Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

Prikkelend

Franz reizt graag en veel – schreef een studente in het college Nederlands voor beginners. Hartstikke fout natuurlijk, want de -z kan slechts gevolgd worden door klinkers of de medeklinker -w (zwaar). In alle andere gevallen, ook op het eind van een woord, verandert de -z in een -s. Genoemde Frans heeft (in het Nederlands) bijvoorbeeld alle hoofdsteden van Europa bezocht, hij heeft inderdaad veel gereisd. Franz is daarentegen een man die prikkelt (reizt) – en daar moeten we iets langer bij stilstaan.

Het Duitse reizen kan zowel positief als negatief worden geduid. Toen ik bovenstaande zin las, reageerde ik lichtjes geprikkeld (gereizt) want de spellingregels had ik al twee keer uitgelegd. Tevens prikkelde (anregen, reizen) die fout me tot deze blogpost. Maar aufs Äußerste erregt (geprikkeld in de dubbele betekenis van het woord) was ik niet.

Spuit (Bin im Garten, CC-BY-SA-3.0)

In wat volgt lopen de werkwoorden prikken (stechen) en prikkelen (prickeln) een beetje door elkaar; hetzelfde geldt voor de prik en de prikkel. Links ziet u een spuit (Spritze). Daarmee worden bijvoorbeeld kinderen tegen polio, de mazelen en de pokken ingeënt (geimpft): de peuter (Knirps) krijgt een prikje (of spuitje). Oud-collega Janneke Diepeveen heeft onlangs een DTP-prik gehad, schreef ze in haar blog Typisch Duits. Vanaf een bepaalde leeftijd ga je in de herfst de griepprik halen.

Jong en oud drinkt graag limonade of mineraalwater met prik (Kohlensäure). En in de uitverkoop krijg je soms de mooiste dingen voor een prikje (sehr billig). Wij Berlijnse bloggers doen elke vrijdag bureaugymnastiek: dat is vaste prik! (feste Gewohnheit).

Franz is op zijn manier natuurlijk een reizender, reisender Kerl – een alleraardigste jongen met wie je een prima gesprek kunt voeren (sich reizend unterhalten). Misschien valt mijn studente nog wel eens voor zijn charmes (Reize).

Neerlands hoogste berg (Richie Diesterheft, CC-BY-SA-2.0)

Reist u graag? Hebt u – sportief als u bent – altijd al een keer Neerlands hoogste berg (rechts) willen beklimmen? Dat trekt u aan? (das reizt Sie)
Nee? Hoezo: in Nederland regent het altijd?
Onze hoogste berg (887 meter) ligt op Saba!

Welnu, misschien prikkelt deze blogpost u tot een cursus Nederlands of tot een studie bij ons aan de FU.

Een vakantie op Saba – als dat geen prikkelend vooruitzicht is!

Lekker dier

Een lekker dier, zo leert de Dikke Van Dale, is een aantrekkelijke jonge vrouw. Dat kunt u uw liefste in het oor fluisteren, maar gebruik het liever niet in gezelschap.

Stichting Wakker Dier, ccbysa/GFDL

Lekker Dier was ook de naam van een stichting die zich inzette voor het welzijn van dieren in de veehouderij (Viehhaltung). Deze stichting fuseerde met Wakker Dier, de doelstelling bleef dezelfde: de strijd tegen de bio-industrie… en misschien een beetje minder vlees eten?
Wakker betekent in deze context niet wach maar aufgeweckt, wacker, tüchtig. Voor een erotisch moment is de uitdrukking wakker dier minder geschikt (geeignet) – misschien: Al wakker, lekker dier?
Hier boven een paar wakkere, gelukkige varkens die een heel weiland plus lekkere modderpoel ter beschikking hebben.

Zet een kikker op een stoel, hij springt weer in de modderpoel.
(Setz einen Frosch auf goldnen Stuhl, er hüpft doch wieder in den Pfuhl)

Maar er zijn nog meer dieren op de boerderij en een aantal heeft een idiomatische stempel op onze taal weten te drukken.

De kip. Kent u het woord plofkip? Arm dier!
Als de uitverkoop (Schlussverkauf) aanbreekt, zijn we er als de kippen bij (blitzschnell dabei). Weet u iemand schaakmat te zetten: kip, ik heb je (da hab ich dich)!
Nog veel mooier: Wilders treedt op voor Vlagida en geen kip (keine Menschenseele) gaat er naartoe! En dan hebben we nog die mensen die rondlopen als een kip zonder kop (wie ein kopfloses Huhn) of zo praten (dummes Zeug reden).

