Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

Zerwüsten und herblühen

Langsam aber sicher geht der Frühling auf den Sommer zu, und rund um Berlin wird bald wieder vor Waldbränden statt vor Bodenfrost gewarnt. Die Blumen, die nicht erfroren sind, blühen jetzt wieder auf: Ze herbloeien.

In den Präfixmeisterschaften der germanischen Sprachen steht es jetzt unentschieden 1:1 zwischen Deutsch und Niederländisch. (Ja, ernsthaft: eine Fußballmetapher in der Morphologie.) Das Deutsche hat zwar sein weit verbreitetes er-, das im Niederländischen nicht so richtig funktionieren will. Dafür hat aber das Niederländische sein her-, das uns im Deutschen fehlt.

Natürlich können wir auf Deutsch trotzdem Verben bilden, die eine Wiederholung oder einen Neuanfang ausdrücken. Dazu haben wir uns aus dem Latein das re- geschnappt und bilden hauptsächlich Wörter im gelehrten Register, deren Rest oft auch lateinischer oder griechischer Herkunft ist: reformieren, reanimieren und dergleichen. Auf Niederländisch reanimeert man natürlich genauso, kann aber auch hervormen. Belgien hervormt sich beispielsweise seit Jahrzehnten an den Rand des Wahnsinns.

(H)erblühende Geranie. (Andrew Dunn, CC-BY-SA-2.0)

„Moment mal!“ sagt da der Schiedsrichter bei der Punktvergabe. (Schon okay, im Fußball werden keine Punkte vergeben. Aber der morphologisch geschulte Schiedsrichter hat trotzdem Recht.) Hat das Niederländische denn wirklich zwei Präfixe, wo das Deutsche nur eines hat? In der Gegenwart sieht es so aus. Aber auch das her– ist etymologisch nichts anderes als ein getarntes re-, das bei der Wanderung durch die nordfranzösischen und südniederländischen Dialekte seine Laute durcheinandergebracht hat und ein h zusätzlich geschenkt bekam.

Damit steht es doch wieder 1:0 und das Deutsche baut seinen Vorsprung sogleich aus zum 2:0. Besonders viel zu herstellen oder zu herbouwen gibt es, wenn vorher etwas zerstört wurde. Auch das zer- mag im Niederländischen nicht so recht erblühen. Die vernichtende Kraft des zer bleibt auf Niederländisch verborgen, etwa bei zerbersten vs. barsten oder zerbrechen vs. breken. Gelegentlich kann man das ver- wieder zur Hilfe nehmen, das auch diese Konnotation von Beschädigung und Zerstörung tragen kann, etwa bei zerschmettern als verpletteren. Oft ist das natürlich auch auf Deutsch der Fall: etwas zerwüsten können wir nicht, es verwüsten dagegen schon. Das ver- muss sozusagen als Stürmer und Verteidiger zugleich auf den Platz.

Wie komme ich aus dieser Sportmetaphorik jetzt wieder raus? Das bereitet mir noch ziemliches Kopfzerbrechen, bzw. het kost mij hoofdbrekens – und siehe da: ein Niederländischer Genitiv, wo das Deutsche keinen hat. Kaum liegt das Niederländische bei der Präfigierung ein wenig zurück, holt es bei der Deklination ganz unerwartet auf. So schnell wird es sich doch im Wettbewerb der Morphologien nicht ergeben (nl. overgeven).

Tanden – kiezen – stemmen

Mooi gebitje, toch? David laat zijn tanden zien, maar veel dreiging gaat daar niet van uit. Tevens houdt hij de kiezen op elkaar (er sagt nichts).

David Shankbone, CC-BY-SA-3.0-migrated

In het Nederlandse taalgebied ga je met kiespijn naar de tandarts. De verstandskies (Weisheitszahn) levert vaak problemen op en moet dan getrokken worden. Zieht een Duitser jemandem den Zahn, dan ontneemt hij hem zijn illusies.

En zo zou ik nog wel even kunnen doorgaan: te veel idiomatische uitdrukkingen om allemaal te noemen. Ik beperk me tot een paar mooie uitdrukkingen die van het Duits afwijken.

Na de verkiezingsnederlaag stond de politicus met de mond vol tanden (betreten dastehen). Hij voelde zich ook niet lekker want hij had de hele dag nog niets achter zijn kiezen gekregen (nichts gegessen). Gevraagd om commentaar zweeg hij in alle talen (in sieben Sprachen).

