vooral door jongeren (iedereen die soms een GIF aan zijn bericht toevoegt mag zich vanaf nu jong en hip voelen). Maar een fenomeen dat in het begin alleen geschreven en gelezen wordt levert een probleem op: je moet het leren uitspreken.

Nou, hoe spreek je dus het woordje GIF uit? Gelukkig is het een acroniem dat we als één woord, in dit geval met één syllabe, kunnen uitspreken. We kunnen het goed uitspreken, maar hoe moeten we het dus uitspreken? Er zijn twee oorlogspartijen in de Engelse taalgemeenschap.

Laten we de ene partij voor de grap Enthusiasts of Etymological Enunciation noemen. Deze mensen weten heel goed: GIF staat voor Graphics Interchange Format. En in graphics spreek je de <g> uiteraard [g] uit. Vandaar dat een GIF volgens de EEE een [gɪf] is. De Proponents of Palatalized Pronunciation zijn het daar absoluut niet eens mee. Als je <gif> schrijft en in het Engels dus een <g> voor een <i> staat, moet je die [g] palataliseren. GIF wordt dus uiteraard [d͡ʒɪf] uitgesproken. De uitvinder van het bestandsformaat is een voorstander van deze tweede variante, maar het zou niet de eerste keer zijn dat een werk een eigen leven gaat leiden dat de schepper nooit bedoelde.

Onbelangrijk? Integendeel! Er zijn tientallen websites die uitleggen waarom de EEE gelijk heeft, en evenveel websites die de positie van de PPP verdedigen.

Het meningsverschil draait om één vraag: is GIF nog een transparant acroniem of is het al een volledig gelexicaliseerd en zelfstandig woord? Moet de spelling de uitspraak bepalen of moeten we algemene fonologische regels toepassen? Vandaar dat we eigenlijk ook de vraag mogen stellen: moeten we nog GIF schrijven, of mag ook gif?

giphy_DutchIn het Nederlands bestaat het woordje gif al met een andere betekenis. Dat is allesbehalve een oplossing, vooral omdat zowel gif als GIF volgens de Van Dale onzijdig zijn. Ten eerste zouden we misschien graag willen onderscheiden tussen een gevaarlijk gif en een grappig GIF. Ten tweede krijgen we er in het Nederlands nog een probleem bij: is GIF nog een anglicisme, en zo ja, voor welke Engelse uitspraak kiezen we dan? Of is GIF een Nederlands woord? In dit geval moeten we de uitspraak aanpassen en klinkt GIF net als gif. Het wordt nog erger: als we GIF op z’n Nederlands willen uitspreken, krijgen we meteen weer met de kwestie van de harde vs. zachte g te maken. De uitspraakgids Forvo toont het al. Er zijn voorbeelden uit Nederland en België met de twee varianten, maar we weten niet of de drie sprekers aan een gif dachten of aan een GIF. Het lemma van deze pagina wordt met hoofdletters gespeld en er zijn ook Engelse voorbeelden. Voor deze sprekers gaat het zeker om het bestandsformaat want een ander woord gif bestaat in het Engels niet.

Om verwarring te voorkomen heeft de Nederlandse taalgemeenschap al een effectieve en vanouds beproefde methode toegepast. Nederlandstaligen spreken van een gifje (in het meervoud: gifjes). Je kunt dus van GIF al een verkleinwoord vormen dat niemand aan een kleine hoeveelheid van een minder gevaarlijke gifstof doet denken.

De lettercombinatie <gi> lijkt trouwens ook in andere talen erg “gevoelig” te liggen. De Franse uitspraak op Forvo is bijvoorbeeld [ʒif] en in het Spaans zou het [xif] kunnen zijn. In het Italiaans zouden we [d͡ʒifə] met een extra sjwa kunnen verwachten, en in het Braziliaans Portugees zelfs [ʒifi].

