Nederlands

Beobachtungen zur niederländischen Sprache

Weer of geen weer

Puppen im Schnee (Bundesarchiv, Aktuelle-Bilder-Centrale, Georg Pahl (Bild 102), CC-BY-SA-3.0-DE)

De maartse buien hebben we gehad en april doet wat hij wil. Zo wil het het in Berlijn in deze lentemaand nog wel eens sneeuwen. Rechts: die Puppen in de sneeuw. Maar ik wil u niet vervelen (langweilen) met oma-wijsheden uit De Bilt (KNMI) of Ukkel (KMI), maar met een reeks idiomatische uitdrukkingen.

„Die Berlijners dragen allemaal mutsen!“, merkte een Nederlandse vriendin die in februari hier was, verbaasd op. Ja, nogal wiedes (logo!): de wind snerpt (schneiden) hier om je oren. Wat voor weer het ook is – het kan vriezen, het kan dooien (es kann so oder so ausgehen) – een Nederlander stapt – weer of geen weer (ganz gleich, welches Wetter) – meestal zonder hoofdbedekking maar desalniettemin goedgemutst op z’n fiets en gaat naar het werk, naar school of gewoon boodschappen doen. Maar eenieder kan op een gegeven moment in zwaar weer verkeren: dan gaat het niet goed dus. Je kunt dan wel mooi weer spelen (tun, als wäre nichts), maar een goede vriend heeft je door (durchschaut dich)!

En als het bij de zuiderburen slecht weer is, dan is het geen weer om een hond door te jagen! De uitdrukking in zwaar weer verkeren kennen de Vlamingen overigens niet, wat wellicht (waarschijnlijk) met hun geringe scheepvaartervaring te maken heeft.

De wind is het grote probleem. Hoewel die in dat landje aan de Noordzee voornamelijk uit het westen komt, heb je hem altijd van voren, lijkt het wel. Je fietst tegen de wind in; zelden heb je als fietser de wind mee (Rückenwind haben), is mijn ervaring. De wind van voren krijgen betekent in overdrachtelijke zin: eins aufs Dach kriegen.

Kent u niet ook zo iemand die met alle winden meewaait? En iemand die in Duitsland van Harz IV moet rondkomen (in NL heet dat bijstand – maar betaalt beter) gaat het bepaald niet voor de wind (ausgezeichnet, blendend). Kunnen we van Angela Merkel zeggen dat ze de wind eronder heeft (Autorität haben, Respekt einflößen)?
Wat er verder nog over winden te zeggen valt, leest u bij mijn collega. En over regen hebben we het een andere keer wel.

Joris Ivens heeft de wind gefilmd: Une histoire du vent.
Ik, gone with the wind, groet u!

Werk aan de winkel

Er is werk aan de winkel: es gibt alle Hände voll zu tun.
Een variant van deze uitdrukking er is werk aan de toko! komt minder vaak voor.

Toko in Amsterdam (Collectie SPAARNESTAD PHOTO/Jan van Eijk)

Het woord toko komt uit het Maleis en betekent gewoon winkel. Oorspronkelijk is het een Laden mit indonesischen Waren of een winkel waar van alles te koop is.
Er is werk aan de toko
betekent eveneens: es gibt alle Hände voll zu tun.

Ik wijs u hierop in verband met mijn komende blogbijdrages.
Deze blog dient enthousiaste taalleerders uit het Duitse taalgebied. We kunnen alle mogelijke talige bijzonderheden aanbieden maar dat is soms niet zinvol zonder links naar de cultuurgeschiedenis van ons kleine, maar o, zo rijke taalgebied – en naar dwars- (quer-) verbindingen…

Ik ga het de komende tijd hebben over het weer (Wetter) – maar er zitten behoorlijk wat links in naar elders: naar architectuur in Berlijn: Norman Foster, naar films van de onvergetelijke filmregisseur Joris Ivens, naar de Surinamer Lou Lichtveld (Albert Helman) en naar Hanns Eisler… u hebt dus het een en ander aan te klikken. Doen!