Kiezen is dus zowel het meervoud van de kies (Backenzahn) als werkwoord en betekent dan wählen, sich entscheiden. Bovengenoemde politicus had voor deze loopbaan gekozen: eigen schuld, dikke bult (selber Schuld).

leger_bezemer-kl

Paramaribo, Waterkant (Foto: JR)

Morgen, 25 mei, zijn er in Suriname (Switi Sranan) verkiezingen, dan gaan de Surinamers naar de stembus (Wahlurne). Op wie, op welke partij ze gaan stemmen? Als bakra houd ik wijselijk (klugerweise) mijn mond en verwijs naar commentaren van Brave, Para, Rozenblad en Zeggen op dwtonline.

Bouterse-kl

Bloempot (Foto: JR)

Een aantal jaren geleden zat ik in Paramaribo op de veranda van een hotel aan de Waterkant een spannend boek te lezen. (Pieter van Maele, een van de auteurs, is een Vlaming [sic] die de weg naar het overzeese taalgebied gevonden heeft.) Een verdieping lager werd de straat geveegd, een bloempot (links) werd onder aan de trap van het naburige Hoekhuis geplaatst, een militaire blaaskapel en een witgehandschoend legertje stelden zich daartegenover op (rechts) – en daar was-ie dan, de hoofdpersoon van mijn boek!

Gustav von Aschenbach was in geen velden of wegen (nirgendwo) te bekennen toen ik laatst in Venetië was.

Onlangs zijn twee Bouterse-biografieën verschenen. Oordeel zelf!
De Nederlandse televisie haalde herinneringen op aan de bijna-arrestatie (vanwege drugssmokkel) van Desiré Delano Bouterse in 1997: Bouterse, het Haagse hoofdpijndossier.

Joris Voorhoeve, de toenmalige minister van Defensie: „Niet geschoten is altijd mis

Verkälten und befrieren

Vor kurzem war ich verkältet. Ein Buchstabe zu viel? Im Standarddeutschen schon. Zu der Zeit hatte ich aber Familienbesuch, und in unserem Dialekt sind wir verkältet, genau wie im Niederländischen: Ik was verkouden.

Es gehört nicht viel dazu, sich ein paar Viren einzufangen. Dicht gedrängt mit hustenden und niesenden Menschen in der U-Bahn zu stehen reicht aus. Und doch ist der Prozess sprachlich verwunderlich.

Wir Deutschsprachigen scheinen die Verantwortung eindeutig bei den Erkrankten zu sehen. Man erkältet sich, richtet den Schaden gewissermaßen bei sich selbst an. Man kann sich sogar eine Erkältung einfangen – als wäre jemals jemand auf der Jagd danach. Das Ergreifen in kouvatten kommt dem noch einigermaßen nahe, aber das Niederländische sieht ansonsten die Sache nüchterner. Verkouden worden oder raken ist eine simple Zustandsänderung, man könnte sie sogar eher als passiv deuten.

Das Präfix ver- hat in beiden Sprachen eine nahezu undurchdringliche Geschichte. Es drückt in der Regel einfach nur eine Veränderung aus – oft eine zum Schlechteren (keineswegs immer, siehe verbeteren). Dadurch wirkt aus standarddeutschem Blickwinkel verkouden oder verkälten vielleicht etwas durchdringender als erkälten.

Diepgevroren (niet: bevroren) frieten. (Foto: LimoWreck, CC-BY-SA-3.0)

Die Vorsilbe er- ist im Niederländischen nicht produktiv und geht in der Regel auf deutschen Einfluss zurück. Man nutzt an derselben Stelle stattdessen ver-, und manche westmitteldeutschen Dialekte tun es offenbar genauso: Gerät ein Bissen vom Braten in den falschen Hals, können wir daran versticken / verstikken. Pflanzt man im Frühjahr die Blumen zu früh, können sie im Frost verfrieren – auf Niederländisch dagegen bevriezen. Man riskiert dann, dass sie nicht erblühen (nl. opbloeien).

Zum Trost wegen der Erkältung schenkte mir meine Tante übrigens ein Glas selbstgemachte Erdbeermarmelade und gab mir dazu einen Küchentipp: Man kann die Marmelade nach dem Kochen in den Tiefkühler packen, dann schmeckt sie immer wie frisch. Sie nur zu befrieren reicht aber nicht, man muss sie schon einfrieren (nl. invriezen oder diepvriezen). Tatsächlich war die Marmelade so lecker, dass ich sie ganz unverfroren innerhalb weniger Tage aufgegessen habe.