Zeus en de koeogige Hera (lekker dier), CC-PD-Mark

Een waarheid als een koe is een Binsenweisheit.
Je weet nooit hoe een koe een haas vangt: ± ein blindes Huhn findet auch einmal ein Korn. Over die koe en die haas kunt u hier meer lezen.

De Olympische oppergod Zeus wist waar Abraham de mosterd haalt (wo Barthel den Most holt): rechts ziet u hem met de koeogige Hera.
Zeus, de losbol (Schwerenöter), ging ook wel eens als witte stier op stap. Op het strand van Sidon (nu Libanon) zag hij de schone Europa dartelen (munter umherspringen), dacht: vooruit met de geit (ran an die Buletten) en ontvoerde haar naar het werelddeel dat haar naam zou dragen, stroei-voei naar Kreta…
En de koeogige Hera balen als een stier natuurlijk (sich zu Tode ärgern).

Tortelduif (Yuvalr, CC-BY-SA-3.0)

De duif hoort niet per se thuis op een boerderij maar in de Roerstreek had je, evenals in de Ruhrpott en over de grens in België, veel duivenmelkers (Taubenhalter).
Onder iemands duiven schieten betekent ± jemandem ins Gehege kommen, jemandem ins Handwerk pfuschen. We kunnen dus wel stellen dat Jan Rubens (vader van Peter Paul) Willem van Oranje onder zijn duiven geschoten heeft.

Pardon!

Ik ga er als een haas vandoor (das Hasenpanier ergreifen), ik kies het hazenpad… Voor konijnen verwijs ik naar paus Franciscus.

Kent u overigens dit mooie lied?

Zerwüsten und herblühen

Langsam aber sicher geht der Frühling auf den Sommer zu, und rund um Berlin wird bald wieder vor Waldbränden statt vor Bodenfrost gewarnt. Die Blumen, die nicht erfroren sind, blühen jetzt wieder auf: Ze herbloeien.

In den Präfixmeisterschaften der germanischen Sprachen steht es jetzt unentschieden 1:1 zwischen Deutsch und Niederländisch. (Ja, ernsthaft: eine Fußballmetapher in der Morphologie.) Das Deutsche hat zwar sein weit verbreitetes er-, das im Niederländischen nicht so richtig funktionieren will. Dafür hat aber das Niederländische sein her-, das uns im Deutschen fehlt.

Natürlich können wir auf Deutsch trotzdem Verben bilden, die eine Wiederholung oder einen Neuanfang ausdrücken. Dazu haben wir uns aus dem Latein das re- geschnappt und bilden hauptsächlich Wörter im gelehrten Register, deren Rest oft auch lateinischer oder griechischer Herkunft ist: reformieren, reanimieren und dergleichen. Auf Niederländisch reanimeert man natürlich genauso, kann aber auch hervormen. Belgien hervormt sich beispielsweise seit Jahrzehnten an den Rand des Wahnsinns.

(H)erblühende Geranie. (Andrew Dunn, CC-BY-SA-2.0)

„Moment mal!“ sagt da der Schiedsrichter bei der Punktvergabe. (Schon okay, im Fußball werden keine Punkte vergeben. Aber der morphologisch geschulte Schiedsrichter hat trotzdem Recht.) Hat das Niederländische denn wirklich zwei Präfixe, wo das Deutsche nur eines hat? In der Gegenwart sieht es so aus. Aber auch das her– ist etymologisch nichts anderes als ein getarntes re-, das bei der Wanderung durch die nordfranzösischen und südniederländischen Dialekte seine Laute durcheinandergebracht hat und ein h zusätzlich geschenkt bekam.

Damit steht es doch wieder 1:0 und das Deutsche baut seinen Vorsprung sogleich aus zum 2:0. Besonders viel zu herstellen oder zu herbouwen gibt es, wenn vorher etwas zerstört wurde. Auch das zer- mag im Niederländischen nicht so recht erblühen. Die vernichtende Kraft des zer bleibt auf Niederländisch verborgen, etwa bei zerbersten vs. barsten oder zerbrechen vs. breken. Gelegentlich kann man das ver- wieder zur Hilfe nehmen, das auch diese Konnotation von Beschädigung und Zerstörung tragen kann, etwa bei zerschmettern als verpletteren. Oft ist das natürlich auch auf Deutsch der Fall: etwas zerwüsten können wir nicht, es verwüsten dagegen schon. Das ver- muss sozusagen als Stürmer und Verteidiger zugleich auf den Platz.