Durchstudieren und durchregieren

Die Hochschulen in den Niederlanden werben in letzter Zeit immer stärker um Studierende, die für den Übergang vom Bachelor zum Master an eine andere Universität wechseln. Sie machen zum Beispiel Reklame auf dem Campus der anderen Unis oder in deren Hochschulmagazinen. Uns an der exzellenten FU würde so etwas natürlich nie in den Sinn kommen.

In der Wissenschaftswelt entsteht ganz offenkundig mehr Wettbewerb. Man möchte den jungen Leuten ein besseres Angebot machen, damit sie an der eigenen Hochschule doorstuderen. Verben mit door- lassen sich im Niederländischen relativ produktiv bilden. Sie drücken eine Kontinuität aus, so wie wir es im Deutschen mit weiter- tun. Universell einsetzbar ist etwa die Konstruktion met iets doorgaan, also weitermachen. Eine Sache, die niet doorgaat, ist also beendet, abgesagt oder wird irgendwie verhindert. Besonders in Belgien steht doorgaan, wie mir meine Kolleginnen versichern, aber auch einfach nur für stattfinden. In den Niederlanden vermutet man bei einer Aussage wie het concert gaat door, dass es eine Unterbrechung gab oder dass das Konzert beinahe abgesagt worden wäre, nun aber trotzdem stattfinden kann.

Die deutsche Verbbildung mit durch- ist deutlich stärker eingeschränkt. Entweder drückt es das Durchqueren eines Raumes aus, im Wortsinne oder figurativ – eine Möglichkeit, die es auch im Niederländischen gibt. Oder aber es hat die Bedeutung von „mit großer Kraft oder Anstrengung etwas durchsetzen“. Natürlich geht auch das wieder auf eine räumliche Vorstellung zurück. Sehr bekannt wurde Angela Merkels Ankündigung, sie wolle durchregieren. Das Wort hat es inzwischen schon in den Duden geschafft und wird erklärt als „sehr konsequent, ohne Rücksicht auf Widerstände und alle Maßnahmen entschlossen durchsetzend regieren“.

Merkel beim Durchschneiden statt beim Durchregieren. (Foto: DLR, CC-BY-2.0)

Auf Niederländisch träfe Angela Merkel wil doorregeren nicht denselben Ton. Sie hätte dann beispielsweise das Ziel, wiedergewählt zu werden, also weiter zu regieren. Die niederländische Form würde vor der Wahl geäußert werden, die deutsche Form war eine Ankündigung danach – als Merkel dachte, sie könne angesichts der neu gebildeten Koalition schnell ihre Vorstellungen umsetzen. Andere Beispiele für solche Wortbildungen mit durch- sind etwa der Durchmarsch beim Skat oder etwas durchziehen, also ohne Zögern zu Ende bringen. Vorsicht übrigens beim Verb skaten, egal ob deutsch oder niederländisch: Je nach Aussprache geht es um ein traditionelles Kartenspiel oder um Sport mit einem Skateboard oder auf Inlinern. Wer die ganze Nacht doorskaten möchte, leidet entweder an Spielsucht oder ist mit enormer körperlicher Kondition gesegnet.

Bei manchen Studierenden könnte man sich durchaus wünschen, sie würden durchstudieren, also ihr Studium mit eisernem Willen schnell zum Erfolg bringen. Dabei hilft manchmal etwas Ermutigung: Ga zo door! (Dt. Weiter so!) Wer bis zum Bachelor konsequent durchstudiert, kann anschließend erfolgreich im Master doorstuderen. Wir freuen uns jedenfalls, dass Sie diesen Text durchgelesen haben und hoffen, dass Sie auch bei den folgenden Beiträgen doorlezen.

Proficiat!

Nederlanders zijn jarig terwijl Duitsers Geburtstag haben. Dat leert u al in les drie, denk ik. En daar staat dan meestal bij dat u behalve de jarige ook de familieleden dient te feliciteren. Ik ben op feestjes geweest waar ook vrienden en buren in de felicitaties deelden. Dat is misschien een beetje overdreven maar ouders, partner en kinderen (indien aanwezig) ook te feliciteren is wel zo netjes (gehört sich)! In taalleerboeken staat dan wat u moet zeggen: van harte gefeliciteerd! In het zuiden hoort men vaker: proficiat!