GIFs hebben een interessante meerwaarde voor de taal. Ze voegen aan een chat een nieuwe dimensie van communicatie toe, namelijk de mogelijkheid om door visuele en tekstuele middelen tegelijk zinspelingen, emoties, ironie of sarcasme uit te drukken en vaak naar een gemeenschappelijke culturele ervaring te verwijzen (vooral door citaten uit de ‘traditionele’ media). Bovendien bieden ze weer eens gelegenheid om over taal na te denken. Er is genoeg ruimte voor vreedzame co-existentie van EEE en PPP. Het debat is zeker verGIFt, maar gelukkig niet vergiftigd.

giphy_Applaus

 

De Vriethof

Geen idee of we lezers hebben die André Rieu kennen, die Maastrichtenaar met zijn operette-orkest (musicerende dames in glitterjurken). Enfin, dat orkest treedt ook wel eens thuis op, oppe Vriethof.
Vriethof (het gezelligste plein van Mestreech) is Limburgs voor Vrijthof (Duitsers herkennen hierin de Friedhof: het woord is van dezelfde oorsprong maar in Mestreech is het de hof (tuin) bij de kerk).
As André toes is sprik hèr plat en dan klinken dao baove in de tore de Loeënde klokke van Limburg mie landj – dat is de Berliner Luft, Luft, Luft van Limburg. En, ja, dat mag ik ook graag uit volle borst meezingen.

Ik geef u dit filmpje als PS’je bij de klok en de beiaard: let u vooral op de stadsbeiaardier en klokkenluider Frank Steijns!

Dit filmpje is helaas niet meer beschikbaar – maar hier is Frank Steijns!

Plurizentrischer Blutdruck

Als bekennender Serienzuschauer räume ich ohne Umschweife ein, dass ich früher sehr gerne die belgische Krankenhaus-Soap Spoed geschaut habe. Die relativ belanglosen Dialoge waren ein guter Einstieg ins Niederländische und vor allem: Weil man dem niederländischen Publikum nicht zutraute, die südlichen Nachbarn zu verstehen, wurde die Sendung immer untertitelt. Für Lerner also ideal.

Natürlich war in der Serie fast dauerhaft Krisenzustand. Schwerer Unfall! Notoperation! Angehörige ohnmächtig zusammengebrochen! In jeder Episode wurde mindestens achtmal irgendwem der Blutdruck gemessen. Dabei wunderte ich mich regelmäßig, denn Untertitel und gesprochene Dialoge wollten in diesen Situationen einfach nicht zusammenpassen. Die Niederlande messen nämlich ihren Blutdruck anders als Belgien. Während man im Norden die Werte in mm Quecksilbersäule (millimeters kwikdruk) angibt, misst man im Süden in cm. Wenn der Arzt also von “12 over 8” sprach, stand in den Untertiteln “120 over 80”. Woher haben die Flamen diese Angewohnheit? Vermutlich ihrerseits aus dem frankophonen Süden, wie man bei diesem netten Wallonen in seiner wunderbar anschaulichen Erklärung sehen und hören kann (bei ca. 10:00 min).

Die Unterschiede zwischen gesprochenen Dialogen und Untertitel helfen nicht nur beim Verstehen von alltäglichen Formulierungen aus dem informellen flämischen Sprachgebrauch, wie “Vooruit!” für “Komaan!” oder “Aan de slag!” voor “Allez-y!” Auch bei der medizinischen Terminologie findet man so manches Beispiel für abweichende Übersetzungen:

een flacon natriumbicarbonaat – een fles natriumbicarbonaat

tetanusspuitje – tetanusinjectie

Ze moet naar Rx. – Ze moet naar Röntgen.

Aspiratie! – Afzuigen!

Patiënt mag naar de inzo. – Patiënt mag naar de IC.

Balloneren! – Beademen!