Wie komme ich aus dieser Sportmetaphorik jetzt wieder raus? Das bereitet mir noch ziemliches Kopfzerbrechen, bzw. het kost mij hoofdbrekens – und siehe da: ein Niederländischer Genitiv, wo das Deutsche keinen hat. Kaum liegt das Niederländische bei der Präfigierung ein wenig zurück, holt es bei der Deklination ganz unerwartet auf. So schnell wird es sich doch im Wettbewerb der Morphologien nicht ergeben (nl. overgeven).

Tanden – kiezen – stemmen

Mooi gebitje, toch? David laat zijn tanden zien, maar veel dreiging gaat daar niet van uit. Tevens houdt hij de kiezen op elkaar (er sagt nichts).

David Shankbone, CC-BY-SA-3.0-migrated

In het Nederlandse taalgebied ga je met kiespijn naar de tandarts. De verstandskies (Weisheitszahn) levert vaak problemen op en moet dan getrokken worden. Zieht een Duitser jemandem den Zahn, dan ontneemt hij hem zijn illusies.

En zo zou ik nog wel even kunnen doorgaan: te veel idiomatische uitdrukkingen om allemaal te noemen. Ik beperk me tot een paar mooie uitdrukkingen die van het Duits afwijken.

Na de verkiezingsnederlaag stond de politicus met de mond vol tanden (betreten dastehen). Hij voelde zich ook niet lekker want hij had de hele dag nog niets achter zijn kiezen gekregen (nichts gegessen). Gevraagd om commentaar zweeg hij in alle talen (in sieben Sprachen).

Kiezen is dus zowel het meervoud van de kies (Backenzahn) als werkwoord en betekent dan wählen, sich entscheiden. Bovengenoemde politicus had voor deze loopbaan gekozen: eigen schuld, dikke bult (selber Schuld).

leger_bezemer-kl

Paramaribo, Waterkant (Foto: JR)

Morgen, 25 mei, zijn er in Suriname (Switi Sranan) verkiezingen, dan gaan de Surinamers naar de stembus (Wahlurne). Op wie, op welke partij ze gaan stemmen? Als bakra houd ik wijselijk (klugerweise) mijn mond en verwijs naar commentaren van Brave, Para, Rozenblad en Zeggen op dwtonline.

Bouterse-kl

Bloempot (Foto: JR)

Een aantal jaren geleden zat ik in Paramaribo op de veranda van een hotel aan de Waterkant een spannend boek te lezen. (Pieter van Maele, een van de auteurs, is een Vlaming [sic] die de weg naar het overzeese taalgebied gevonden heeft.) Een verdieping lager werd de straat geveegd, een bloempot (links) werd onder aan de trap van het naburige Hoekhuis geplaatst, een militaire blaaskapel en een witgehandschoend legertje stelden zich daartegenover op (rechts) – en daar was-ie dan, de hoofdpersoon van mijn boek!

Gustav von Aschenbach was in geen velden of wegen (nirgendwo) te bekennen toen ik laatst in Venetië was.

Onlangs zijn twee Bouterse-biografieën verschenen. Oordeel zelf!
De Nederlandse televisie haalde herinneringen op aan de bijna-arrestatie (vanwege drugssmokkel) van Desiré Delano Bouterse in 1997: Bouterse, het Haagse hoofdpijndossier.

Joris Voorhoeve, de toenmalige minister van Defensie: „Niet geschoten is altijd mis

Verkälten und befrieren

Vor kurzem war ich verkältet. Ein Buchstabe zu viel? Im Standarddeutschen schon. Zu der Zeit hatte ich aber Familienbesuch, und in unserem Dialekt sind wir verkältet, genau wie im Niederländischen: Ik was verkouden.

Es gehört nicht viel dazu, sich ein paar Viren einzufangen. Dicht gedrängt mit hustenden und niesenden Menschen in der U-Bahn zu stehen reicht aus. Und doch ist der Prozess sprachlich verwunderlich.

Wir Deutschsprachigen scheinen die Verantwortung eindeutig bei den Erkrankten zu sehen. Man erkältet sich, richtet den Schaden gewissermaßen bei sich selbst an. Man kann sich sogar eine Erkältung einfangen – als wäre jemals jemand auf der Jagd danach. Das Ergreifen in kouvatten kommt dem noch einigermaßen nahe, aber das Niederländische sieht ansonsten die Sache nüchterner. Verkouden worden oder raken ist eine simple Zustandsänderung, man könnte sie sogar eher als passiv deuten.