Bloemetje (D. Ménard, notafish, CC-BY-SA-2.0-FR)

De jarige wordt letterlijk en figuurlijk in de bloemetjes gezet (gefeiert). En al naar gelang temperament zet het feestvarken (Geburtstagskind) de bloemetjes buiten (einen draufmachen). Wordt er veel gedronken, dan is er altijd wel iemand van het mannelijk geslacht die roept dattie de bloemetjes gaat water geven (pinkeln).

Bij dat bloemetje (een bos bloemen) wil ik even stilstaan.
In de eerste plaats vanwege de mooie reclamespreuk: Zet de bloemetjes binnen! Met andere woorden: koop eens een mooie ruiker en zet die op tafel.
Ruiker? Ja, een ruiker is een bos of een boeket bloemen – in het Europese taalgebied tenminste. In Suriname is dat weer een beetje anders. Op de etymologiebank lees ik een mooi voorbeeld dat J. van Donselaar in zijn Woordenboek van het Surinaams-Nederlands (1989) bij het woord ruiker geeft:

Ik heb goed in mijn oren geknoopt dat een ruiker hier [in Ned.] een bloemstuk heet, dat groene* kaas Zwitserse kaas heet en soepgroente* peterselie (Sur. studente in Vrij Nederland 8-1-1972).

In Suriname is een ruiker dus een bloemstuk (Gesteck). Knoop dat goed in uw oren (sich hinter die Ohren schreiben)!
Een Duitse Topffrisur is een bloempotkapsel en een bloempot uiteraard een Blumentopf.

Enfin, bent u vandaag jarig? PROFICIAT!

Freie Universität Bozen

UniBozen_kl

Dreisprachigkeit, Variante I: Deutsch, Italienisch, Ladinisch. (Foto: PK.)

(einige assoziative Gedanken zum 
vorherigen Blogbeitrag von Johanna Ridderbeekx)

Was ist eigentlich „frei“ an der Universität Bozen? Zunächst einmal ist sie vrij jong. Sie wurde erst 1997 gegründet. Im Vergleich dazu wirken die anderen Freien Universitäten steinalt. Als „frei“ bezeichnet sich die Uni in Bozen aber vor allem wegen ihrer Stellung in Italien. Sie ist eine private Bildungseinrichtung und möchte vermeiden, dass der italienische Staat in die Besonderheiten Südtirols über die Hochschullehre und Forschung eingreift. Ob dieses Risiko nun gefühlt oder real ist: Die Freiheit der Universität soll davor schützen, dass die Südtiroler im Studium „zwangsitalianisiert“ werden. Entsprechend emphatisch ist die Selbstbezeichnung der Universität als „dreisprachig und interkulturell“.

Welche drei Sprachen das sind, damit geht die Universität recht flexibel um. Aufgrund der regionalen Mehrsprachigkeit in Südtirol nutzt die Universität offiziell das Deutsche, das Italienische und die anerkannte Regionalsprache Ladinisch. Letzteres spielt im täglichen Uni-Leben aber keine allzu große Rolle, außer in den direkt dafür relevanten Fächern. Zusätzlich bietet man natürlich auch viel Unterricht auf Englisch an.

Dreisprachigkeit, Variante II: Deutsch, Italienisch, Englisch. (Grafik: Uni BZ.)

So wird aus der Dreisprachigkeit eine Viersprachigkeit: Wenn man regionalpatriotisch auftreten muss, gilt die Kombination Deutsch, Italienisch, Ladinisch. Wenn man international auftreten muss, eher Deutsch, Italienisch, Englisch. Bei der Entscheidung für eines der beiden Trios ist man sozusagen auch frei.

Niederländisch bietet das Sprachenzentrum der Freien Universität Bozen übrigens nicht an. Wer das lernen oder studieren möchte, muss sich an einer der anderen freien Universitäten einschreiben.