Optimale bloeddruk: 126 over 70 ofwel 12 1/2 over 7. (Julo, PD)

Natürlich geht es hier nicht um die Fachterminologie im engeren Sinne. Ein aneurisma ist in Flandern und den Niederlanden dasselbe, ebenso wie eine nier­in­suf­fi­ciën­tie. Die kleinen Abweichungen liegen eher in den Wortfeldern, die zwar medizin-spezifisch sind, aber um die Behandlung herum angeordnet sind, sozusagen der medizin-periphere Wortschatz. Dazu gehört auch die afdeling spoedgevallenfür die Schwester Bea am Empfang immer den Telefonhörer abnimmt. In den Niederlanden spricht man häufiger von spoedeisende hulp – wobei die Begrifflichkeiten in beiden Ländern stark auseinandergehen können.

Nicht in allen Fällen geht es dabei um typisch belgische Ausdrücke, die man in den Niederlanden nicht verstehen würde. Manchmal hilft der Text auch als Übersetzung für den Insider-Sprachgebrauch. Die Dialoge sollen – selbst bei einer nicht übermäßig anspruchsvollen Seifenoper – einigermaßen realistisch sein. Dazu benutzt man bei Spoed eine recht gelungene Mischung aus Tussentaal, Antwerpener Dialekt und Ärzteslang. Fragt sich nur, für welche dieser drei Fachsprachen das niederländische Publikum die Untertitel am meisten braucht.

Belgistan

Donald Duck vliegt met zijn neefjes regelmatig eens naar Verweggistan (D. Weitfortistan). En in Absurdistan gebeuren de gekste dingen. Het achtervoegsel -stan is in de tweede helft van de twintigse eeuw populair geworden om fictieve plaatsnamen te vormen, naar analogie met Kazachstan, Oezbekistan en Tadzjikistan (let op de schrijfwijze in het Nederlands!).

Het achtervoegsel is van Indo-Europese oorsprong, je vindt dezelfde stam in het Nederlands stad, en wordt vaak gebruikt in plaatsnamen in Centraal-Azië met de betekenis „plaats van“. Als het in fictieve plaatsnamen gebruikt wordt, is het niet echt een compliment, net zoals ook in het Duits (Absurdistan) en het Engels (Crapistan, waar alles crap is).

Zo slecht ziet het er toch niet uit in Tadzjikistan? (Sven Dirks, CC-BY-SA-3.0)

Ewoud Sanders schrijft in zijn boek Van Nergenshuizen tot Absurdistan:

Die landen hebben met elkaar gemeen dat ze – vanuit ons perspectief – erg ver weg liggen, en ze zijn meer dan eens negatief in het nieuws geweest. Dat zal ertoe hebben bijgedragen dat -stan in de spreektaal een geliefd achtervoegsel is geworden bij het vormen van fictieve plaatsnamen met als betekenis ‚land waar allerlei dwaze toestanden heersen‘. (p.77)

Het zat België niet echt mee, de laatste tijd. Het is al eerder door de conservatieve zender CBN omgedoopt tot Belgistan. In de nasleep van de aanslagen in Parijs kreeg België in Politico het epitheton „failed state“, wat ook in Nederland reacties uitlokte. Donald Trump spreekt over leven in België als „living in a hellhole“ (artikel bij Business inside, video van Fox business; reactie van Arno), en op ZDF in de heute-Show (een satirisch programma op vrijdag) wordt België uitgelachen: „stralende“ Belgen (heb je hem?) uit Kaputtistan.

Gelukkig is er nu de imagocampagne van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking: focusonbelgium.be. Dat zal alles veranderen.

De beiaard

Een prachtig woord vind ik dat: oud en nog steeds in gebruik. De beiaard is het ware klokkenspel, het carillon.

PMRMaeyaert, CC-BY-SA-3.0

Waarschijnlijk komt dat woord uit het Middelnederlands: beiaerden, beieren ‘de klok luiden’. Dit instrument, dat uit ten minste 23 klokken bestaat die bespeeld kunnen worden met een klavier, houten stokken en pedalen die zijn aangesloten op klepels (Klöpel), komt uit de Lage Landen. In de 16e eeuw werden in de rijke steden, met name in Vlaanderen, de torens uitgerust met dit nieuwe geluid. Het waren niet alleen kerktorens; ook openbare gebouwen zoals belforten en raadhuizen werden van een beiaard voorzien. Zo konden kerk en stad met een mooie melodie de verworven rijkdom nog meer luister bijzetten (Glanz verleihen). De toren van het stadhuis van Oudenaarde (rechts) is de klokkentoren waarin de eerste handbespeelbare beiaard (uit 1510) hing. De musicus die zo’n instrument bespeelt is de beiaardier.