Das Präfix ver- hat in beiden Sprachen eine nahezu undurchdringliche Geschichte. Es drückt in der Regel einfach nur eine Veränderung aus – oft eine zum Schlechteren (keineswegs immer, siehe verbeteren). Dadurch wirkt aus standarddeutschem Blickwinkel verkouden oder verkälten vielleicht etwas durchdringender als erkälten.

Diepgevroren (niet: bevroren) frieten. (Foto: LimoWreck, CC-BY-SA-3.0)

Die Vorsilbe er- ist im Niederländischen nicht produktiv und geht in der Regel auf deutschen Einfluss zurück. Man nutzt an derselben Stelle stattdessen ver-, und manche westmitteldeutschen Dialekte tun es offenbar genauso: Gerät ein Bissen vom Braten in den falschen Hals, können wir daran versticken / verstikken. Pflanzt man im Frühjahr die Blumen zu früh, können sie im Frost verfrieren – auf Niederländisch dagegen bevriezen. Man riskiert dann, dass sie nicht erblühen (nl. opbloeien).

Zum Trost wegen der Erkältung schenkte mir meine Tante übrigens ein Glas selbstgemachte Erdbeermarmelade und gab mir dazu einen Küchentipp: Man kann die Marmelade nach dem Kochen in den Tiefkühler packen, dann schmeckt sie immer wie frisch. Sie nur zu befrieren reicht aber nicht, man muss sie schon einfrieren (nl. invriezen oder diepvriezen). Tatsächlich war die Marmelade so lecker, dass ich sie ganz unverfroren innerhalb weniger Tage aufgegessen habe.

コーヒー

Japan: zonsopgang (D.P. Perkins, CC-BY-3.0)

Het land van de rijzende zon is – dat weet u – Japan. De Japanners zien dat zelf ook zo (denk aan hun vlag). Dit impliceert in feite dat Japanners met de rug naar Azië staan, de blik gericht op wat komen gaat.

NL: zonsondergang (D.P. Perkins, CC-BY-3.0)

Je komt Nederlanders intussen in heel Europa tegen, maar lange tijd stonden ze in mijn ogen met de rug naar Europa; achter muur, in de DDR bijvoorbeeld, kwam je hooguit nog een verdwaalde dominee of hernhutter tegen. Nederlanders hadden hun ogen op het westen gericht. We kunnen Nederland dus met recht en rede (mit Fug und Recht) het land van de ondergaande zon noemen want daar ken je de son in de see sien sakken.

Hoe diep geworteld dat beeld van een ondergaande zon in het westen (dus in de Noordzee) is, werd me duidelijk toen ik voor het eerst in Mecklenburg aan de Oostzee was: ik had me geïnstalleerd in een lekkere ligstoel – blik op de zee – om van dat vertrouwde schouwspel te genieten en het drong maar heel langzaam tot me door dat ik die stoel een kwart slag moest draaien. In Mecklenburg sakt de son niet in de see!

Er was een tijd – lang geleden – dat de twee landen van de zon nauwe banden hadden. Nou ja, nauw: er werd handel gedreven. Toen Japan zich in de 17e eeuw (1639) voor dikke 200 jaar van de rest van de wereld afsloot (ze hadden daar genoeg van katholieke Portugese missionarissen), behield de Nederlandse VOC (religieuze ijver was haar vreemd: het ging om de centen) het handelsrecht.

Dejima, 1820 (PHGCOM, CC-BY-SA-3.0-migrated)

Aan de Nederlanders werd een kunstmatig, waaiervormig eilandje bij Nagasaki toegewezen – Dejima – waar ze konden verblijven, van waaruit ze handel konden drijven en van waaruit ze jaarlijks hun beleefdheidsbezoek aan de Shogun konden starten. Japanse tolken (Dolmetscher), voor die taak extra opgeleid, verzorgden het contact.

Hokusai: Japanners beloeren Hollanders (Rijksmuseum voor Volkenkunde, Leiden. CC-PD-Mark)

Dankzij dit vroege, intensieve contact van de twee landen van de zon heeft een aantal Nederlandse woorden het Japans gehaald: コック (kokku) is kok,  ビール (biiru) is bier, en マドロス (madorosu) is matroos.
Drie keer raden wat コーヒー (koohii) is… koffie!