VRIJ

Er kwamen vroeger wel eens studenten die met een Erasmusbeurs een half jaartje naar Amsterdam wilden. Op de vraag aan welke universiteit (UvA of VU) ze de voorkeur gaven, was het antwoord: aan de Vrije natuurlijk! Alsof ik verondersteld had dat een student van de Freie Universität Berlin in Amsterdam vreemd zou gaan.
Men herkent wat men kent – maar voorzichtig! Het adjectief vrij is vrij interpretabel.

De historische universiteit van Berlijn werd in 1810 op initiatief van Wilhelm von Humboldt opgericht en droeg van 1828-1946 de naam Friedrich-Wilhelms-Universität. In 1946 kreeg ze de naam Humboldt-Universität en zo heet ze vandaag nog. De HU lag echter in de Sovjet-sector van de door de geallieerden gedeelde stad. Onze alma mater, de Freie Universität, werd in 1948 met steun van de Amerikanen in de Amerikaanse sector van Berlijn (Dahlem) opgericht als reactie op de toenememende communistische invloed aan de HU. Het hoofdgebouw van de FU draagt de naam van Henry Ford. Het adjectief vrij moeten we in deze context zien.

VU – met griffioen: de VU-kip (CC-BY-SA-3.0-migrated)

De motieven van Abraham Kuyper, een dominee-politicus die ook de ARP (Anti-Revolutionaire Partij) oprichtte, om tot de stichting van een tweede universiteit in Amsterdam te komen – de Vrije Universiteit – waren van andere aard. De gereformeerden moesten een eigen universiteit krijgen, vrij van staatsbemoeienis. Tot in de jaren 70 was aan de VU deze herkomst voelbaar en voor wie er oog voor had, ook zichtbaar. Ik kwam er wel eens: in het hoofdgebouw lag het dagblad Trouw te koop (dat vond ik aan de UvA niet).
Het logo van de VU is de griffioen (Greif), in de volksmond de VU-kip. De grond waarop deze universiteit verrees, behoorde toe aan de boer Griffioen. Dat zal er iets mee te maken hebben. Meer weten? Klik de links aan en laat u verder verlinken, bv. naar Soevereiniteit in eigen kring.

En de zuiderburen?
Brussel heeft een Vrije Universiteit en een Université Libre. De laatste was er het eerst dankzij het initiatief van Pierre-Théodore Verhaegen, een vrijmetselaar (Freimaurer) en criticus van de invloed van de Rooms-katholieke Kerk. De Belgische vrijmetselarij is, evenals de Franse, anti-klerikaal in tegenstelling tot de Duitse die deïstisch is.

Genoeg voor vandaag – de komende dagen heb ik vrij!

40 dagen

Vorfreude ist die schönste Freude, dat weten ze ook in de Kerk, al gaan we daarmee misschien wat kort door de bocht (D. einen vorschnellen Schluss ziehen). Voor Kerstmis is er in elk geval de advent, en voor Pasen is er de vasten. De vasten is oorspronkelijk een periode van 40 dagen onthouding (D. Enthaltsamkeit) om tot bezinning te komen en zich te reinigen. Carnaval, dat oorspronkelijk alleen in de katholieke streken in België en Nederland gevierd werd (Aalst! Binches! Maastricht!), luidt het begin in van die karige tijd. Geen slecht idee, eigenlijk, om het af en toe met wat minder te doen.

Precies die idee grijpt ook het initiatief Dagen zonder vlees aan. Om de Vlamingen ervan te overtuigen dat een lekker menu ook vleesloos kan zijn, sporen de initiatiefnemers mensen aan om 40 dagen geen vlees te eten. Het initiatief is fel gemediatiseerd: op facebook, instagram en twitter (#dzv2015) vliegen je de vleesloze gerechten om de oren. Er zijn verschillende redenen om een tijdje vleesloos te leven – vandaag is het vooral hip om het voor het klimaat te doen. Als je je registreert op de site van Dagen zonder vlees, wordt bijgehouden hoeveel kleiner de ecologische voetafdruk wordt door deze moderne vastenactie. Het getal is exact tot op de vierkante meter (D. Quadratmeter), maar toch zou ik het met een korreltje zout nemen…

Varken (Jean Bungartz, PD)