Natuurlijk is de beiaard uitgewaaierd over de hele wereld. Ook Berlijn heeft een carillon, in de Tiergarten, dat wordt bespeeld door carilloneur Jeffrey Bossin (hier met een stuk van Matthias van den Gheyn). De meeste beiaards zijn echter nog steeds te vinden in Nederland (185), België (89 – de meeste in Vlaanderen) en Noord-Frankrijk (15). Ze behoren tot het immaterieel cultureel erfgoed.

De beiaardier van Utrecht bracht onlangs hulde aan David Bowie.

Hier ziet u de beiaardier Boudewijn Zwart aan het werk in de Amsterdamse Westerkerk. Hij speelt een compositie van Sweelinck. Vergeef hem zijn onconventionele kledij: het kan verdomd koud zijn daar boven in de toren.

Slecht weer

In het college „Sprachliche Variation und sprachlicher Wandel“ is „Woorden op reis“ een van de thema’s. De studenten schrijven voor u een gastblogpost over Nederlandse woorden die het gemaakt hebben in de wereld. Vandaag deel 6, door onze gastauteur Nina Untch.

Laten we met iets makkelijks beginnen. Stormen ofwel Stürme zijn winden met windkracht van minstens 9 op de schaal van Beaufort, deze twee begrippen zijn dus zowel etymologisch als semantisch verwant. Maar dit geldt niet voor álle woorden die bij slecht weer horen.

Bijvoorbeeld een onweer. In het Nederlands is dit een “storing in de dampkring met donder en bliksem” (Van Dale). Hoewel het woord klinkt als das Unwetter, betekent het iets anders, namelijk das Gewitter. Ook de bui heeft een andere vertaling dan je vanuit het Duits misschien zou verwachten: niet die Böe, maar der Schauer. Valse vrienden, die ons het leven alleen makkelijker lijken te maken.

Sir Francis Beaufort (Stephen Pearce, CC-PD-Mark)

Wat heeft dat nu met woorden op reis te maken?

Tot nu toe nog niets, maar er is ook het duo de orkaan/der Orkan. Ook die woorden lijken op elkaar. De betekenis is ongeveer dezelfde, het gaat om erg krachtige stormwinden (vanaf 12 of meer op de schaal van Beaufort) die in onze contreien eerder weinig voorkomen. Ook in het Deens en Zweeds, twee andere Germaanse talen, en in het Pools en Russisch, twee Slavische talen, bestaat het als “orkan”. Op deze kaart kan je zien welke talen het woord rechtstreeks uit het Nederlands ontleenden. Uit het Nederlands? Orkaan?

Beginnen we bij het begin.

“Huracan” – de godheid met één been – was de naam van de god van de wind en vernietiging in de taal van de Maya’s. In Midden-Amerika, waar de Maya’s leefden, heeft het sterrenbeeld van de Grote Beer een steel die naar beneden wijst, dus noemden ze dit sterrenbeeld ook naar Huracan.

Nu is het zo dat op de Antillen vaak in dit sterrenteken zware stormen voorkomen, en deze worden dus aan de god Huracan toegeschreven. In het Taino, een taal uit het Caribisch gebied, werd dan hurakán de naam voor de typische tropische stormen. Tegenwoordig worden tropische cyclonen in Amerika nog steeds hurricane genoemd, en in het Duits Hurrikan. De aandachtige lezer denkt aan Fred, en weet dat we daarover al eens geschreven hebben.