コーヒー

Japan: zonsopgang (D.P. Perkins, CC-BY-3.0)

Het land van de rijzende zon is – dat weet u – Japan. De Japanners zien dat zelf ook zo (denk aan hun vlag). Dit impliceert in feite dat Japanners met de rug naar Azië staan, de blik gericht op wat komen gaat.

NL: zonsondergang (D.P. Perkins, CC-BY-3.0)

Je komt Nederlanders intussen in heel Europa tegen, maar lange tijd stonden ze in mijn ogen met de rug naar Europa; achter muur, in de DDR bijvoorbeeld, kwam je hooguit nog een verdwaalde dominee of hernhutter tegen. Nederlanders hadden hun ogen op het westen gericht. We kunnen Nederland dus met recht en rede (mit Fug und Recht) het land van de ondergaande zon noemen want daar ken je de son in de see sien sakken.

Hoe diep geworteld dat beeld van een ondergaande zon in het westen (dus in de Noordzee) is, werd me duidelijk toen ik voor het eerst in Mecklenburg aan de Oostzee was: ik had me geïnstalleerd in een lekkere ligstoel – blik op de zee – om van dat vertrouwde schouwspel te genieten en het drong maar heel langzaam tot me door dat ik die stoel een kwart slag moest draaien. In Mecklenburg sakt de son niet in de see!

Er was een tijd – lang geleden – dat de twee landen van de zon nauwe banden hadden. Nou ja, nauw: er werd handel gedreven. Toen Japan zich in de 17e eeuw (1639) voor dikke 200 jaar van de rest van de wereld afsloot (ze hadden daar genoeg van katholieke Portugese missionarissen), behield de Nederlandse VOC (religieuze ijver was haar vreemd: het ging om de centen) het handelsrecht.

Dejima, 1820 (PHGCOM, CC-BY-SA-3.0-migrated)

Aan de Nederlanders werd een kunstmatig, waaiervormig eilandje bij Nagasaki toegewezen – Dejima – waar ze konden verblijven, van waaruit ze handel konden drijven en van waaruit ze jaarlijks hun beleefdheidsbezoek aan de Shogun konden starten. Japanse tolken (Dolmetscher), voor die taak extra opgeleid, verzorgden het contact.

Hokusai: Japanners beloeren Hollanders (Rijksmuseum voor Volkenkunde, Leiden. CC-PD-Mark)

Dankzij dit vroege, intensieve contact van de twee landen van de zon heeft een aantal Nederlandse woorden het Japans gehaald: コック (kokku) is kok,  ビール (biiru) is bier, en マドロス (madorosu) is matroos.
Drie keer raden wat コーヒー (koohii) is… koffie!

Enfin, mocht u binnenkort in Nagasaki zijn, neem de trein naar ハウステンボス (hausu ten bosu), themapark Huis ten Bosch.

De Brit David Mitchell schreef een prachtige historische roman die op Dejima speelt: The Thousand Autumns of Jacob de Zoet, in Nederlandse vertaling De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet. Deze roman is ook in het Duits vertaald en zeker nog niet uitverkocht. Mitchell heeft zich waarschijnlijk laten inspireren door de belevenissen van Hendrik Doeff die van 1803 tot 1817 opperhoofd van de Nederlandse handelspost Dejima was.

Royaal

Een royaal gebaar is eine großzügige Geste…

Jongens, wat willen jullie drinken? Ik trakteer vanavond!

We kunnen het ook een vorstelijk of koninklijk gebaar noemen en zitten dan dichter bij de oorspronkelijke betekenis van het woord.
Hè…? Zijn we weer bij het koninklijke baren (Gebären) aanbeland? Collega Philipp Krämer heeft royaal bericht over Belgische koningen en koninginnen, vorstelijke tweelingen en de etymologie van bevallen (gebären) heeft hij uitvoerig uit de doeken gedaan (haargenau erklärt).

Das Gestüt (stoeterij) Europas, zo noemde Bismarck het huis van Sachsen-Coburg und Gotha. De Coburgs hebben inderdaad royaal gezaaid en geoogst in bijna alle Europese vorstenhuizen – alleen bij de Oranjes kregen ze geen voet tussen deur.