Een dergelijke grote actie zogt ook voor nieuwe woorden. Net zoals vrijdag visdag is in de katholieke traditie, probeert één van de bezielers achter Dagen zonder Vlees, de vereniging EVA, veggiedag in te voeren voor donderdag. Hier het campagnefilmpje. Heel hip dus, om minder vlees te eten. Omdat al die hippe mensen door het instagrammen, facebooken en twitteren geen tijd meer hebben om te winkelen, smartmatten ze tegenwoordig gewoon – ze internetten hun boodschappen. Impliciete transposities te over (D. im Überfluss)! Al valt nog te bekijken of dat smartmatten zich doorzet. Zelfs in het Nederlands kan je niet aldiën of albertheynen – ook de impliciete transpositie heeft grenzen.

Westdeutschland?

In de Tagesspiegel van 17 februari 2015 citeert Ulrike Baureithel de schrijver Thomas Brussig: er werde überall auf der Welt als deutscher Schriftsteller wahrgenommen. Nur in Deutschland gelte er als ostdeutscher, obwohl es doch gar keine genuin westdeutschen Autoren gebe. 

We moeten, denk ik, meteen een verschil maken tussen de geografische en de historische betekenis van oost en west. Mij gaat het in de eerste plaats om de historische betekenis en om de vraag in hoeverre die, zoals uit bovengenoemd citaat blijkt, nog een rol speelt. Laat ik er meteen een dialoogje aan toevoegen dat ik (en ik woonde hier al toen de muur nog overeind stond, dus in Berlin-West of Westberlin) onlangs voerde met een taxichauffeur:

BRD-DDR (Alexrk2, CC-BY-SA-3.0)

ik – Wohnen Sie noch nicht so lange hier?
Nein, erst seit Januar 2014.
ik – Woher kommen Sie denn?
Ich habe lange in Westdeutschland gelebt.
ik – Aber dann kommen Sie doch aus Berlin?
Na klar! Bin hier jeboren!

Het woordje Westdeutschland „verraadde“ hem: „wij“ Berlijners gingen vroeger zelfs naar Westdeutschland als we naar München gingen. Natuurlijk was het een gok; de goeie man had net zo goed uit Flensburg (in het noorden) of Freiburg (in het zuid-westen) kunnen komen – alleen had hij dan (vermoed ik) gezegd: ich habe lange im Westen Deutschlands, in NRW, in Mönchengladbach gelebt. Een Duitser uit Bad Muskau (in het oosten) had gezegd: ich habe lange im Westen gelebt. Die had ik dus ook „herkend“. Was ik een jonge Nederlandse of Duitse van „na de muur“ geweest, was me waarschijnlijk niets opgevallen. Maar als „Berlijnse“ had ik meteen het gevoel de taxichauffeur als oer-Berlijner te herkennen.

Het standpunt (+ leeftijd) van de spreker geeft hier blijkbaar de doorslag en dat geldt ook voor de verzuchting van Brussig. Ostdeutschland zal voor veel inwoners van de oude Bondsrepubliek nog steeds DDR betekenen en misschien is dat voor vroegere DDR-burgers omgekeerd ook, zij het in mindere mate, het geval.

Maar goed, ik woonde hier dus al toen de muur nog stond en had al gauw door dat woorden en namen een politieke lading hadden, dat er een politiek verschil was tussen Berlin (West) (dat was de officiële naam voor de stad) en Westberlin (dat zeiden degenen die dit gedeelte van de stad  als het westen van de hoofdstad Berlijn (DDR) beschouwden: de DDR-pers, communisten (SEW) en sympatisanten). Zo sprak de West-Duitse pers vaak, en de Springer-Presse in de regel, van Ostdeutschland en Ostberlin om duidelijk te maken dat de DDR deel van de Bondsrepubliek was. Nog duidelijker anti was de benaming SBZ (Sowjetische Besatzungszone). Het spreekt vanzelf dat de DDR-burgers hun hoofdstad Berlin noemden (en niet zoals op het kaartje Ost-Berlin).