Enfin, mocht u binnenkort in Nagasaki zijn, neem de trein naar ハウステンボス (hausu ten bosu), themapark Huis ten Bosch.

De Brit David Mitchell schreef een prachtige historische roman die op Dejima speelt: The Thousand Autumns of Jacob de Zoet, in Nederlandse vertaling De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet. Deze roman is ook in het Duits vertaald en zeker nog niet uitverkocht. Mitchell heeft zich waarschijnlijk laten inspireren door de belevenissen van Hendrik Doeff die van 1803 tot 1817 opperhoofd van de Nederlandse handelspost Dejima was.

Leenwoord? Njet!

Hebben het Nederlands, Duits, Frans… leenwoorden nodig? Sommige would-be taalbeschermers zouden daarop een duidelijk antwoord geven: Njet! Maar juist in deze context is een leenwoord erg nuttig. Het voegt, zoals alle leenwoorden, een nieuwe dimensie toe aan de woordenschat.

Njet betekent meer dan nee. Volgens de Van Dale is het een barse weigering, een categorisch nee. Een voorzichtig njet of een voorlopig njet komen we niet zo vaak tegen. Dat geldt ook voor njet in het Duits.

Een paar jaar geleden had de Telegraaf het over de toenmalige PvdA-fractievoorzitter Mariëtte Hamer:

Als Hamer nee zegt, bedoelt ze ‚njet‘

De lezers wisten zeker intuïtief, ook zonder woordenboek, wat het betekenisverschil tussen nee en njet was. Hamer zelf moest het ook weten, want zij is een gepromoveerd taalkundige.

Waar komt dit njet nu eigenlijk vandaan? Je zou kunnen denken dat sommigen uit de conservatieve hoek de sociaaldemocraten nog steeds verdenken van samenwerking met de KGB. Maar die uitspraak in de Telegraaf kwam van een partijgenoot van Hamer.

Dat de Koude Oorlog hierbij een rol speelt lijkt in ieder geval niet onwaarschijnlijk. Njet was misschien al eerder bekend, maar tijdens het conflict tussen het Oostblok en het Westblok was er vaak sprake van barse weigeringen en categorische afwijzingen. In berichten over de politiek van de Sovjet-Unie was het gebruik van njet als stijlmiddel in de krantentaal vrij productief.

Natuurlijk is dit vandaag nog steeds het geval in het nieuws over Rusland, in het Nederlands evenals in het Duits:

Chroesjtsjov + schoen + tafel = Njet. (Foto: Warren Leffler, PD)

Putin sagt “Njet”: keine Finanzhilfen für Griechenland

De ontlening kan in deze context twee verschillende functies hebben. Enerzijds is er het verschil tussen nee en nee!, en misschien speelt ook het cliché een rol: ‘Als de Rus njet zegt, bedoelt hij NJET.’ Anderzijds kan het njet gewoon aantonen dat dit nee een specifiek Russisch standpunt uitdrukt. Na het referendum van 2005 over de Europese grondwet schrok de Duitse politiek van het Nee der Niederländer en het Non der Franzosen. Omgekeerd schreef Het Laatste Nieuws onlangs over een schandalige campagne van de Duitse boulevardpers:

Bild zegt ‘nein’ tegen steunprogramma voor Griekenland

Dit waren echter spontane ontleningen. De krantenlezers begrepen meteen wat nee, nein en non in deze context moest betekenen – ook omdat ontkenningswoorden in veel (Indo-Europese) talen met een n- beginnen. Koppen zoals deze zouden waarschijnlijk niet gedrukt worden:

Nieuwe luchthaven in Istanbul: Erdoğan zegt hayır.

Onderhandelingen over wapenstilstand: ETA zegt kop.

Zonder kennis van het Turks of het Baskisch kan de lezer niet herkennen of de reactie nu een ja of een nee was, of zelfs een misschien of een ik weet niet.

Njet wordt inmiddels ook zonder verband met Rusland of de Russische taal gebruikt. Buiten deze context blijft alleen de eerste betekenis over, bijvoorbeeld in een discussie in België en in een artikel over begrotingsonderhandelingen in Duitsland – zaken die niets met Rusland te maken hebben:

Beke zegt ‘njet’ op heropening abortusdebat

Die Union sagt njet

Dit is ook de reden waarom njet wel in de Van Dale staat, en non of nein niet. Njet is een Nederlands (en Duits) woord met een bijzondere betekenis geworden. Non of nein zijn woorden uit vreemde talen die – indien nodig voor de retorica – worden overgenomen. Blijkbaar voelen zich enkele journalisten nog niet op hun gemak met njet en zetten ze het tussen haakjes: Een Nederlands woord ?? Hoe kom je daarbij? Njet, uitgesloten!