Leopold I (George Dawe, CC-PD-Mark)

Na de succesvolle opstand tegen de protestantse Nederlanders zochten de Belgen een nieuwe heerser. Hij moest op de een of andere manier neutraal zijn – de Europese machten hadden na Napoleon behoefte aan een bufffer tussen Duitsland en Frankrijk – en Nederlands mocht de nieuwe monarch sowieso niet zijn. In Groot-Brittannië was een Coburger weduwnaar geworden, Leopold: wel Duits van geboorte maar genoeg geїntegreerd in het Britse koningshuis. Hij moest beloven een Franse (Orléans-)prinses te huwen en de kinderen in het katholieke geloof op te voeden. „Bruxelles vaut bien une messe“, zal hij gedacht hebben et voilà: de eerste koning der Belgen. De leden van het Belgische koningshuis, dat na WO I de naam Coburg afzwoor, zijn daarna altijd katholiek in het huwelijk getreden – ik noem ze niet allemaal, maar Boudewijn met de Spaanse Fabiola (Opus Dei?), Albert met de Italiaanse Dolce Paola Ruffo di Calabria (ze leerden elkaar kennen bij de opening van het Tweede Varicaans Concilie) en Filip (de huidige koning) met inheemse katholieke adel: Mathilde d’Udekem d’Acoz. Des konings zus Astrid huwde een Habsburger, uiteraard ook katholiek.

Willem van Oranje (Rijksmuseum, CC-PD-Mark)

Willem van Nassau, geboren in het Duitse Dillenburg en gezegend met de titel prins van Oranje (het prinsdom Orange – ligt bij Avignon – had hij geërfd) heeft bij minstens 4 vrouwen kinderen verwekt: Anna van Egmont van Buren, Anna van Saksen, Charlotte van Bourbon en Louise de Coligny. Anna van Saksen bedroog onze Willem met Jan Rubens (Jan wie?… ja, de vader van Peter Paul). De familie Rubens was met Oranje naar Duitsland uitgeweken en van het een komt het ander, ook toen al. Hebt u zich nooit afgevraagd waarom de Antwerpenaar Peter Paul Rubens in het Duitse Siegen ter wereld kwam? Nou daarom!

Lezers van Heinrichs Manns Henri IV (Paris vaut bien une messe) kennen de hugenootse (calvinistisch-protestantse) familie De Coligny. Uit dit laatste huwelijk van Willem werd Frederik Hendrik geboren. En die (getrouwd met Amalie zu Solms-Braunfels) huwelijkte zijn dochters doelbewust uit aan 1. de keurvorst van Brandenburg (Oranienburg), 2. de vorst van Anhalt-Dessau (Oranienbaum), 3. Wilhelm Friedrich von Nassau-Dietz (Oranienstein) en 4. de paltsgraaf Ludwig Heinrich von Simmern (Oranienhof). Ook in latere tijden zien we bij de Oranjes een voorkeur voor Hohenzollerns en andere protestantse Duitse vorstenhuisjes – maar geen Coburgs.

Irene en Carlos Hugo van Bourbon-Parma. (https://www.gahetna.nl/over-ons/open-data, CC-BY-SA-3.0-NL)

Er was er een die met de protestantse regel brak: Irene, tante van de huidige koning, werd katholiek (een orkaan in het protestantse glas water) en huwde een Bourbon (maar dat had de Vader des Vaderlands dus ook al gedaan) die aanspraak maakte op de Spaanse troon (Franco leefde nog). Ze moest afstand doen van haar rechten op de Nederlandse troon: soit!
Haar zussen Beatrix en Margriet huwden conform: Claus von Amsberg en de gewone protestant mr. Pieter van Vollenhove uit Schiedam.
De cabarettier Wim Kan verwoordde het als volgt:

„Onze prinsessen huwen al wat ons land in de loop der eeuwen heeft bedreigd: Spanje, Duitsland en Schiedam“ (jenever)

Irene beviel overigens in 1972 van een twee-eiige tweeling.

Koning Willem-Alexander chillt royaal met de katholieke Máxima. De kinderen worden in het hervormde (reformierte) geloof opgevoed.