Van het Taino hebben de Spanjaarden het woord als huracán in de zestiende eeuw overgenomen. Het Nederlands nam het over van het Spaans, en gaf het als orkaan door aan weer andere talen. Daarbij veranderde de betekenis (van tropische storm naar erg krachtige storm) en de vorm: huracan (met h) is orkaan (zonder h) geworden.

Waar is de /h/? Dat hangt samen met het fenomeen dat h-deletie wordt genoemd. Dit is het laten vallen van een /h/ op een plaats waar die oorspronkelijk wel was.

Denk bijvoorbeeld aan het Frans, dat de /h/ wel nog schrijft, maar niet meer uitspreekt (als het een zogenaamde h muet is) bijvoorbeeld in de achternaam van Isabelle Hupert, of aan de uitspraak van haute couture, ook in het Nederlands. Maar denk ook aan veel Vlaamse dialecten of aan tussentaal, waarin de /h/ (bijna) altijd verdwijnt.

Vroeger was /h/ meestal een sterkere klank dan nu, die vaak als [χ] klonk. Nu is /h/ een nauwelijks waarneembare klank, een lichte aspiratie.  Aan het begin van een woord kan de /h/ makkelijk verdwijnen, zeker als het woord ervoor op een medeklinker eindigt.

Overigens is orkaan niet het enige erfgoed van de Tainos: dit volk heeft ook de hangmat (hamaca) uitgevonden. Die werd dan door de Spanjaarden op de hele wereld verbreid, maar dit is materiaal voor een ander bericht.

Woorden op reis deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5

De klok is geen uur is geen stonde

Die Glocke ist keine Uhr ist keine Stunde

Stonde is een oude vorm (vergelijkbaar met het Duitse Stunde) en komt nog voor in een uitdrukking als te aller stonde (zu jeder Zeit), voornamelijk bekend uit het zesde couplet van het Wilhelmus. We zien het ook in aanstonds en terstond (sofort). Het woord maandstonden is een in ongebruik geraakte benaming voor de menstruatie – en als die uitblijft, nou dan weet je wel hoe laat het is (was die Uhr/Glocke geschlagen hat).

PD-self קהילות יעקב

Het uur (Stunde) bestaat uit 60 minuten, een werkdag in de regel uit 8 uur (singularis!) maar als de klok 12 slaat is het 12:00 uur (Uhr). Kijk maar op je horloge (Armbanduhr) – of loop je achter (nachgehen)?

Zolang we ons in huiselijke omgeving bevinden is de klok (eine Uhr) een uurwerk dat staat (staande klok) of hangt (koekoeksklok). Een man van de klok komt altijd op tijd. Van Immanuel Kant, tijdgenoot van Voltaire, is bekend dat hij na de middag het huis verliet en een wandelingetje deed: daar kon je de klok op gelijkzetten.

Een van de oubolligste (fade) spreekwoorden is:

Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens!
(Osten, Westen, zu Hause ist’s am besten)

Veel ouder dan het uurwerk is de gegoten klok, de kerkklok (Glocke) bijvoorbeeld, die vroeger de tijd aangaf dat gebeden diende te worden of dat men ter kerke moest gaan. Katholieke Limburgers en Belgen geloven dat de kerkklokken op Goede Vrijdag (Karfreitag) om klokslag 15:00 uur naar Rome vliegen om de paaseieren op te halen.

Een uitdrukking die ik vaker in mijn colleges gebruik is:

Je hebt de klok horen luiden maar weet niet waar de klepel (Klöppel, Schwengel) hangt.

Tegen wie ik dat zeg en waarom ga ik niet aan de grote klok hangen.
Iets wat klinkt als een klok, hört sich glanzend an. Het woord klokkenluider heeft er een betekenis bij gekregen: whistleblower.

En dan hebben we nog het klokkenspel. Daarmee kan men bij wijze van grap (scherzhaft), zegt Van Dale, ook de mannelijke geslachtsdelen aanduiden… ben ik weer terug bij de uitblijvende maandstonden en heb de cirkel rond.

Over het ware klokkenspel meer in een volgende blogpost.