Royaal

Een royaal gebaar is eine großzügige Geste…

Jongens, wat willen jullie drinken? Ik trakteer vanavond!

We kunnen het ook een vorstelijk of koninklijk gebaar noemen en zitten dan dichter bij de oorspronkelijke betekenis van het woord.
Hè…? Zijn we weer bij het koninklijke baren (Gebären) aanbeland? Collega Philipp Krämer heeft royaal bericht over Belgische koningen en koninginnen, vorstelijke tweelingen en de etymologie van bevallen (gebären) heeft hij uitvoerig uit de doeken gedaan (haargenau erklärt).

Das Gestüt (stoeterij) Europas, zo noemde Bismarck het huis van Sachsen-Coburg und Gotha. De Coburgs hebben inderdaad royaal gezaaid en geoogst in bijna alle Europese vorstenhuizen – alleen bij de Oranjes kregen ze geen voet tussen deur.

Leopold I (George Dawe, CC-PD-Mark)

Na de succesvolle opstand tegen de protestantse Nederlanders zochten de Belgen een nieuwe heerser. Hij moest op de een of andere manier neutraal zijn – de Europese machten hadden na Napoleon behoefte aan een bufffer tussen Duitsland en Frankrijk – en Nederlands mocht de nieuwe monarch sowieso niet zijn. In Groot-Brittannië was een Coburger weduwnaar geworden, Leopold: wel Duits van geboorte maar genoeg geїntegreerd in het Britse koningshuis. Hij moest beloven een Franse (Orléans-)prinses te huwen en de kinderen in het katholieke geloof op te voeden. „Bruxelles vaut bien une messe“, zal hij gedacht hebben et voilà: de eerste koning der Belgen. De leden van het Belgische koningshuis, dat na WO I de naam Coburg afzwoor, zijn daarna altijd katholiek in het huwelijk getreden – ik noem ze niet allemaal, maar Boudewijn met de Spaanse Fabiola (Opus Dei?), Albert met de Italiaanse Dolce Paola Ruffo di Calabria (ze leerden elkaar kennen bij de opening van het Tweede Varicaans Concilie) en Filip (de huidige koning) met inheemse katholieke adel: Mathilde d’Udekem d’Acoz. Des konings zus Astrid huwde een Habsburger, uiteraard ook katholiek.

Willem van Oranje (Rijksmuseum, CC-PD-Mark)

Willem van Nassau, geboren in het Duitse Dillenburg en gezegend met de titel prins van Oranje (het prinsdom Orange – ligt bij Avignon – had hij geërfd) heeft bij minstens 4 vrouwen kinderen verwekt: Anna van Egmont van Buren, Anna van Saksen, Charlotte van Bourbon en Louise de Coligny. Anna van Saksen bedroog onze Willem met Jan Rubens (Jan wie?… ja, de vader van Peter Paul). De familie Rubens was met Oranje naar Duitsland uitgeweken en van het een komt het ander, ook toen al. Hebt u zich nooit afgevraagd waarom de Antwerpenaar Peter Paul Rubens in het Duitse Siegen ter wereld kwam? Nou daarom!

Lezers van Heinrichs Manns Henri IV (Paris vaut bien une messe) kennen de hugenootse (calvinistisch-protestantse) familie De Coligny. Uit dit laatste huwelijk van Willem werd Frederik Hendrik geboren. En die (getrouwd met Amalie zu Solms-Braunfels) huwelijkte zijn dochters doelbewust uit aan 1. de keurvorst van Brandenburg (Oranienburg), 2. de vorst van Anhalt-Dessau (Oranienbaum), 3. Wilhelm Friedrich von Nassau-Dietz (Oranienstein) en 4. de paltsgraaf Ludwig Heinrich von Simmern (Oranienhof). Ook in latere tijden zien we bij de Oranjes een voorkeur voor Hohenzollerns en andere protestantse Duitse vorstenhuisjes – maar geen Coburgs.