En ik leerde nog meer!  Een zuidelijke grensovergang voor West-Berlijners naar „Westdeutschland“ heette Dreilinden. Toen ik echter eens een visum aanvroeg voor een bezoek aan Potsdam en als grensovergang Dreilinden aangaf, keek de (DDR-)ambtenaar me niet eens aan: kenn‘ ick nich. Deze grensovergang heette (in de DDR) Drewitz! Het kwam allemaal nog goed: ik kon hem aan het verstand brengen (verklickern) dat ik een onwetende (ahnungslose) Nederlandse was. Het luisterde dus verdomd nauw (das erforderte große Genauigkeit)!

In de tuin v.d. Duitse ambassade Praag (Wegmann, CC-BY-SA-3.0)

Ook nog even herinneren aan de uitdrukkingen „Geh doch nach drüben!“ (boze West-Berlijners tegen demonstranten in het eigen stadsdeel) en „rübermachen“ (DDR-burgers over medeburgers die naar het westen gingen/vluchtten).

Nog een anekdote: avondje uit in West-Berlijn met een diplomaat van de Nederlandse ambassade in de hoofdstad van de DDR: Ga je vanavond weer terug naar de hoofdstad? vroeg ik hem (ondeugend grapje, geef ik toe). Nou, dat viel behoorlijk verkeerd: erkende ik soms Oost-Berlijn als hoofdstad van de DDR? Nee, hij ging terug naar Oost-Berlijn (zie de kaart boven). Dat is dus nooit meer goedgekomen.

Berlin, ick liebe dir!


In de Vlaamse Standaard van 25 maart las ik de kop: „Deze Oost-Duitse maatregel passeert niet“ Zo!

Foreistata

Dass der Freistaat Bayern endlich aus der Bundesrepublik Deutschland austritt und wirklich frei wird, das wünscht sich so mancher, nicht zuletzt in Berlin. Der Freistaat ist in Deutschland inzwischen fast ein Synonym für Bayern geworden. Bisher bleibt der Widerspruch gegen diese begriffliche Vereinnahmung in Thüringen und Sachsen erstaunlich gering, obwohl beide Länder sich ebenfalls Freistaaten nennen. Gerade beim selbstbewussten Bayerntum verweist man oft auf den „freien Staat“ um zu rechtfertigen, warum man sich im Föderalismus nicht immer kooperativ oder solidarisch verhält.

Hier soll es nun aber um einen anderen Freistaat gehen, nämlich jenen, der in Wirklichkeit Vrystaat heißt. Früher hieß diese Provinz in Südafrika Oranje-Vrystaat, bis man 1995 den ersten Namensanteil strich. Über den Umweg der Benennung nach dem Oranje-Fluss verwies der Name natürlich auf die niederländischen Monarchen und war im 19. Jahrhundert als Zeichen der Behauptung der Buren gegen die Briten zunächst kommod. Nach dem Ende der Apartheid war so ein deutlicher Verweis auf ehemalige Kolonialherren, egal ob Briten oder Niederländer, nicht mehr akzeptabel. Die Bedeutung des Freistaats dagegen ließ und lässt sich bestens emanzipatorisch deuten, wenn nicht ein Problem dabei bestehen bliebe: Die Benennung ist immer noch afrikaans. Die englische Bezeichnung Free State ist praktisch eine Lehnübersetzung, die demographische Mehrheitssprache Sesotho nutzt den Begriff Foreistata – ganz offenkundig ein Lehnwort mit Lautangleichung.

Der Oranje-Fluss, Namensgeber des ehem. Oranje-Freistaats. (Damien du Toit, CC-BY-SA 2.0)