PS  1  Vertaalprobleem
Het Nederlandse koningshuis is hervormd (reformiert). De gereformeerden (die Reformierten) hebben zich in 1886 van de Nederlands Hervormde Kerk afgescheiden. Deze kerkscheuring wordt Doleantie genoemd. In het Duits is het verschil tussen hervormd en gereformeerd niet te maken, tenzij we gereformeerd als rereformiert vertalen (maar dat maakt de zaak ook niet duidelijker).

PS  2  Simeon II, de voormalige tsaar van Bulgarije, later minister-president van het land, moest/wilde van naam veranderen. Hij kwam uit het huis Sachsen-Coburg und Gotha en heet nu Simeon Sakskoboerggotski, wist Philipp Krämer me te vertellen.

Ik ga op reis en ik neem mee…… mijn pyjama!

We waren onlangs in Nottingham, dat weet u al. Aan het ontbijt in het hotel zagen we daar – ongelogen! – een aantal dames in pyjama! We verbaasden ons, over hun kleding, maar ook over het woord pyjama. We zijn niet voor niets taalwetenschappers…

Ik zeg namelijk /pijɑma/, met de klemtoon op de eerste lettergreep, en mijn Nederlandse collega zegt /pijama/, met de klemtoon op de tweede lettergreep. Ook in het Duits is er nationale variatie. De Duitse standaardvariant is der Schlafanzug. Dat klinkt in Oostenrijkse oren erg gek: een Anzug is een pak! Om te slapen trekken de Oostenrijkers liever een pyjama aan – en, luister maar, de klemtoon ligt op de tweede lettergreep.

De broers Hans en Henk Japing in pyjama – in de tropen

Voor de kleding die je ’s nachts draagt, zijn er nog andere woorden in het Nederlands. Een nachthemd is langer, het reikt ongeveer tot de knieën, en wordt vooral door vrouwen gedragen. Een nachtjapon, nachtpon of ook pon is ongeveer hetzelfde, maar het woord is verouderd. Mij doet het denken aan de grootmoeder van Roodkapje. Een slaapkleed is het gebruikelijke woord voor een nachthemd in België. Dat een kleed in Nederland en Belgie andere associaties oproept, las u hier al.

Het woord pyjama is via het Engels uit het Hindi in het Nederlands beland. Het van oorsprong Indiase kledingstuk (oorspronkelijke betekenis is beenbedekking) is door de Engelse kolonisten geïntroduceerd als nachtkleding. In het Engels werd, naar analogie met trousers, het meervoud de gewone vorm. In het Nederlands ontstond op basis van pyjama een splintercompositum. Door samentrekking van pyjama en short is het woord shortama gevormd, dat is een pyjama met een korte broek.

Een pyjama is, zo had ik die dames bij het hotelontbijt wel willen zeggen, kleding voor in bed. Toch kan je ook beslissen om de hele dag in nachtkleding rond te hangen – en van de dag een pyjamadag te maken. In China is het blijkbaar een oude traditie om ’s morgens nog in pyjama de deur uit te gaan om te winkelen, te wandelen of met de buren te kletsen. Of het dan werkelijk om nachtkleding gaat, of om een pyjama in de oorspronkelijke betekenis (beenbedekking, losse broek), staat niet in dit artikel. Een comité probeert nu deze gewoonte te veranderen: het zou onbeschaafd en ongeciviliseerd zijn. Misschien moet ik voortaan een kopie van dit artikel meenemen naar conferenties?

Das hat gesessen! (Teil IV)

Rietveld_stoel_kleinRumms, das hat gesessen!

Als u nu denkt dat de Nederlandse vertaling dat heeft gezeten is, hebt u het grandioos mis! Die zit! (presens of presens historicum) – Die zat! (imperfectum)

Die verwijst naar een niet nader gedefinieerde zet (Schachzug) of gebeurtenis; het perfectum is hier niet op z’n plaats omdat dat altijd verwijst naar het einde van een handeling, naar een tijdstip. Het imperfectum heeft daarentegen een duratief aspect: als iets in bovengenoemde zin zit of zat, dan duurt de buikpijn, de gevolgen worden langer gevoeld.
Hij heeft in de penarie (moeilijkheden) gezeten betekent dat die donkere tijd voorbij is. Zegt iemand dat hij in de penarie (in der Patsche) zat, dan neemt hij ons als het ware (sozusagen, gleichsam) mee naar die tijd waarin hij in de sores (im Schlamassel stecken) zat – dat is dan duratief, een toestand in het verleden.