Irene en Carlos Hugo van Bourbon-Parma. (https://www.gahetna.nl/over-ons/open-data, CC-BY-SA-3.0-NL)

Er was er een die met de protestantse regel brak: Irene, tante van de huidige koning, werd katholiek (een orkaan in het protestantse glas water) en huwde een Bourbon (maar dat had de Vader des Vaderlands dus ook al gedaan) die aanspraak maakte op de Spaanse troon (Franco leefde nog). Ze moest afstand doen van haar rechten op de Nederlandse troon: soit!
Haar zussen Beatrix en Margriet huwden conform: Claus von Amsberg en de gewone protestant mr. Pieter van Vollenhove uit Schiedam.
De cabarettier Wim Kan verwoordde het als volgt:

„Onze prinsessen huwen al wat ons land in de loop der eeuwen heeft bedreigd: Spanje, Duitsland en Schiedam“ (jenever)

Irene beviel overigens in 1972 van een twee-eiige tweeling.

Koning Willem-Alexander chillt royaal met de katholieke Máxima. De kinderen worden in het hervormde (reformierte) geloof opgevoed.

PS  1  Vertaalprobleem
Het Nederlandse koningshuis is hervormd (reformiert). De gereformeerden (die Reformierten) hebben zich in 1886 van de Nederlands Hervormde Kerk afgescheiden. Deze kerkscheuring wordt Doleantie genoemd. In het Duits is het verschil tussen hervormd en gereformeerd niet te maken, tenzij we gereformeerd als rereformiert vertalen (maar dat maakt de zaak ook niet duidelijker).

PS  2  Simeon II, de voormalige tsaar van Bulgarije, later minister-president van het land, moest/wilde van naam veranderen. Hij kwam uit het huis Sachsen-Coburg und Gotha en heet nu Simeon Sakskoboerggotski, wist Philipp Krämer me te vertellen.

Unverständliche Nüsse und barbarische Teppiche

Niederländer – das sind die, die so seltsam sprechen. Darf man so etwas über seine Nachbarn sagen? Sicher, es klingt ein wenig herablassend. Trotzdem nennen wir ganze Völker oder Nationen exakt so. Wenn es darum geht, gemeinsame Nachbarn zu bezeichnen, dann sind sich das Niederländische und das Deutsche völlig einig:

Der Süden Belgiens spricht komisch. Der Westen der Schweiz auch. Außerdem der Süden Rumäniens, und der Westen Großbritanniens sowieso.

Die Namen all dieser Regionen, ihrer Sprachen oder Bevölkerungen gehen zurück auf eine etymologische Wurzel *wálha, die wir heute im Wort welsch wiederfinden: Wallonien (Wallonië und Waals), die sogenannte Welschschweiz (oder Romandie, nl. Romandië, also der französischsprachige Landesteil), die Walachei (Walachije) und auch Wales und Cornwall. Ursprünglich waren die Welschen Kelten, die das Lateinische annahmen. Später verbreiterte sich die Bedeutung aus Sicht der Germanischsprachigen auf alle Romanischsprachigen. Nur auf den britischen Inseln blieb der Begriff für wirklich Keltischsprachige übrig, denn dort gibt es diese Sprachen schließlich noch.

Ausgehend von „jemand, der Romanisch spricht“ entwickelte das Wort anschließend die zusätzliche Bedeutung von „unverständlich“, „fremdartig sprechend“. Das finden wir beispielsweise im Begriff Kauderwelsch wieder. Ins Niederländische ist dieser Begriff wiederum als koeterwaals mit der gleichen Bedeutung eingegangen, und zwar als Lehnwort aus dem Deutschen.

Wie das Wort vrijstaat ist Koeterwaals im Niederländischen genau genommen ein Helvetismus. Waals hat in diesem Fall nichts mit den Wallonen zu tun, so naheliegend das auch wäre. Stattdessen, so lässt sich zumindest mit einiger Wahrscheinlichkeit vermuten, steht Kauder- für die Stadt Chur in der Schweiz. Dort sprach man früher noch Rätoromanisch (heute seltener), aus Deutschschweizer Sicht also welsch und entsprechend unverständlich.

Welsche Nüsse. (Foto: A. Butko, CC-BY-SA-3.0)

Ebenso „welsch“, weil häufig aus Frankreich kommend, ist übrigens die Walnuss. Diese trägt ihren Namen in dieser Form wirklich nur in Germanischen Sprachen, die gemeinsam auf das romanische Gebiet verweisen: Nl. walnoot, norw. valnøtt, engl. walnut. Kein Wunder, dass diese Frucht auf Französisch schlichtweg noix heißt und der zugehörige Baum noyer commun: gewöhnlicher Nussbaum. Finnisch tanzt wie gewohnt aus der Reihe und sagt saksanpähkinä: deutsche Nuss. Auf Estnisch spricht man von griechischer Nuss (Kreeka pähkel), wie übrigens auch in den benachbarten und nicht direkt verwandten baltischen Sprachen.