Ist Foreistata durch die Anpassung an die Phonologie des Sesotho einfach ein Sesotho-Wort? Oder vererbt die Übernahme eines Wortes aus dem Afrikaans ins Sesotho dessen mitgeschleppte Kolonialität? Sollte eine Provinz, deren Mehrheit Sesotho spricht, sich eher einen Namen in dieser Sprache geben? Ja, findet jedenfalls Mathabo Leeto. Sie ist Lid van die Uitvoerende Raad (LUR, also Kabinettsmitglied der Provinzialregierung) für Sport, Kunst, Kultur und Erholung (afr. ontspanning. Berlin wäre sicher das erste Bundesland, das auf die Idee käme, eine Senatorin für Entspannung zu ernennen. Einen Partybürgermeister gab es schließlich schon.) Leetos Meinung nach sollte sich der Vrystaat einen neuen Namen suchen und nicht mehr den kolonial konnotierten Begriff auf Afrikaans nutzen. Ein Vorschlag, der durchaus zu ähnlichen Umbenennungen in den letzten Jahren und Jahrzehnten passt, als für Toponyme aus dem Englischen oder dem Afrikaans neue Bezeichnungen in den indigenen Sprachen eingeführt oder alte wieder angewendet wurden. Bei einer Provinz ist ein solches Verfahren verfassungsrechtlich schwieriger als bei einer Gemeinde oder einer Straße – und mancher in der afrikaanssprachigen Minderheit wehrt sich mit Händen und Füßen dagegen.

Die offizielle Parteilinie des ANC ist nun offenbar, die Bevölkerung selbst um Vorschläge zu bitten (bei dieser Gelegenheit: Wie heißt die Bevölkerung der Provinz Freistaat auf Deutsch? Freistaater/innen, Freistaatler/innen, gar Freistaatliche oder Freistaatische?) Als Vorschläge für eine Umbenennung seien auch englische Namen willkommen. Fragt sich, welcher englische Name anstelle von Free State nun besser wäre, und wie man damit der kolonialen Namenssymbolik entkommt.

Der Freistaat in Südafrika. (Htonl, CC-BY-SA 3.0)

Dass ein vrystaat oder vrijstaat nicht automatisch frei und antikolonial sein muss, beweist ein anderes Kapitel der Geschichte. Die Privatkolonie des Belgierkönigs Leopold II. wurde auch Kongo-Vrijstaat genannt, bzw. auf Französisch Etat indépendant du Congo. Von echter Unabhängigkeit konnte in der Kolonie natürlich nicht die Rede sein.

So oder so zieht der Begriff Freistaat eine lange Entlehnungsgeschichte hinter sich her. Am Anfang von Free State ebenso wie Vrystaat und dem zugrundeliegenden niederländischen Vrijstaat lag das deutsche Wort Freistaat, ein sprachpuristischer Gegenvorschlag für das lateinische Wort Republik. Der Kongo-Freistaat war das exakte Gegenteil, nämlich Privatbesitz des Monarchen. Ein wenig fühlt sich auch der Freistaat Bayern so an. Doch wer hat’s erfunden? Richtig: die Schweizer! (Siehe die schöne Darstellung von Johannes Merz, S. 128.) Deren Anteil an der Kolonialgeschichte Südafrikas dürfte nicht überwältigend groß sein, aber in der Gegenwart sorgen die Eidgenossen des 18. Jahrhunderts mit ihrem Freiheitsdrang gegen die nördlichen Nachbarn nun für postkolonialen Wirbel. Ob die Umbenennung des Vrystaat wirklich eine res publica wird, ob sich also die Öffentlichkeit für die Angelegenheit interessiert und sich an dem Prozess beteiligt, muss sich noch herausstellen.

Pardaf! Een boekenweekgeschenk

De boekenweek is voorbij, het boekenweekgeschenk gelezen. Dimitri Verhulst schreef „De zomer hou je ook niet tegen“, recensies vind je op nu.nl of bij het literair weblog Tzum. Hier gaat het niet om de literaire kwaliteiten van het boekje, maar – uiteraard – om de taal. Dat maakt ons niet uniek: in deze recensie wordt de taal van dit boek zelfs de hoofdpersoon genoemd – bedoeld wordt de beeldenrijkdom in de taal. Ook over een woord op de eerste pagina, zonerig, is al inkt gevloeid – figuurlijk dan, Marc van Oostendorp vlogde erover op Neder-L (bloggen met een video, zo modern zijn wij nog niet). Want hoewel zonerig een neologisme is, begrijp je (als moedertaalspreker?) onmiddellijk waarover het gaat. Je kent zoon en ook het achtervoegsel – erig. En omdat – erig, zo zegt Marc van Oostendorp, meestal aan negatief geconnoteerde woorden wordt gehecht, krijgt ook zoon hier een negatieve bijklank.