Als Nederlandse durf ik te zeggen dat de Duitsers het vermogen om te onderscheiden tussen perfectum en imperfectum aan het verliezen zijn. Het perfectum vervangt langzamerhand het imperfectum, tenminste in de spreektaal. Ik verwijs hiervoor naar eerdere blogbijdrages. En over het inflatoire gebruik van het plusquamperfectum (rillingen krijg ik daarvan) wil ik het niet eens hebben (Der gestrige Abend mit dir war sehr schön gewesen).

Toch wil ik hier ingaan op de vorming van het perfectum. Gaat u even zitten en denkt u eens aan Duitse modale werkwoorden.
Hè?
Nou, können en wollen bijvoorbeeld. Sie hat das nicht wissen wollen; er hat das nicht deichseln können. Ziet u die twee infinitieven op het einde van de zin? Nou, zo gaat dat dus ook met willen en kunnen in het Nederlands, alleen de volgorde van de werkwoorden even omdraaien:

Zij heeft dat niet willen weten.
Hij heeft dat niet kunnen ritselen.

En met de werkwoorden zitten, staan, liggen en lopen (als modale werkwoorden): van hetzelfde laken een pak (in gleicher Weise):

Hij heeft zich zitten (te) vervelen.
We hebben een kopje koffie staan (te) drinken.
Zij heeft in bed een boek liggen (te) lezen.
Ze hebben de hele dag lopen (te) telefoneren.

Hij hangt in de ringen te… (Foto: Koch, Eric/Anefo, CC-BY-SA-3.0-NL)

Ik zeg er meteen bij dat het imperfectum (duratief aspect) minstens net zo gebruikelijk is: hij zat.., we stonden.., zij lag.., zij liepen..  Het hangt er maar net van af wat de verteller kwijt wil (loswerden möchte): het feit dat iets voorbij is (perfectum) of een beschrijving van een toestand in het verleden (imperfectum).

Hier links zien we de Deen Hans Peter Nielsen. Hij zit, staat, ligt en loopt niet – hij hangt! Wat hangt Hans Peter in de ringen te doen?

– Hangt hij aan zijn meisje te denken?
– Hangt hij zich te vervelen?
– Hangt hij een boek te lezen?

Omdat hij aan zijn meisje heeft hangen (te) denken, is hij geen wereldkampioen geworden.

Zackbumm, das hat gesessen.

Querdenken en dwarsliggen

Sorry Philipp, ik ben moe gezeten en ga lekker even dwarsliggen!

Denken is actief en liggen passief, zou je denken. Maar weet dat een Nederlandse dwarsligger (Querkopf, Quertreiber) héél actief de sfeer kan verzieken (vergiften). En hierbij denk ik niet aan die ene student die na een weekendje Amsterdam op college verscheen in een t-shirt met op de borst in hoofdletters DWARSLIGGER.

Dwarsligger (PD-self)

Je komt in Berlijn overigens de mooiste t-shirts tegen. Op een prachtige, stralende zomerdag in de zuidelijke, beschaafd-burgerlijke wijk Lichterfelde komt een middelbare (50+) t-shirtman me tegemoet: op de borst KLOTEWEER! (Scheißwetter). Hij had zijn vakantie op Ameland doorgebracht, vertelde hij me. Lichterfelde heeft overigens zijn naam vermoedelijk te danken aan 13e-eeuwse Vlaamse migranten. Hebben we lezers in het Belgische Lichtervelde? Dit tussen haakjes.

Voordat de bachelor werd ingevoerd, was Querdenken aan de FU een veelgehoord woord. De beste colleges waren die waarin men het Querdenken leerde: creatief denken, gegen den Strich lezen. Heeft u al eens lateraal gedacht? Wat, u weet niet wat dat is?  „Bedenk eens hoe de wereld er uit ziet als koeien konden autorijden“ is een voorbeeld van lateraal denken (Querdenken), lees ik hier. (eruitziet schrijf je trouwens aan elkaar)

Hoe je het ook wendt of keert: querdenken is actief en positief. Iemand die met passie querdenkt zal zo nu en dan ook dwarsliggen. Het Duitse querschießen heeft evenals het Nederlandse dwarsbomen daarentegen een negatieve connotatie. En een querulant heb ik liever niet in mijn colleges, ook niet in het mooiste t-shirt.