Statue „Berbermeisje“ von Dick Loef in Den Haag. (Foto: Wikifrits, CC-0)

Das sollte den Griechen ganz recht sein, denn die Sache mit den Fremdbenennungen hatte im alten Griechenland ihren Anfang. Wer anders und unverständlich sprach, der äußerte sich mit brr-brr-Lauten und war ein Barbar. Auf gewundenen Pfaden gelangte das Wort bis nach Nordafrika, wo man am Ende auch die Berber so bezeichnete. In so manchem Wohnzimmer liegt auf dem Boden ein Barbarenteppich. Heute leben relativ viele marokkanische Einwanderer aus dieser Gemeinschaft in Belgien und den Niederlanden, die nicht (nur) Arabisch sondern (auch) Tamazight sprechen – wenn man genau hinhört, mit relativ wenig brr-brr.

Nun müssen sich die Flamen ihr Land also mit Welschen und Barbaren teilen. Trotzdem kein Grund, wie mancher Spitzenpolitiker in fremdenfeindliche Beschimpfungen zu verfallen. Die Amazight-Community bringt sich in den europäischen Gesellschaften ein und hat spannende kulturelle Beiträge zu bieten. Selbst zum Barbaren werden ist übrigens nicht so schwierig. Für Tamazight-Unterricht im Ausland kann man beim marokkanischen Staat Subventionen beantragen. In reicheren Ländern neigt man eher zu barbarischen Kürzungen in der auswärtigen Sprachpolitik – bis die eigene Sprache für andere am Ende nur noch als Kauderwelsch daherkommt.

Ik ga op reis en ik neem mee…… mijn pyjama!

We waren onlangs in Nottingham, dat weet u al. Aan het ontbijt in het hotel zagen we daar – ongelogen! – een aantal dames in pyjama! We verbaasden ons, over hun kleding, maar ook over het woord pyjama. We zijn niet voor niets taalwetenschappers…

Ik zeg namelijk /pijɑma/, met de klemtoon op de eerste lettergreep, en mijn Nederlandse collega zegt /pijama/, met de klemtoon op de tweede lettergreep. Ook in het Duits is er nationale variatie. De Duitse standaardvariant is der Schlafanzug. Dat klinkt in Oostenrijkse oren erg gek: een Anzug is een pak! Om te slapen trekken de Oostenrijkers liever een pyjama aan – en, luister maar, de klemtoon ligt op de tweede lettergreep.

De broers Hans en Henk Japing in pyjama – in de tropen

Voor de kleding die je ’s nachts draagt, zijn er nog andere woorden in het Nederlands. Een nachthemd is langer, het reikt ongeveer tot de knieën, en wordt vooral door vrouwen gedragen. Een nachtjapon, nachtpon of ook pon is ongeveer hetzelfde, maar het woord is verouderd. Mij doet het denken aan de grootmoeder van Roodkapje. Een slaapkleed is het gebruikelijke woord voor een nachthemd in België. Dat een kleed in Nederland en Belgie andere associaties oproept, las u hier al.

Het woord pyjama is via het Engels uit het Hindi in het Nederlands beland. Het van oorsprong Indiase kledingstuk (oorspronkelijke betekenis is beenbedekking) is door de Engelse kolonisten geïntroduceerd als nachtkleding. In het Engels werd, naar analogie met trousers, het meervoud de gewone vorm. In het Nederlands ontstond op basis van pyjama een splintercompositum. Door samentrekking van pyjama en short is het woord shortama gevormd, dat is een pyjama met een korte broek.

Een pyjama is, zo had ik die dames bij het hotelontbijt wel willen zeggen, kleding voor in bed. Toch kan je ook beslissen om de hele dag in nachtkleding rond te hangen – en van de dag een pyjamadag te maken. In China is het blijkbaar een oude traditie om ’s morgens nog in pyjama de deur uit te gaan om te winkelen, te wandelen of met de buren te kletsen. Of het dan werkelijk om nachtkleding gaat, of om een pyjama in de oorspronkelijke betekenis (beenbedekking, losse broek), staat niet in dit artikel. Een comité probeert nu deze gewoonte te veranderen: het zou onbeschaafd en ongeciviliseerd zijn. Misschien moet ik voortaan een kopie van dit artikel meenemen naar conferenties?