Leuk toch, taalwetenschap! Verhulst is een Belg, geboren in Aalst. Uiteraard hebben we dus ook kenmerken van het Belgisch Nederlands (BN) gevonden. En omdat we variatie een spannend thema vinden, …

Kijk eens naar eens in deze Verhulstiaanse passage:

Ikzelf had nooit geweten hoe dat precies moest, naar iets kijken voor het laatst. Niet naar de skyline van een stad die ik verliet, niet naar een woning eens de huur afliep, niet naar mijn vader toen die stierf (p. 44).

Geen Vlaming die beseft – oké, geen *gemiddelde* Vlaming die beseft dat dit Belgisch Nederlands is. Eens wordt in België vaak gebruikt als voegwoord in de betekenis van zodra. Het valt een (gemiddelde) spreker niet eens op dat eens Belgisch Nederlands is, laat staan dat een spreker het zou kunnen of willen vermijden. Is dat gebruik dan standaardtaal? Taaladvies kent eens als voegwoord de status „onduidelijk“ toe. In deze categorie belanden de woorden en constructies die volgens Taaladvies weliswaar geen standaardtaal zijn maar toch door veel standaardtaalsprekers gebruikt worden. Net omdat het veel sprekers niet opvalt, kan eens als voegwoord lang onder de radar blijven en een erg ruime verspeiding krijgen.

Dat is toch even anders voor het lexicon. In een tekst uit België of in een gesprek met Belgen vallen Belgisch-Nederlandse woorden snel op. En intussen zijn er zo een paar „geliefde Belgische woorden“ ontstaan. Guus Bauer schrijft in zijn recensie bij Tzum :

Er zitten voor de Nederlandse lezers natuurlijk typische Vlaamse termen in zoals ‘vaneigens’ ,‘kwijtspelen’ en ‘goesting’. Kom maar op, zou ik zeggen.

Een typisch Nederlandse reactie, zou ik zeggen – enerzijds omdat de woorden opgevallen zijn en anderzijds omdat ze positief opgevallen zijn. Nog een paar andere lexicale eigenheden in Verhulsts boekenweeekgeschenk willen we de lezer niet onthouden. Bij een glaasje wijn eet Pierre graag een olijfje en gemarineerde ajuintjes. Geen wonder dat Verhulst voor dit Belgisch-Nederlandse woord kiest, hij is bovendien zelf een ajuin (D. Zwiebel), zo noemen we inwoners van Aalst – en bij uitbreiding ook wie er geboren is. Een schotelvod (p. 47) is Belgisch Nederlands (BN) voor een vaatdoek: het doekje dat je gebruikt als je afwast. Het komt ook voor in uitdrukkingen: bijvoorbeeld zo slap/bleek/flauw als een schotelvod (dat zou je in het Duits bijvoorbeeld Kreislaufbeschwerden kunnen noemen).

Genoeg voorbeelden. Maar we willen niet misleiden: het is niet zo dat in het hele boek of overal waar het kan typische BN-woorden worden ingezet. Zou de Belgische variant enkel bewust gebruikt worden om zo voor een zeker „couleur locale“ te zorgen? Als het ware om in te spelen op de wens van Guus Bauer en bij uitbreiding veel Nederlanders?

Ook het grappig klinkende pardaf (p. 80) zou je dan zo kunnen verklaren: mijn Nederlandse collega kon er niets mee aanvangen maar het deed mij denken aan het kinderliedje De rups pardiepardaf (de rups – D. die Raupe). Pardaf is, zo vind ik in de etymologiebank, een nevenvorm van pardoes (plötzlich), gevormd als onomatopee, een klanknabootsing (D. pladauz, pardauz; merk op: metathesis van l/r). In Vlaanderen is het gebruikelijk, in Nederland (en in Duitsland) niet.

Feit is dat je het boekje op een metroritje in Berlijn uit hebt, en in een mum van tijd – pardaf – materiaal voor een blogje verzamelt.