Tot slot nog de dwarsligger als boek. Hierboven ziet u een afbeelding van een boek in handig zakformaat: past in elke broek- of jaszak!

Sandwich

John Montagu, 4. Earl of Sandwich (PD-Art)

Variatie is overal! Zelfs in zoiets eenvoudigs als een sandwich. In Nederland is de uitspraak „sentwitsj“ en hiermee wordt een tweetal dunne sneetjes brood bedoeld, vaak zonder korst, met daartussen beleg. De uitspraak in België is eerder iets als „santwitsj“, bedoeld wordt ook iets anders: een zacht broodje dat aan twee kanten puntvormig toeloopt. In Nederland noemen ze dat een puntje.
Nederlanders plannen („plennen“) ook op de tram („trem“), Belgen plannen op de tram.

Het woord sandwich hebben we te danken aan John Montagu, de 4e earl van Sandwich (1718-1792), een fanate speler, die de tijd niet nam om normaal te eten, maar zich met ‘sandwiches’ aan de speeltafel voedde, leert Van Dale. Het is dus een eponiem, een woord gevormd op basis van een eigennaam (zoals bijvoorbeeld ook de Schrebergarten naar meneer Schreber genoemd is, en een Franse mijnheer Poubelle zijn naam gaf aan de vuilnisemmer).

De Sandwicheilanden zijn naar dezelfde man vernoemd – vandaag bestaan enkel nog de Zuidelijke Sandwicheilanden onder die naam, de Noorderlijke Sandwicheilanden heten nu Hawaï. Een broodje Hawaï, met ananas, ham en kaas, zou je dus – als een kleine spielerei – ook sandwich Sandwich kunnen noemen.

Variatie is overal en altijd, in alle talen. Hier past misschien het beste een voorbeeld uit het Duits, en wel ook uit de bakkercontext: een broodje heet in Berlijn eine Schrippe, in Hannover ein Brötchen , in Zwaben (D. Schwaben) ein Weckle, en in München eine Semmel. Wie in Berlijn bij de bakker naar Weckle vraagt, krijgt problemen…  Daar komen we nog wel eens op terug.

Zou dat het thema zijn van de Germanic Sandwich Conference, die afgelopen vrijdag in Nottingham is begonnen? Nee, daar gaat het eerder om het Nederlands dat gesandwicht is/wordt tussen andere Germaanse talen, tussen het Duits en het Engels in het bijzonder. Waarover de bijdrages zoal gaan, vindt u ook op die site.

Dat wij over variatie spreken, zal u intussen niet meer verbazen.

Eigenwijs is ook wijs

illustratie

Erasmus, zelfportret

Als je op je eigen manier wijs bent (eigensinnig, eigenwillig), ben je ook wijs (weise). Je zou zelfs in het Duits leuke woordspelingen kunnen maken: eigenwillig ist auch willig. Men kan eigenwijs ook lezen als: op eigen wijze (Weise). Mijn collega dominoodde een tijdje geleden met falschen Freunden. Hier is er nog een: Wissbegierde betekent nieuwsgierigheid, interesse. Wijsbegeerte is filosofie.

Spinoza, wijsgeer (PD)

Wijsbegeerte is de letterlijke vertaling van het Griekse φιλοσοφία. Degenen die deze wetenschap beoefenen noemt men wijsgeren (m/v).  Er staan er twee in de geschiedeniscanon. U kent Erasmus. En dan hebben we nog die bekende Nederlandse wijsgeer van Portugees-Joodse afkomst: Baruch Spinoza.
Geen idee of Nederlandse wijsgeren het qua sportiviteit met Duitse en Griekse filosofen kunnen opnemen…

Wijs is behalve adjectief ook een substantief. De wijs/wijze betekent net als in Duits enerzijds manier, anderzijds melodie. Stel, u zingt in een koor en naast u staat iemand vals te zingen: u raakt dan waarschijnlijk zelf van de wijs. In overdrachtelijke zin kunnen studenten met lastige vragen u van de wijs (aus dem Konzept) brengen.

Ontzettend blij dat hij de wijsjes van de sijsjes (Erlenzeisig) en de merels (Amseln) kent, was der Rudi anno 1960. Een studente uit Gent vond dat een „wijs“ liedje, maar ze bedoelde leuk. Luister maar even.
Dan vertrek ik met stille trom (sang- und klanglos).